Hans Grünfeld en Frank Meens over de uitdagingen bij industriële verduurzaming
19-11-2024 | Auteur: Ellis Bloembergen | Beeld: Ton Zonneveld
De kans dat Nederland in 2030 de klimaatdoelen van Parijs haalt, is minder dan 5 procent, zo becijferde het Planbureau voor de Leefomgeving eind oktober. Hoe treurig dat ook is, het helpt niet als het kabinet gaat broeden op nieuwe maatregelen, stellen kenners Hans Grünfeld en Frank Meens. ‘Die verlammen alleen maar. Focus liever op het wegnemen van bekende knelpunten en zorg voor een uitnodigend investeringsklimaat.’
Hans Grünfeld is directeur van de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW), kenniscentrum en belangenbehartiger voor de zakelijke grootgebruikers van elektriciteit, gas en water. Frank Meens is commercieel directeur voor de zakelijke markt van energiebedrijf Vattenfall. Beide mannen treffen elkaar in het Koetshuis van Nyenrode Business Universiteit, na afloop van een kennisevent over decarbonisatie van de industrie, georganiseerd door Vattenfall. Grünfeld was hier gastspreker. Hij ging in op de uitdagingen van de energietransitie en welke barrières de industrie momenteel ervaart bij het terugdringen van hun CO2-uitstoot.
Hoe staat het met de CO2-reductie in de Nederlandse industrie?
Grünfeld: ‘De situatie is zorgelijk. In 2030 moet Nederland volgens de Klimaatwet 55 procent minder uitstoten dan in 1990. De CO2-uitstoot voor de industrie mag in dat jaar nog 29,1 megaton zijn. Ongeveer twee derde van deze beoogde uitstootvermindering is bereikt. Het wordt lastig de resterende 30 procent te realiseren, zo blijkt uit onderzoek van de RVO, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Als we inzoomen op de plannen om de CO2-uitstoot verder te reduceren, is een deel waarschijnlijk uitvoerbaar. Voor deze plannen zijn bedrijven nog in gesprek met de overheid over de uitvoering. Er zijn echter ook plannen die vastlopen op praktische problemen, zoals vergunningen en stikstofruimte. Daarnaast is er nog 4 megaton waarvoor helemaal geen plannen bestaan.’
Meens: ‘Alle aandacht is nu gericht op 2030. De industrie haalt haar doelstelling dat jaar waarschijnlijk niet, maar daarna zal het hard gaan. We lopen nu aan tegen grenzen en belemmeringen die niet morgen zijn opgelost. Het kost tijd om het elektriciteitsnet te verzwaren, windparken te bouwen en een nieuwe infrastructuur rondom waterstof te realiseren.’
Wat zijn de grootste belemmeringen voor de industrie om te verduurzamen?
Grünfeld: ‘Zeer problematisch zijn de hoge energiekosten. De elektriciteitsprijzen zijn te hoog en de nettarieven liggen in Nederland aanzienlijk hoger dan in omringende landen. Vooral energie-intensieve bedrijven kampen hiermee. Niet alleen de traditionele industrie maar ook nieuwe, innovatieve producenten van duurzame vliegtuigbrandstoffen en elektrolysers. Daarnaast stellen bedrijven grote investeringen uit vanwege onzekerheid over de benodigde infrastructuur. Het elektriciteitsnet is overbelast. Waterstof- en CO2-netwerken komen moeilijk van de grond. Ook zorgen onduidelijke regelgeving en moeizame vergunningsprocedures voor onzekerheid bij investeerders. Tenslotte zijn er ongunstige marktcondities, zo is de prijs voor groene waterstof nog te hoog.’
Welke rol wil Vattenfall spelen bij de energietransitie?
Meens: ‘Vattenfall heeft als doel om in 2040 netto-nul CO2 uit te stoten. In 2030 willen we ongeveer zes megaton van onze CO2-uitstoot hebben gereduceerd, een reductie van bijna 65 procent ten opzichte van afgelopen jaar. Het gaat daarbij niet alleen om onze eigen uitstoot. Het grootste deel ervan, ongeveer 65 procent, is uitstoot van onze klanten door met name verbranding van aardgas. Die doelstelling is uitdagend. Enerzijds gaan we meer dan de helft van de gasactiviteiten afbouwen, anderzijds willen we zorgen voor continuïteit in de dienstverlening aan klanten en zelf financieel gezond blijven.
We houden ons daarom steeds vaker bezig met het begeleiden van klanten in die transitie. Daarnaast spelen we natuurlijk een belangrijke rol bij de productie en levering van energie uit hernieuwbare bronnen. We investeren fors in wind- en zonneparken; zo hebben we onlangs de aanbesteding voor IJmuiden Ver gewonnen, waarbij een belangrijk onderdeel de productie van groene waterstof is, waar Hans het net over had.’
Doen bedrijven genoeg hun best om te verduurzamen?
Meens: ‘Ja, dat denk ik wel, maar tegelijkertijd sturen we er bij onze klanten ook steeds meer op. De balans is daarin soms uitdagend. Sommige partijen willen graag, maar kunnen niet vanwege capaciteitsproblemen op het elektriciteitsnet. Desondanks ziet Vattenfall mogelijkheden. Voor 2030 denken we door alleen elektrificatie van de warmtevraag nog een CO2-reductie van 0,5 tot 0,9 megaton te realiseren in ons klantenportfolio. Sommige klanten hebben nog geen verduurzamingsplan, omdat ze de investering te groot vinden of omdat ze andere prioriteiten hebben. Wij proberen die ondernemers ervan te overtuigen dat verduurzamen loont. Als ondernemers geen zwaardere elektriciteitsaansluiting krijgen, kijken we naar de mogelijkheden achter de meter. Soms kunnen ze hun zelf opgewekte zonne-energie efficiënter inzetten in hun bedrijfsproces en het overschot aan elektriciteit opslaan in een batterij.’
Het verzwaren van het elektriciteitsnet kan jaren duren. Wat kunnen netbeheerders in de tussentijd betekenen voor bedrijven?
Meens: ‘We praten met netbeheerders om meer oplossingen te krijgen voor de beperkte capaciteit op het net. Dat doen we bijvoorbeeld met capaciteitsbeperkende contracten. Daarbij spreken bedrijven af dat ze op bepaalde tijden geen of minder elektriciteit afnemen – ze worden daarvoor financieel beloond. Netbeheerders staan daar welwillend tegenover. Als energiebedrijf spelen we een belangrijke rol in de uitvoering van deze contracten en de financiële afwikkeling ervan. Voor enkele grote klanten werkt het al, we zijn nu hard aan het werk om deze nieuwe diensten op te kunnen schalen.’
Grünfeld: ‘Netbeheerders zouden hun communicatie nog wel kunnen verbeteren. Als een bedrijf een capaciteitsbeperkend contract wil afsluiten met een regionale netbeheerder, moet deze netbeheerder dit vaak afstemmen met TenneT. Dat is lastig. Ik ken bedrijven die nieuwe installaties hebben neergezet om flexibeler elektriciteit af te nemen, maar vervolgens de grootste moeite hebben om een passend contract te krijgen. Je zou een proactievere houding van netbeheerders mogen verwachten. Louter meedelen dat er geen capaciteit is, kan niet in deze tijd. Denk mee, ga op zoek naar maatwerk-oplossingen, zoals een capaciteitsbeperkingscontract.’
Welke alternatieve opties heeft de industrie nu grootschalige elektrificatie lastig is?
Grünfeld: ‘De meest realistische oplossing voor de korte termijn is Carbon Capture Storage (CCS). Daarbij worden broeikasgassen uit schoorstenen opgevangen en ondergronds opgeslagen. Het eerste CO2-afvangproject Porthos is in ontwikkeling. Dat is reeds uitverkocht. Het was relatief klein. Volgend jaar wordt een investeringsbeslissing genomen over een groter project, Aramis. Daarmee kunnen tientallen megatonnen CO2 worden opgeslagen in lege gasvelden onder de Noordzee. Er heerst echter onzekerheid bij bedrijven. Komt er een infrastructuur die de grote uitstoters verbindt met de opslagplekken? Zo ja, hoe wordt dat gereguleerd en onder welke voorwaarden? Belangrijk is ook de risicoafdekking. Een afnemer moet er zeker van zijn dat de CO2 wordt afgevangen, getransporteerd en opgeborgen. Mocht er ergens in de keten iets misgaan, dan moet hij niet geconfronteerd worden met hoge kosten voor die grote CO2-uitstoot.’
Meens: ‘Een probleem bij het Aramis-project is dat de eerste gebruikers relatief hoge kosten zullen betalen omdat deze grootschalige infrastructuur in het begin onderbenut is. Voor deze first movers zou overheidssteun beschikbaar moeten zijn om de aanlooprisico’s te dekken.’
Het aanvankelijke enthousiasme over een waterstofeconomie lijkt te zijn verstomd. Hoe komt dat?
Grünfeld: ‘De normen waaraan waterstof voor gebruik in de industrie moet gaan voldoen, zijn te strikt. De focus ligt op groene waterstof, die verkregen is uit duurzame energie. Maar die markt is er nog niet. De hoge prijzen voor duurzame energie, extra aansluitkosten bij TenneT en dure elektrolysers maken waterstofproductie momenteel onaantrekkelijk. Er zou meer ruimte moeten zijn voor alternatieven. Waarom mag de industrie in de tussentijd geen gebruikmaken van blauwe waterstof, die wordt geproduceerd uit aardgas, waarbij de vrijkomende CO2 wordt afgevangen en opgeslagen?’
Meens: ‘De grootschalige productie van waterstof zal naar verwachting na 2030 op gang komen. Er is nu een patstelling: fabrikanten van elektrolysers wachten op meer bestellingen om prijzen te verlagen, terwijl potentiële afnemers wachten op lagere prijzen voordat ze bestellen. Ook eindgebruikers stellen contracten uit omdat ze verwachten dat waterstof later goedkoper wordt. Desondanks zijn er partijen die investeren in waterstofproductie. Vattenfall heeft bijvoorbeeld samen met de Deense investeerder CIP een vergunning gekregen voor de bouw van windpark IJmuiden Ver Beta, goed voor een vermogen van 2 GW. Het project omvat ook een drijvend zonnepark van 50 MW. We zullen in Rotterdam een waterstoffabriek bouwen waar de opgewekte elektriciteit wordt omgezet in groene waterstof. Maar we proberen meer stappen te zetten. Zo investeert Vattenfall samen met Shell en de Zweedse airline SAS in de productie van synthetische vliegtuigbrandstof, die wordt gemaakt van afgevangen CO2. Dit is nog geen definitieve oplossing voor de luchtvaart, maar is wel een stap in de goede richting. Het is bij innovatieve, grote investeringen essentieel dat energiebedrijven en de industrie de handen ineenslaan. Partnerships zijn cruciaal in de energietransitie.’
Waarom koos Vattenfall voor het Duitse chemiebedrijf BASF bij de bouw van windpark Hollandse Kust Zuid? Daarmee stroomt de op de Noordzee opgewekte windenergie naar de Duitse markt.
Meens: ‘We hebben veel Nederlandse bedrijven gepolst of ze mee wilden investeren in Hollandse Kust Zuid, het eerste windmolenpark ter wereld dat zonder subsidies werd gebouwd. Op dat moment was er geen bereidheid bij Nederlandse partijen om de stap te zetten en het partnership aan te gaan, mede door de destijds fluctuerende energiemarkt. BASF wilde wel een deel van het risico dragen. Het bedrijf wil de hernieuwbare energie onder meer inzetten bij de productie van groene waterstof op het chemiecomplex van BASF in Antwerpen. Maar BASF heeft ook verschillende operaties in Nederland. Met dergelijke kapitaalkrachtige partijen heeft Vattenfall meer mogelijkheden om nieuwe investeringen te doen. Ik ben ervan overtuigd dat we bij de bouw van ons volgende windpark, IJmuiden Ver, wel Nederlandse partijen kunnen interesseren. Die elektriciteit is nadrukkelijk beschikbaar voor systeemintegratie-projecten in Nederland.’
Grünfeld: ‘Ik begrijp het besluit vanuit Vattenfall. Maar het is wel zuur dat er voor het transport van de elektriciteit infrastructuur moet worden bijgebouwd. Die wordt betaald door de Nederlandse industrie, door mijn achterban. Deze ondernemingen plukken er vervolgens niet de vruchten van. De overheid zou bij tenders voor een windpark strengere voorwaarden mogen hanteren. Door bijvoorbeeld af te dwingen dat bij een investering op zee ten minste een deel van die duurzame energie ten goede komt aan de Nederlandse industrietransitie.’
Omdat Nederland ver verwijderd is van de klimaatdoelstellingen in 2030, wil het kabinet aanvullende maatregelen nemen. Waar heeft de industrie behoefte aan?
Grünfeld: ‘De weg is helder. Het kabinet moet vooral bestaande knelpunten wegnemen. Investeer dus fors en snel in netverzwaring, maak nettarieven goedkoper en zorg dat CCS mogelijk wordt. De industrie heeft daarnaast behoefte aan duidelijkheid – dat komt het investeringsklimaat ten goede. Welke infrastructuur gaat er komen, onder welke voorwaarden en tegen welke tarieven? Zelfs als de overheid nee zegt tegen bepaalde plannen, helpt dat bedrijven. Ze kunnen hierop anticiperen en bedenken hoe ze dan wel hun CO2-uitstoot moeten verminderen.’
Meens: ‘Om werkelijke systeemveranderingen te realiseren, zou de overheid een deel van het kredietrisico moeten overnemen bij grote investeringen in windparken, elektrolysers en waterstofnetwerken. Dit maakt het voor bedrijven en andere investeerders makkelijker om in te stappen.’
Grünfeld: ‘Ik zou het kabinet aanraden om het veto terug te draaien op het voorstel van de voormalige president van de Europese Centrale Bank Mario Draghi. Hij pleit voor een EU-investeringsfonds dat, vergelijkbaar met de Amerikaanse Inflation Reduction Act, de groene transitie moet versnellen. Met een grote pot geld wil hij de Europese industrie versterken in cruciale sectoren zoals batterijproductie, waterstof en hernieuwbare energie. Die Europese schaal is hard nodig om kosten te verlagen.’
Welk knelpunt zou het kabinet snel kunnen oplossen?
Grünfeld: ‘In het regeerakkoord is afgesproken dat het investeringsklimaat zal worden verbeterd en dat er een gelijk speelveld in Europa zal worden gecreeerd. Het is al lang bekend dat de hoge netkosten een acuut probleem zijn voor grootverbruikers. De tarieven liggen hier hoger omdat Nederland een kortingsregeling afschafte terwijl dat over de grens niet gebeurde. De hoge netkosten zouden morgen kunnen worden opgelost. Helaas moeten we wachten tot het voorjaarsoverleg.’
Meens: ‘Het voorjaarsoverleg wordt belangrijk. Dan worden de aanbevelingen bekend van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO). Mogelijk komen er oplossingen voor financiering van de elektriciteitsinfrastructuur en andere knelpunten.’
Wat gebeurt er als dit kabinet niet adequaat genoeg optreedt?
Grünfeld: ‘Dat is eenvoudig. Bedrijven zullen uit ons land verdwijnen. Dit is niet alleen slecht voor de werkgelegenheid, maar ondermijnt ook de ambities voor een circulaire economie. Je hebt lokale industrie nodig om kringlopen te kunnen sluiten. Als bedrijven uitvallen, raakt dat een hele keten.’
Meens: ‘Het kabinet kan er uiteindelijk niet omheen. Men moet wel handelen in het algemeen belang. En uiteindelijk wordt het kabinet ook door Europese wetgeving gedwongen om mee te bewegen.’
Hoe zal de energietransitie de komende jaren verlopen?
Grünfeld: ‘We staan op een belangrijk kantelpunt. Als we nu niet doorpakken, glijden we verder af van de doelstellingen en zal Nederland de-industrialiseren. Een onwenselijk scenario. We kunnen veel beter onze kansen benutten. Nederland heeft een sterke uitgangspositie om te transformeren tot een duurzame economie. We zijn goed gesitueerd, hebben de juiste kennis en kunnen goed samenwerken. Dat betekent wel dat we heel snel de barrières weg moeten nemen. Het zou helpen als we met elkaar een wat positiever beeld van de industrie creëren. De industrie wordt vaak gezien als onderdeel van het probleem, terwijl we juist onderdeel van de oplossing zijn.’
Meens: ‘Ik ben ervan overtuigd dat we de omslag op tijd zullen maken en dat de energietransitie succesvol zal zijn. Mede door het aangescherpte Europese emissiehandelssysteem ETS, waardoor het voor bedrijven steeds duurder wordt CO2 uit te stoten, zullen er nieuwe duurzame bedrijfsmodellen ontstaan. Sommige bedrijven gaan hun productieprocessen aanpassen of andere producten maken. Het innovatieve vermogen van de sector wordt pas echt zichtbaar als de druk toeneemt.’
Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 10 2024.
Dit artikel is voor het laatst aangepast op 19-11-2024