Shell Chief Technology Officer Gerald Schotman over R&D Shell strategie
22-12-2010 | Interviewer: Cees de Boer | Auteur: Paul Groothengel | Beeld: Maurits Giesen
Gerald Schotman is net terug uit de Verenigde Staten, waar hij namens Shell een overeenkomst ondertekende met het fameuze Massachusetts Institute of Technology, beter bekend als MIT. Afspraak is om gezamenlijk 25 miljoen dollar te investeren in onderzoek naar innovatieve, duurzame technologieën om energiebronnen op te sporen, energie op te slaan en te transporteren. ‘Met deze overeenkomst wil Shell voorop blijven lopen in R&D Shell en technologisch leiderschap.
Shell Chief Technology Officer Gerald Schotman
We focussen op uiteenlopende gebieden: van biobrandstoffen tot verbetering van de efficiency van brandstoffen, van toepassingen van nanotechnologie tot carbon management', aldus Gerald Schotman, sinds vorig jaar CTO van Shell en al een kwart eeuw actief bij de oliemaatschappij. De deal met Shell is tekenend voor de ‘open innovatieagenda' die Schotman nastreeft. Want de wereld vraagt om nieuwe, duurzame energie-oplossingen en zolang niemand weet welke dat precies zijn, zet Shell vol in op Research & Development die zich richt op zowel fossiele als alternatieve brandstoffen.
U beheert als Chief Technology Officer en Hoofd R&D Shell een jaarbudget van 1,1 miljard dollar. Hoe bepaalt Shell de hoogte van dit budget? ‘We kijken naar wat we willen bereiken in de nabije en verre toekomst: wat moeten we nu doen om in 2050 te staan waar we willen staan? Ons Research & Development budget, het hoogste in de sector, is geen vast percentage van bijvoorbeeld onze omzet. Wij hanteren een bepaald wereldbeeld, en daar vloeien strategische keuzes uit voort. Het is ons uitgangspunt dat de vraag naar energie wereldwijd sterk blijft groeien in de komende decennia. Niet alleen omdat de bevolkingsaantallen stijgen - van zes miljard mensen nu naar negen miljard in 2050 - maar ook omdat de energiebehoefte per hoofd van de bevolking sterk gaat toenemen.
Neem China. Per duizend inwoners telt dat land nu minder dan 30 auto's, tegen 750 in de VS. Daar zit dus nog enorm veel groei in. Ik ga ervan uit dat de industrie te zijner tijd aan die stijgende energievraag kan voldoen, maar daar zullen we hard aan moeten werken. Binnen Shell is ons scenario dat de wereld in 2050 voor 70 procent van de energiebehoeften gebruik zal maken van fossiele brandstoffen en kernenergie, en voor de resterende 30 procent van een mix van renewables als biobrandstoffen, waterstof, wind- en zonne-energie. De wereldwijde energiebehoefte is dan, vergeleken met nu, verdubbeld.'
Shell nam vorig jaar afscheid van wind- en zonne-energie. ‘Dat is iets te kort door de bocht. We blijven name lijk wel actief in de exploitatie van een aantal windparken, zij het voorlopig zonder grote investeringen. Wij vinden dat de kosten van zonne- en windenergie momenteel niet opwegen tegen de baten. Ik houd een slag om de arm; het is mogelijk dat we over een aantal jaren wel weer in windenergie stappen. Nu kunnen we daarin dus geen vooraanstaande rol spelen en dan kun je er maar beter pas op de plaats maken. Maar we blijven bijvoorbeeld wel investeren in biobrandstoffen.
Wat betreft de eerste generatie biobrandstoffen, die verkregen worden uit voedselgewassen: vorig jaar hebben we negen miljard liter in de markt gezet. Daarmee zijn we op dit terrein de grootste ter wereld. We zitten nu in de overgangsfase naar de tweede generatie biobrandstoffen, die niet ten koste gaan van de productie van voedselgewassen. Denk aan enzymen die stro of ander restafval afbreken, olie die uit algen wordt geperst, houtsnippers die in vloeibare brandstof worden omgezet. De recente joint venture met het Braziliaanse Cosan, een van de grootste producenten van bio-ethanol ter wereld, is illustratief voor onze strategie; met deze deal winnen we direct twee miljard liter aan biobrandstoffen. We werken op gebied van ethanol ook samen met andere partners, zoals biobedrijf Codexis. Deze tweede generatie biobrandstoffen heeft een lagere CO2-emissie en vormt wat ons betreft een duurzame alternatieve bron van brandstof.'
Aan welke activiteiten besteedt Shell het R&D budget? ‘Allereerst aan zaken die om technologie gaan. Die worden steeds belangrijker, en dat maakt mijn baan ook zo spannend. Kunnen we processen beter meten, zijn er andere of betere manieren om onbereikbaar geachte olie toch omhoog te halen? Essentieel, als je weet dat er tot zeventig procent van de olie achterblijft in reservoirs omdat we er simpelweg niet economisch bij kunnen. Naast de techniek gaat ons R&D-geld naar projecten en de uitvoering daarvan, vaak samen met derden. Tot slot gaat het bij de aanwending van ons R&D-budget om het wereldwijd verspreiden van lessen en ervaringen binnen Shell, waarop we dan met succes kunnen voortborduren.'
Als we kijken naar vormen van energie, kiest u dan voor R&D in fossiele brandstoffen, of met name voor de verdere ontwikkeling van renewables? ‘Het is én-én. Want het is onze overtuiging dat je alle vormen van energie nodig zult hebben om straks te kunnen voorzien in de mondiale behoefte. We werken dus aan beide vormen en zetten bij elke vorm in op meerdere opties tegelijkertijd. Natuurlijk zal er straks een groot aantal meer speculatieve opties in de prullenbak belanden, maar wij willen er zeker van zijn dat we de juiste opties in huis hebben. Vergelijk het met een paardenrace: pas vlak voor de finish weet je welke paarden voor liggen, maar je moet inzetten voordat de wedstrijd begint.
Wat betreft fossiele brandstoffen proberen we om meer uit de bestaande oliereservoirs te halen. Het winningspercentage ligt nu gemiddeld op 35 procent. Onder de noemer Enhanced Oil Recovery ontwikkelen we technieken om lastig winbare olie uit de grond te halen, bijvoorbeeld olie die heel dik en stroperig is. Maar de echte creativiteit zit 'm voor ons, en ook voor onze concurrenten, op termijn in de toepassingen van de alternatieve, duurzame energiebronnen. Temeer omdat overheden en consumenten steeds hardere eisen zullen stellen aan de duurzaamheid van hun energie, en hoe zij die geleverd krijgen; die eisen en wensen verschillen overigens sterk per regio, dat zien we nu al.'
Maar u onderschrijft de veelgehoorde opvatting dat ooit de olie toch echt op raakt? ‘Door die nieuwe winningstechnieken schuiven we dat moment voor ons uit, maar velden zijn op de lange duur wel eindig. Wat betreft gas denk ik overigens dat er nog voor zeker 250 jaar aan voorraden aanwezig is bij het huidige consumptieniveau. Hoe dan ook, alternatieve vormen van energie zullen op termijn concurrerender worden, in ieder geval vanuit economisch en duurzaam perspectief. De uitdaging is en blijft om die nieuwe energievormen op een efficiënte en milieuvriendelijke manier naar de consument te transporteren. Toen ik in 1984 afstudeerde aan de TU Delft, rekende ik als grondmechanicus al mee aan doorrekeningen over de haalbaarheid van windmolens. Pas nu heeft deze vorm van energie voldoende schaalgrootte bereikt. Dat heeft dus al met al erg lang geduurd. En de feiten zijn dat de energiedichtheid van renewables fors lager is dan die van fossiele brandstof. En dat de kosten van energiewinning via windparken in zee nog steeds relatief hoog zijn.'
Zijn er nog meer opties waar u naar kijkt, nog meer ‘paarden' die aan de race meedoen? ‘Zeker. wij kijken heel sterk naar de wijze waarop energie samenhangt met transport, met opslag en met conversie. Neem e-mobility. Ik weet niet hoe groot dat wordt, maar wel dat ze daar in landen als Duitsland en China erg mee bezig zijn. Hoe kom je aan de energie voor elektrisch rijden? Bijvoorbeeld via zonne- of windenergie, maar dergelijke energievormen zijn er niet altijd.
Hoe ga je om met die fluctuaties? Wij onderzoeken hoe je grote hoeveelheden energie milieuvriendelijk kunt opslaan, zodanig dat je die ook weer snel beschikbaar kunt maken zonder gebruik van een batterij of accu. Je kunt dan denken aan chemische oplossingen, zoals opslag via waterstof. Voor dergelijke toepassingen moet je technieken combineren. Wij hebben die technieken in huis, en in de integratie daarvan, de interplay, zien wij veel mogelijkheden om waarde toe te voegen. Verdere opties zijn er niet. Onze uitdaging ligt niet in het vinden van compleet nieuwe energiebronnen, maar vooral in het beter benutten van bestaande bronnen. Zo weten we dat de zon vele malen meer energie geeft dan we ooit nodig hebben, maar de hamvraag is hoe we die fotonen ooit op een fatsoenlijke, efficiënte en betaalbare manier naar de consument kunnen krijgen.'
Over betaalbaar gesproken: wat gaat er gebeuren met de prijs van energie, op de langere termijn? ‘Dat vind ik heel moeilijk te voorspellen. Zelfs als het aandeel van renewables inderdaad stijgt naar dertig procent van het totaal, en de consument die energie op een efficiënte en milieuvriendelijke wijze geleverd krijgt, is het onwaarschijnlijk dat de prijs van energie - in welke vorm dan ook - omlaag gaat. Volgens iedere economische wet stijgt immers de prijs van goederen naarmate ze schaarser worden. De buitenwacht gaat ervan uit dat oliemaatschappijen meer winst maken als de benzineprijs aan de pomp hoger is. Onzin, want onze kosten om die energie te leveren stijgen ook, soms meer dan evenredig. Maar het gaat om veel meer dan prijs, ook bij de keuze voor energievormen. Wij kijken dan naar de mix van de drie A's: Acceptable, Accessible en Affordable.'
Voor welke energievormen gaat dit adagium nu op? ‘Gas voldoet hier momenteel het beste aan, daarom staat de toepassing van gas nu bovenaan onze agenda. Bovendien is gas een geweldig intermediair in de conversie naar bijvoorbeeld elektriciteit. Het is een makkelijke schakelaar, veel energieoplossingen hebben wel een gascomponent. Het werkt ook goed als buffer om de snelle fluctuaties van wind- of zonneenergie op te vangen. Gezien dat belang onderzoeken we nu wat we noemen onconventioneel gas. Dat zit in heel dichte aardlagen waarbij de gasmoleculen zonder hulp niet of nauwelijks door het gesteente kunnen bewegen.
We moeten veel moeite doen om dat gas naar boven te krijgen, maar het voordeel ervan is dat het op veel plekken in de wereld aanwezig is. En veel landen, waaronder China, willen graag de beschikking hebben over lokaal gas; ze willen hun energievoorziening veilig stellen en hebben geen zin om dat in grote hoeveelheden ergens anders vandaan te moeten halen. Wij hopen de wereld te overtuigen dat gas veel milieuvriendelijker is dan het stoken op kolen.'
Zitten uw grootste concurrenten qua R&D strategie en -keuzes op hetzelfde spoor? ‘Dat vind ik lastig om te bepalen. Soms wijken onze keuzes af van die van de concurrentie, soms niet. Exxon Mobil zet bijvoorbeeld sterk in op genetische modificatie van algen om een zo groot mogelijke opbrengst van biodiesel te krijgen. Ik denk dat veel concurrenten naar ons kijken, ons volgen. We zijn de grootste investeerder in R&D, hebben meer dan 30.000 patenten in research, waarmee we onze concurrentie ruimschoots verslaan. Ons concurrentieveld zal veranderen. Er komen nieuwe toetreders, zeker op gebied van de integratie tussen energie enerzijds en transport, opslag en conversie anderzijds. Onze strategie is dat wij een heel open innovatie-agenda hebben en willen samenwerken met andere spelers, als zij waarde toevoegen aan onze activiteiten. Het gaat in onze sector de komende decennia om learning by doing.'
Bovenstaand artikel met Gerald Schotman, Chief Technology Officer en hoofd R&D Shell, is verschenen in de special Op zoek naar nieuwe grenzen in samenwerking met Shell.
Lees ook:
> Rondetafel: Peter de Wit , Eleonoor Hintzen en Kees van der Waaij praten over duurzaam ondernemen
> Shell CEO Peter Voser: 'Niet meer investeren in oliewinning teerzanden'
> Shell verkoopt activiteiten Nieuw-Zeeland
> Dick Benschop over de strategie van Shell
> Shell dossier
> Dossier energie