Peter Berdowski, Boskalis over Nigeria: 'Wij geloven heilig in dit land'
Met het fraaie uitzicht dat Peter Berdowski heeft vanuit zijn werkkamer in het hoofdkantoor in Papendrecht begint ieder interview. En dat is ook terecht, want de ceo van Boskalis kijkt direct op de Beneden-Merwede, waar schepen af en aan varen. En waar iets verderop IHC Merwede zetelt, de huisleverancier van sleephopperzuigers, snijkopzuigers en andere vaartuigen die Boskalis al meer dan honderd jaar inzet. Berdowski kijkt dagelijks uit op de bakermat van de Nederlandse baggersector.
Zijn achternaam blijft, met dank aan een Poolse vader, goed hangen. Hij kreeg binnen het bedrijf al snel de bijnaam ‘The Big Berdowski’, vrij naar de rolprent The Big Lebowski. De vergelijking gaat verder totaal mank, want waar Jeff ‘The Dude’ Bridges in de filmkomedie al snel ten onder gaat aan wonderlijke afpersers, heeft Peter Berdowski Boskalis tot grote bloei gebracht. Na het recordjaar 2010 – de winst bedroeg 310 miljoen euro en Berdowski wist (eindelijk) Smit Internationale in te lijven – waren de resultaten in het afgelopen jaar iets minder (winst 254 miljoen). Natuurlijk heeft ook Boskalis last van de crisis, maar het concern profiteert structureel van een goede spreiding in activiteiten en markten.
We kennen Boskalis van oudsher als baggeraar, maar naast baggeren doet deze maritieme dienstverlener inmiddels veel meer: de aanleg en het onderhoud van havens en vaarwegen, de creatie van land in water, bescherming van kusten en rivieroevers, et cetera. Daarbij wordt offshore-dienstverlening voor de olie- en gasindustrie steeds belangrijker. En met de overname van sleep- en bergingsbedrijf Smit is Boskalis nu ook actief in havensleepdiensten, en reddings- en bergingswerk. Met ruim elfhonderd schepen en werktuigen is Boskalis actief in 75 landen. De belangrijkste regio’s voor Boskalis zijn het Midden-Oosten, Australië, Brazilië, de Noordzee, Zuidoost-Azië en West-Afrika. In die laatste regio is Nigeria een belangrijke thuishaven voor Boskalis.
Interviewer Dick Benschop, president-directeur Shell Nederland, wil van Berdowski eerst weten wanneer Boskalis is gestart met de activiteiten in Nigeria. ‘Zestig jaar geleden. We begonnen vanuit de locatie Port Harcourt, later ook vanuit Warri. Dat zijn nog steeds belangrijke steunpunten voor onze operaties in de Nigerdelta. Daar hebben we onze magazijnen met reserveonderdelen en andere spullen. Het werken in Nigeria was en is complex, want je bent bijna volledig zelfvoorzienend. Gaat er iets stuk, dan moet je het altijd zelf kunnen repareren, daar kun je geen lokaal bedrijf voor inschakelen. In het begin was de verhouding bijna koloniaal, werkten de ‘witneuzen’ samen met de ‘zwarten’. Vroeger was de verhouding tussen Nederlanders en Nigerianen ongeveer één op drie, nu is ons bedrijf volledig geïntegreerd met de lokale bevolking. We hebben zo’n 450 Nigerianen vast op de loonlijst, hooguit een stuk of tien Nederlanders geven leiding. Sommige Nigeriaanse collega’s zijn al veertig jaar bij ons in dienst.’
Jullie volgen de ontwikkelingen waarbij olie- en gaswinning steeds meer offshore plaatsvindt.
‘Inderdaad, dat is een historische ontwikkeling. We hebben vijftig jaar lang gewerkt in het moerasgebied van de Nigerdelta. Boorputten faciliteren, havens erom heen bouwen, dat werk. Sinds eind jaren negentig is de offshore in Nigeria tot ontwikkeling gekomen, nadat er behoorlijke olie- en gasvoorraden voor de Nigeriaanse kust zijn gevonden. Ons werkveld is daarmee langzamerhand verschoven naar de kustlijn en daarbuiten. We werken mee aan de ontwikkeling van LNG-winning, aan de bouw van havens, aan kustbescherming, et cetera. De omstandigheden in de offshore zijn – zowel in technologisch als maatschappelijk opzicht – nog steeds heel uitdagend, maar van een heel andere orde dan in de delta.’
Hebben jullie in tijden van politieke onrust wel eens overwogen om te vertrekken?
‘Niet echt. Als je actief bent in dit land, weet je dat de omstandigheden grillig kunnen zijn. En daarmee je omzetontwikkeling. We hebben verliesjaren gekend. Je past je daar als organisatie op aan, bijvoorbeeld door het werknemersbestand in te krimpen. De druk van buitenaf is in mindere tijden soms groot. Dan zegt men: wat moet je daar nog? Nigeria is toch alleen maar ellende? Wij hebben altijd gezegd te zullen blijven, want wij geloven heilig in de potentie van dit land. En Boskalis fungeert in dit gebied in wezen als een vrijwel geheel Nigeriaans bedrijf, als je kijkt naar onze werknemers. We zijn dus gebleven, maar door de periodes van onrust, met name in de periode 2006-2009, kwamen we soms wel zonder werk te zitten. Simpelweg omdat onze klanten zich dan terugtrokken. Voor ons is veiligheid een cruciale afweging: wij sturen onze mensen niet richting onveilige situaties. We nemen dan ook vergaande beveiligingsmaatregelen; je kunt in een land als Nigeria nou eenmaal te maken krijgen met zaken als kidnapping en andere vormen van criminaliteit.’
Wat betekenen deze omstandigheden voor uw managers ter plaatse?
‘Ik zeg altijd: Nigeria is de hogeschool voor topmanagers. Je moet stabiel zijn, goed in je vel zitten. De managers die Nigeria goed weten te runnen, hebben het helemaal in hun vingers om waar ook ter wereld goed te presteren. Nigeria vergt het meest basale ondernemerschap, in alle mogelijke facetten. Het land staat niet voor niets hoog in de corruptieindex; veel Nigerianen zijn erop uit je te belazeren. Dat zit in de cultuur van het land.’
Nigeria is inderdaad een zeer ‘ondernemend’ land, in al zijn facetten. Bij Shell hadden we een tijdlang één kidnap per week. Hoe gaat u om met die dreiging?
‘Bij ons staat het aantal kidnappingen gelukkig pas op twee, maar we gaan zeer serieus om met die dreiging. Expats mogen niet meer alleen rondrijden. Tegelijk vind ik – en dat klinkt wellicht raar – dat je ook moet proberen om overal de humor van te blijven inzien. Je moet niet alleen maar denken dat de omstandigheden zwaar en moeilijk zijn. Wat dat betreft kunnen we veel leren van de Nigerianen, die blijven altijd erg optimistisch en vrolijk. Je kunt enorm met ze lachen, bovendien zijn ze heel vriendelijk en belangstellend.’
Wat ik aan Nigeria zo lastig vind, is dat je bijna alles wat je doet conflicten oproept. Of het nou gaat om een contract of een gesprek met een ngo, er staat altijd wel iemand anders op die verongelijkt zegt: ‘Je had met míj moeten praten.’ Hoe ervaart u dat?
‘Wat je ook doet, het gaat in Nigeria altijd om geld. Iedereen wil wat voor zichzelf. Eerst proberen ze het aardig, dan onaardig, en dan komen de dreigementen. Zo legden wij voor Shell een oliepijpleiding aan, die door een aantal communities – zeg maar dorpen – gaat. Wij sturen dan ons team van onderhandelaars – volledig bestaande uit Nigerianen – langs die communities. Bij ieder dorp wrijven ze zich dan in de handen en denken: wij gaan even de ‘lokale belasting’ ophalen. Ze willen toezeggingen. Niet alleen in financieel opzicht, maar ze willen ook meewerken. Dat vinden wij meestal prima, maar dan moet je enorm oppassen: als het project een grens van een community passeert, kunnen deze locals zomaar worden doodgeschoten, want hun buren pikken dat dan niet.’
En sabotage, hebben jullie daar last van in Nigeria?
‘Kijk, je weet dat een handelssysteem in Nigeria altijd lekt, dat er spullen ongewenst wegvloeien. Als je dat helemaal dichtknijpt, functioneert het systeem niet. Een zekere mate van lekkage is onvermijdelijk. Natuurlijk wil je dat minimaliseren, maar er is een marge van waaruit ook de bredere gemeenschap wordt bediend. Zie het als een vorm van lokale belastingheffing. Binnen grenzen leer je dat te accepteren, en dat weten zij ook. Wij moeten in Nigeria kunnen blijven werken, zij moeten kunnen blijven leven. Er bestaat een grijs gebied waar je buiten moet blijven, want anders keert het systeem zich tegen je.’
Maar hoe bescherm je je eigen mensen, gegeven dat grijze gebied, tegen de mogelijkheid van corruptie?
‘Door heel duidelijke stelregels te hebben. Dit doen we wel, dat doen we niet.’
En dat lukt ook?
‘Je weet dat als je in Nigeria op dit punt gaat schuiven en toegeven, dat er dan geen houden meer aan is. Duidelijke stelregels zijn een vorm van zelfbescherming. Als we iedereen laten weten wat we wel en niet doen, dan weet men ook dat wij consequent zijn en blijven. Doe je dat niet, dan word je heel makkelijk chantabel. Het is voor ons een groot voordeel dat de Nigerianen Boskalis al zestig jaar kennen, met alle ups en downs. Men weet van ons waar we de grenzen trekken.’
Is Boskalis ook actief in andere West-Afrikaanse landen?
‘We zitten in nog eens elf andere landen, zoals Angola, Kameroen en Gabon. Vooral omdat ook daar olie- en gaswinning plaatsvindt. Daarbij fungeert Nigeria als een belangrijk steunpunt, omdat onze operatie daar meer continu is dan in de andere landen. We werken ook steeds meer in de veelbelovende Oost-Afrikaanse regio. Mozambique heeft enorme gasvoorraden, daar hebben we al het nodige gedaan aan havenontwikkeling. Verder zijn Kenia en Tanzania interessante groeimarkten. Voor ons is van belang dat het Afrikaanse continent rijk is aan grondstoffen, zoals nikkel, kobalt en ijzererts. Zodra ergens een mijn opengaat, verzorgen wij de infrastructuur daaromheen. De gedolven grondstoffen moeten immers afgevoerd worden, bijvoorbeeld via havens.’
Ondersteunen jullie de lokale Nigeriaanse gemeenschap via sociale investeringsprojecten?
‘Ja, we doen een aantal projecten, waarbij we ons lokale management de ruimte geven om het initiatief te nemen. We hebben onlangs een malariapreventieproject gedaan, samen met de ngo Family Care Association, in de staat Ondo, waar de gemeenschap te kampen heeft met malaria. Er zijn onder meer tweeduizend muskietennetten uitgedeeld, we hebben preventieve malariamedicatie voor zwangere vrouwen ter beschikking gesteld en geld gestoken in het opleiden van lokale gezondheidswerkers voor malariapreventie en -bestrijding. Wat ik een erg goede formule vind: samen met klanten, waaronder Shell, introduceren we een safety bonus. Als medewerkers van beide partijen een goed track record opbouwen wat betreft veiligheid op een bepaald project, leggen de klant en wij ieder een bedrag opzij. Die pot kan oplopen tot 250.000 dollar. Aan het eind van het project mogen de werknemers die pot gebruiken om hun leefomgeving te verbeteren. Dan wordt er bijvoorbeeld een school opgeknapt, of krijgt een school voldoende computers. Dat zijn prachtige initiatieven.’
Doen jullie deze maatschappelijke investeringen mede met het oog op een goed imago?
‘Nee, daar moet je niet al te nadrukkelijk over communiceren. Zoiets hoort standaard bij je maatschappelijke verantwoordelijkheid, het is geen greenwashing. Over ons imago in Nigeria maak ik me geen zorgen, we staan hier te boek als een goede en betrouwbare werkgever. Bij dit soort investeringen bedenk ik me wel altijd dat de mensen in de Nigerdelta een sterk gevoel van achterstelling hebben, als ze zien dat westerse bedrijven in hun land zo actief zijn en daar veel geld mee verdienen.'
Hoe ziet u Nigeria in pakweg 2020?
‘Ik zie een aantal gevaren. Er zijn grote tegenstellingen tussen het islamitische Noorden versus het christelijke Zuiden; ik hoop dat dat niet gaat escaleren. Daarnaast is het snelgroeiende bevolkingscijfer een punt van grote zorg. Er zijn nu zo’n 150 miljoen Nigerianen, waarvan veertig miljoen in de Nigerdelta; volgens een rapport zijn dat er in 2100 zevenhonderd miljoen. Het land verdient veel geld uit de olie- en gasindustrie, maar als men die rijkdom moet uitsmeren over zóveel mensen, blijft er niks over. Het zou mooi zijn als de overheid weer zou investeren in de agrarische sector; die bloeide vroeger volop, maar is stilgevallen dankzij de olie-inkomsten. Veel draait om de opbouw van een evenwichtige infrastructuur, denk aan betere wegen en betere scholing. Hoe dan ook, het potentieel van dit land is enorm groot. Nigeria is en blijft een belangrijke markt voor Boskalis.’
Dick Benschop is president-directeur Shell Nederland.
Dit interview is onderdeel van de special 'Nigeria booming in Afrika' in samenwerking met Shell.
De volledige special kunt u hier inzien.