Eric-Jan Vink: 'Het rendement blijft leidend'

Eric-Jan Vink: 'Het rendement blijft leidend'
Een scherp oog voor te behalen rendement binnen de speerpunten environment, social en governance: dat kenmerkt de private equity-tak van pensioenbelegger PGGM, met Eric-Jan Vink aan het roer.

Halverwege het gesprek laat Eric-Jan Vink het nieuwtje terloops vallen. Vorige maand eindigde de private equity-tak van pensioenbelegger PGGM als derde op het lijstje van invloedrijkste Europese private equity- investeerders, opgesteld door het vakblad Private Equity News. Niet gek voor een afdeling die nog geen vier jaar bestaat, erkent Vink, die zichzelf sinds maart 2012 officieel head of private equity van PGGM mag noemen. Met zijn vijftienkoppige team is Vink verantwoordelijk voor alle private equity-activiteiten van PGGM, dat op dit moment ongeveer 178 miljard euro aan pensioentegoeden beheert voor een handvol pensioenfondsen.

Tot ruim drie jaar geleden had PGGM al zijn private equity-activiteiten ondergebracht bij Alpinvest, het gezamenlijke investeringsvehikel van PGGM en APG, de pensioenuitvoerder van ABP. In 2011 werd Alpinvest verkocht aan Carlyle Group en het elfkoppige management van Alpinvest. In de tien jaar die aan de verkoop voorafgingen, haalde Alpinvest een gemiddeld rendement van twaalf procent. Aan Vink en zijn team de schone taak dat resultaat te evenaren, zo niet te overtreffen. Maar rendement is niet het enige waar het Vink en zijn team om gaat. PGGM is de laatste jaren zeer actief als het gaat om het voeren van een goed ESG-beleid: bij investeringen scherp kijken naar het environmental, social en governance gedrag van de ontvangende partij. Ook in zijn private equity-activiteiten houdt PGGM daar dus sterk rekening mee, vertelt Vink in een gesprek met Karine Kodde van advocatenkantoor Allen & Overy. ‘Rendement en een goed ESG-beleid hoeven elkaar niet uit te sluiten.’ Eén van de laatste transacties die het private equity- team van PGGM heeft gedaan, is het nemen van een belang van twintig procent in de fondsen van Nordian Capital Partners, een nieuw opgerichte investeringsmaatschappij die voortkomt uit Rabo Capital. Rabobank zit er voor veertig procent in, de resterende veertig procent ligt bij Commonwealth Capital, het investeringsbedrijf van de familie Dreesmann. De bestaande portefeuille van Rabo Capital is overgenomen en tegelijkertijd is er door de investeerders een nieuw commitment gedaan van driehonderd miljoen euro voor overnames van bedrijven met een bedrijfsresultaat vanaf drie miljoen euro. ‘Een prachtige transactie’, zegt Vink. ‘We zetten nieuw kapitaal aan het werk om in Nederland te investeren.’ De bestaande portefeuille van Nordian is divers: bouw, installatietechniek, maar ook voedsel en scheepvaart. Vink: ‘Een goede doorsnede van de Nederlandse economie. De combinatie van partners maakt dit heel interessant. Commonwealth heeft een sterk netwerk in ondernemend Nederland. Wij voegen het institutionele stuk toe.’


Hoe selecteert u de fondsen waarin jullie investeren? Waarom hebben jullie bijvoorbeeld nu voor dit fonds gekozen, en niet voor een ander Nederlands fonds?
‘We kennen de Nederlandse markt goed, we hebben ook commitments naar andere Nederlandse fondsen. Tegelijkertijd hebben we een wereldwijde portefeuille. Voor ons is het elke keer een afweging. Waar staat het fondsteam? Wat zijn de andere mogelijkheden? Zien we het zitten in de toekomst? Voor de markt waarin Nordian opereert, zit er een goed team waarin we veel vertrouwen hebben. We hebben zelf in de afgelopen jaren ook steeds meer kennis opgebouwd. Dat heeft even geduurd: Alpinvest werd destijds in zijn geheel verkocht, inclusief alle mensen en expertise. Inmiddels staan we er goed voor en hebben we als PGGM de grootte en kennis in huis om het zelf te doen. Daarin maken we keuzes. We proberen zo goed mogelijk in te schatten of het team van een fonds voor ons gaat doen wat wij graag zien: een goed rendement bieden dat ook echt bijdraagt aan de pensioenambitie van onze deelnemers. En we denken dat we met private equity het verschil kunnen maken op ESG-gebied. We verwachten van de fondsmanagers dat ze daar veel aandacht aan besteden.’

Een voorwaarde voor investering is dus dat de fondsen en bedrijven zich houden aan jullie ESGbeleid. Bij wat voor soort fondsen kom je dan uit?
‘Het soort investeringen dat past binnen dit beleid is divers, maar het gaat bijvoorbeeld om energie en duurzaamheid. Maar ook besteden we aandacht aan de zorg – veruit onze grootste klant is het Pensioenfonds Zorg en Welzijn – aan waterschaarste en voedselzekerheid. Op die gebieden liggen de komende jaren goede investeringsmogelijkheden, denk ik.’

Toch richten jullie je niet specifiek op sectorfondsen. Waarom niet?
‘We doen dat wel, maar het is niet altijd even makkelijk om die te vinden. De meerderheid van de private equity-fondsen is generalistisch. Dus de beslissing wanneer het een goed moment is om in een bedrijf of bepaalde sector te investeren, laten we aan de fondsmanager. Private equity is toch vaak geografisch georiënteerd: het gaat om lokale contacten, een netwerk. Het is altijd de vraag wat het meeste rendement oplevert, gegeven het risico dat je neemt, want het rendement blijft leidend. We willen niet te veel risico nemen, want het gaat tenslotte om pensioengeld. Daarom proberen we wereldwijd een gediversificeerd portfolio aan te houden.’

Is het niet lastig om een vrij strikt ESG-beleid te hanteren en tegelijkertijd een goed rendement te behalen? Wat weegt zwaarder?
‘ESG is een belangrijk thema en dat wordt de laatste tijd ook door fondsmanagers erkend. Bijdragen aan een duurzame toekomst wordt van iedereen verwacht. Ik denk dat het daarbinnen mogelijk is om een mooi rendement te halen. Er zijn sectoren die je moet uitsluiten, omdat je daar niet achter staat. Dat je daar dan af en toe wat rendement voor laat liggen, dat is dan maar zo. Maar ik geloof dat er heel wat businessmodellen bestaan die gebaseerd zijn op duurzame oplossingen en juist daarmee een positive in de markt kunnen veroveren. Waarbij je ziet dat grote afnemers van zo’n business uit ESG-oogpunt alleen nog maar zaken met die partij willen doen. Een manager die dat inziet en als uitgangspunt heeft, vind ik heel interessant.’

Hoe werkt dat in emerging markets? Ik kan me voorstellen dat de aandacht voor ESG-thema’s daar minder groot is.
‘In opkomende markten zie je private equity-fondsen daarin juist voorop lopen, omdat het ESG-beleid nog ontbreekt in de wet. In veel ontwikkelde landen zijn zaken als milieu en sociale kwesties al geregeld in de wet. In emerging markets is dat minder het geval, dus kun je tegen fondsen zeggen: als jullie voor ons investeren, willen we dat jullie je aan deze en deze standaarden houden. Je ziet in die markten meer fluctuaties in het rendement, maar ze zijn nog steeds heel interessant. De kwaliteit van de fondsmanagers in emerging markets neemt toe. Ik verwacht dat er de komende jaren meer kapitaal naar toe zal gaan. Om terug te komen op uw vraag naar de manier waarop we fondsen selecteren: we zien dat we een aantrekkelijke partner zijn voor private equity-fondsen omdat we betrokken zijn, maar niet op de stoel van de fondsmanager gaan zitten. In sommige gevallen maken we gebruik van de mogelijkheid om ook rechtstreeks te investeren, een zogenaamd co-investment in de bedrijven die worden gekocht door een fonds. Dat geeft ons wat meer controle over de portefeuille en geeft ons de kans om tegen lagere kosten te investeren. Dat laatste is hier in Nederland natuurlijk een veelbesproken onderwerp. Hier zegt iedereen: we willen een goed pensioen en we willen niet te veel betalen. Zo benaderen we dat als PGGM Private Markets ook. Maar een goed pensioen komt ook niet gratis. Private equity heeft wel altijd laten zien dat het genoeg oplevert, ondanks dat de kosten aan management fees en transaction fees hoger zijn dan bij andere asset classes.’

Zijn de opvattingen over de kosten anders dan een paar jaar geleden?
‘Men is kostenbewuster. Maar het blijft ook een kwestie van marktwerking. Fondsen die het de afgelopen jaren goed hebben gedaan, kunnen wat meer vragen dan andere. Dat lijkt me ook wel gezond. Wij als PGGM hebben het geluk dat we door onze omvang voldoende kunnen onderhandelen, ook over de kosten die een private equity-fondsmanager voor zichzelf bedingt. Andere investeerders hechten minder belang aan de kosten: die kijken voornamelijk naar het netto rendement. Dat vinden wij natuurlijk ook belangrijk, maar we hanteren tegelijkertijd een fee-protocol. Als er fees in rekening worden gebracht die hoger zijn dan wij reëel vinden, dan komen er wel additionele vragen.’

Zijn jullie ook al actief als directe investeerder, dus buiten de fonds-commitment om?
‘Zoals hiervoor aangegeven, treden we wel op als co-investeerder, naast het private equity-fonds. Dit zijn altijd minderheidsbelangen, we nemen dus geen rechtstreeks controlerend belang. En we doen zo’n co-investment alleen als we vertrouwen hebben in de onderneming. Uiteindelijk is de fondsmanager verantwoordelijk voor de due diligence en de onderhandelingen over de aankoop. Als wij het vervolgens een aantrekkelijke propositie vinden, dan gaan we er goed naar kijken. Dit jaar zien we zo’n zestig mogelijkheden. Daarvan kiezen we er ongeveer vijf.’

Is dat iets wat jullie aan een fonds opleggen als jullie een commitment aangaan? Het recht om ook direct te mogen investeren?
‘Bij sommige fondsen hebben we daarover onderhandeld. Maar uiteindelijk handelt de fondsmanager in het belang van alle investeerders. Veel van hen zijn wel geïnteresseerd om rechtstreeks deel te nemen. Het heeft voor- en nadelen. De manager moet zijn due diligence goed doen. Als het een goede investering is, dan scheelt het in de kosten. Je loopt wat meer risico, maar je netto rendementsverwachting neemt flink toe.’

Bij zo’n co-investering zijn verschillende structuren mogelijk. Komt het voor dat jullie bijvoorbeeld een board seat krijgen, of als observer aanschuiven?
‘Dat hangt af van de omvang van de investering. Als wij een groot belang krijgen, dan zullen we daar wel om vragen – al is het altijd een minderheidsbelang. De fondsmanager is in the lead. Maar we zijn tot dusver met een team van vijftien man – daarmee is het niet mogelijk om in veel bedrijven zo’n rol te gaan spelen. Je moet wel waarde kunnen toevoegen. Ik verwacht dat in de toekomst bij grotere investeringen een board seat kan gaan meespelen. Maar het is geen doel op zich.’

Jullie nemen als team op dit moment geen zelfstandige belangen in ondernemingen, alles gaat via of samen met private equity-fondsen. Overwegen jullie voor de toekomst wellicht ook rechtstreeks te gaan investeren, en dus ook controlerende belangen te gaan houden?
‘We denken uiteraard wel na over de manieren waarop we in private ondernemingen willen investeren. Direct investeren is een heel ander model en we zijn tot dusver tevreden over het huidige model. Er zijn wel grote institutionele partijen, vooral Canadese pensioenfondsen, die een directer investeringsbeleid hebben. Maar veel volume heeft het nog niet: van alle transacties boven de miljard dollar is minder dan een procent tot stand gekomen zonder betrokkenheid van fondsmanagers. Het gebeurt dus een beetje, maar nog niet veel. Bij een grote institutionele partij die een direct team opzet, zonder betrokkenheid van fondsen, moet er veel veranderen. De processen zijn heel anders. Je moet de juiste sectorkennis hebben... Wie weet is het voor ons interessant, als de mogelijkheid zich voordoet. Overigens investeert ons infrastructuurteam wel rechtstreeks in Nederland en ook elders. In de landen waarin zij actief direct investeren, werken ze niet meer via fondsen.’

Bij grote infrastructurele projecten – bijvoorbeeld windmolenparken – waar een gat in de begroting is, wordt vaak geroepen: laat die pensioenfondsen maar helpen, die hebben geld genoeg. Hoe gaat u met die maatschappelijke druk om?
‘Ik krijg dat soort kwesties niet vaak op mijn bord, dus ik kan er niet al te veel over zeggen. Maar over het algemeen denk ik dat wij een goede langetermijninvesteerder kunnen zijn in het Nederlandse bedrijfsleven, altijd in samenwerking met een private equity-fonds. Zelf zal ik altijd kijken: is de mogelijkheid interessant genoeg voor pensioenfondsklanten? Is het interessant voor de deelnemers van onze klanten? En past het in onze portefeuille?’

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 09 2014.

Kairne Kodde is Partner en Co-Head Global Private Equity Group van Allen & Overy.

 

 

facebook