Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in de wet?

Dit voorjaar bepleitten 25 hoogleraren ondernemingsrecht, onder leiding van Jaap Winter het idee van ‘corporate citizenship’. Ondernemingen mogen dan rechtspersonen zijn, dat zou ze niet van morele plichten ontslaan. Winter cum suis bepleiten daarom wettelijke verankering van ‘de plicht om te zorgen dat de onderneming zich als een verantwoordelijke burger gedraagt’. Daarnaast nodigen de auteurs de BV Nederland uit om hun missie – hun raison d’être – in de eigen statuten vast te leggen.

7 september traden bestuurders, wetenschappers en adviseurs van corporate Nederland naar buiten voor een publieke gedachtenwisseling. Deze hybride discussie (een deel van de deelnemers was fysiek aanwezig, een deel digitaal) werd georganiseerd door Management Scope in samenwerking met Allen & Overy, met als doelstelling het debat een stap verder te helpen. Volgens de auteurs van het pleidooi moeten bedrijven en bestuurders zich gedragen als een verantwoordelijk burger in de maatschappij waarin zij opereren. Dat zou wettelijk moeten worden vastgelegd, zodat de ‘nu vaak ongrijpbare mvo-beloftes’ op een krachtiger leest geschoeid zullen zijn. Stakeholders zouden de uitvoering van de maatschappelijke taakstelling kunnen toetsen, en desnoods, naar de rechter kunnen stappen.


Het webinar werd voorgezeten door Charles Honée, partner bij Allen & Overy. Te gast was onder anderen Jaap Winter, hoogleraar internationaal ondernemingsrecht aan de Universiteit van Amsterdam en hoogleraar corporate law, governance and behaviour aan de Vrije Universiteit Amsterdam, medeauteur van de ingezonden brief en initiatiefnemer. Naast Winter waren ook andere commissarissen in het panel vertegenwoordigd, zoals president-commissaris Jeroen van der Veer van hightechconcern Koninklijke Philips en van baggerbedrijf Royal Boskalis Westminster en Claudia Zuiderwijk, bestuursvoorzitter van het Amsterdamse vervoerbedrijf GVB en onder meer commissaris van telecombedrijf KPN. Voormalig CPB-directeur en huidig hoogleraar economie aan de Universiteit Utrecht Coen Teulings, hoogleraar corporate governance Mijntje Lückerath van Tilburg University, en Allen & Overy-partner Arnold Croiset van Uchelen, tevens raadsheer van de Koning, schoven ook aan.

‘Rechtspersonen worden geleid door mensen’

Een van de redenen om de discussie over corporate burgerschap te voeren, is de bepalende rol van bestuurders. De commissarissen dienen op de uitvoering toe te zien. Winter opende de discussie met een schets van het probleem. Nederlandse ondernemingen worden geacht zich niet alleen maar te richten op aandeelhouders – de corporate governance-codes vragen van bestuurders en commissarissen ook nu al bredere afwegingen. Desondanks worden beslissingen te vaak vernauwd tot financiële overwegingen. ‘De norm is zeer breed, en te vrijblijvend,’ aldus Winter. De wetgever geeft te veel ruimte om het belang van aandeelhouders zwaarder te laten wegen. Winter: ‘Die vrijblijvendheid - je mag best rekening houden met meer belanghebbenden, maar het hoeft niet - leidt ook tot opportunisme.’
Vandaar deze aanzet tot een debat, besloot Winter, die de zakelijke rechtspersonen van het Nederlandse bedrijfsleven tot meer menselijkheid wil dwingen. ‘Het zijn mensen die rechtspersonen leiden. Mensen die ook kinderen hebben. Mensen die bewust opvoeden.’

Beweging afdwingen
Met de intentie van het betoog konden de aanwezige panelleden goed meekomen. Zuiderwijk reageerde instemmend op het voorstel. Ze gaf het voorbeeld van het quotum dat toeziet op het percentage vrouwen in de bestuurskamer. ‘Het valt me op dat pas nu er een wetsvoorstel ligt, er beweging komt.’
Kritiek was er ook. Teulings merkte op dat hij zich niet herkent in het primaat van aandeelhouders, die volgens hem vaak in een negatief daglicht staan. ‘Aandeelhouders zijn een bedreigde diersoort. Ze krijgen wat overblijft. Dat is een zwakke positie.’ Van der Veer zette vraagtekens bij de noodzaak van het voorstel. ‘Bij de ondernemingen waar ik aan tafel zit, herken ik niet het beeld dat die van kwartaal naar kwartaal leven. In de Dow Jones Sustainability Index staan over het algemeen Nederlandse bedrijven als leidinggevend of best in class.’
Lückerath erkende dat bedrijven werk van verduurzaming maken, maar ze was het eens met Winter dat financiële overwegingen de boventoon voeren: ‘Neem het beloningsbeleid, nog steeds is dat voor 95 procent afhankelijk van financieel rendement.’ Lückerath benadrukt het belang van een nadere explicitering van maatschappelijke normen in governance-regelgeving.

Wat valt van de rechter te verwachten?
Tegelijk plaatste Lückerath een vraagteken bij de gerechtelijke toetsing van de norm. ‘Daar is de wet bijna nooit een goed idee voor. Ofwel je krijgt one size fits all, of je krijgt iets wat zo vaag is, dat je het nader moet concretiseren om in te vullen wat het betekent om maatschappelijk verantwoord te handelen.’ Hoe de rechter de norm zal toetsen, bleek een hamvraag in de discussie. De initiatiefnemers stellen weliswaar dat de rechter slechts marginaal zal toetsen, maar hoe realistisch is dat optimisme in de praktijk? Teulings gaf als voorbeeld het warenhuis HEMA, dat uit maatschappelijke overwegingen besloot geen paaseieren meer te verkopen, maar ‘voorjaarseitjes’. Een politieke kwestie, aldus Teulings, die onderstreept dat de politiek doorgaans achter maatschappelijke ontwikkelingen aanloopt. Bovendien, stelt hij: ‘Dat de rechter het bedrijfsleven erop aan kan spreken, vind ik moeilijk.’ Winter repliceerde dat het idee achter het voorstel niet is dat de rechter oordeelt of HEMA paas- dan wel voorjaarseitjes in de schappen legt. ‘Wat wij zouden willen, is dat wat sommigen heel nadrukkelijk beleven ook daadwerkelijk in de board wordt afgewogen als er grote beslissingen worden genomen.’
Volgens Croiset van Uchelen valt een rechterlijke toetsing te verwachten. ‘De wet is er nu eenmaal niet voor morele appèls. De rechter zal gaan toetsen.’ Juist omdat het voorstel zich richt op de bestuurders van de vennootschappen, zullen advocaten in de praktijk achter de bestuurders aangaan, voorspelde Croiset van Uchelen bovendien. ‘Juridische normen worden nu eenmaal breder toegepast dan de bedoeling was.’ Voor veel deelnemers bleek dat laatste een onwenselijkheid. Bij wijze van intermezzo werd een videopleidooi van Karien van Gennip vertoond. De voormalig staatssecretaris van Economische Zaken bepleitte vanuit Parijs een sociaal contract, naar Frans model. In Frankrijk zijn bedrijven onder de Loi PACTE sinds 2019 verplicht hun maatschappelijke raison d’être in de statuten te formuleren – zoals ook Winter cum suis bepleiten. Van Gennip pleitte ervoor dat Nederlandse bestuurders en commissarissen het voortouw nemen en de discussie aangaan: ‘Wat is onze purpose, ons doel?’

De missie als munitie?
Van der Veer definieerde het begrip breed: ‘Purpose is wie je wilt zijn, een aantal jaren verder. Dat is de essentie.’ Hij stelt dat die raison d’être in een oneliner moet worden vervat, die begrijpelijk is voor elke toehoorder. Lückerath ziet de raison d’être als een piramide: de missie staat bovenaan, afgeleid daarvan zijn de kernwaarden. ‘Daarna komen de strategie en de plannen voor langetermijnwaardecreatie. En de vierde laag is wat je wilt bereiken met de cultuur, het beloningsgebouw en de KPI’s. Die hele piramide moet stevig staan.’ Lückerath denkt dat de corporate governance code daarvoor grotendeels al garant staat. Teulings was het met haar eens: ‘Visie is belangrijk, de license to operate ook. Maar opnemen in de statuten? Dat weet ik niet zo goed.’
Croiset van Uchelen bleek voorstander van een missieomschrijving in de statuten. ‘Het is bovendien een ideale beschermingsconstructie. Als een farmaceutisch bedrijf in de statuten heeft staan dat het medicijnen betaalbaar wil maken voor mensen met zeldzame ziekten, dan legt het zichzelf een beetje vast. Wil een blockbustermaker dat bedrijf overnemen, dan kan het zich gemakkelijker verzetten met een beroep op de statuten.’ Winter reageerde dat hij het ook fijn zou vinden als bedrijven dat doen als er geen overnames dreigen. Volgens Winter is de corporate governance code niet toereikend – de discussie dient zich niet te beperken tot de grote beursgenoteerde multinationals van Nederland.

Het brede bereik van bedrijfsburgerschap
Ook de online deelnemers mengden zich in de discussie. Pauline van der Meer Mohr, huidig voorzitter van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code, betoogde dat de code weliswaar voor beursgenoteerde vennootschappen bestemd is, maar dat daaronder een heel netwerk, een réseau van afgeleide codes is ontwikkeld die zich naar deze moedercode richten. ‘Het bereik is groter.’ President-commissaris Tom de Swaan van ABN AMRO viel haar bij. ‘Als we gunstige ervaringen met governancecodes hebben, dan vraag ik me af of wettelijke regelingen verstandig zijn.’ Wel erkende Van der Meer Mohr, op basis van gesprekken die zij voerde met bestuurders en toezichthouders, dat bedrijven worstelen met de invulling van het begrip langetermijnwaardecreatie. Ook ING-commissaris Hans Wijers nam deel. Hij onderstreepte de noodzaak van een nieuw sociaal contract en vond het jammer dat de discussie zich toespitste op het juridische aspect. Winter merkte nog eens op niet bang te zijn voor de rechter. ‘Ik heb nog nooit meegemaakt dat een rechter oordeelde dat een bestuurder persoonlijk aansprakelijk is omdat de norm van het vennootschappelijk belang wordt geschonden.’ Of dat ook na een eventuele invoering zo zou blijven, was voor Wijers een vraagteken. ‘Misschien wordt dat nu wel mogelijk gemaakt.’
Discussieleider Charles Honée beëindigde na anderhalf uur het webinar, met de conclusie dat het een goede aanzet is geweest in een debat dat nog langer zal worden gevoerd.

Heeft u het volledige debat nog niet gezien? U kunt het hier bekijken.

facebook