Doorbijten voor een klimaatdoorbraak

Doorbijten voor een klimaatdoorbraak
Hoe moet het Klimaatakkoord eruitzien? Waar zet men op in en is dat realistisch? Het Klimaatakkoord kan een doorbraak opleveren, maar dan moeten we nu doorpakken en waken voor vrijblijvendheid.


Drie jaar geleden tekenden 195 landen het Klimaatakkoord van Parijs, met als kern een bovengrens van 2 graden opwarming van de aarde en als streven de opwarming beperkt te houden tot anderhalve graad. Daartoe moet het gebruik van fossiele brandstoffen snel verminderd worden: dat is immers de belangrijkste oorzaak van overmatige CO2-uitstoot en versterking van het broeikaseffect.
In Nederland startte begin dit jaar het proces om met ruim 100 partijen – van bedrijven tot milieu-ngo’s, van vakbonden tot werkgeversorganisaties, van energiemaatschappijen tot gemeenten – tot een nationaal Klimaatakkoord te komen. Deelnemers zijn verdeeld over de ‘sectortafels’ Industrie, Gebouwde omgeving, Elektriciteit, Mobiliteit en Landbouw & Landgebruik. Zij hebben de opdracht te bekijken hoe ze in megatonnen CO2-reductie bij kunnen dragen aan de totale reductie van de CO2-uitstoot met 49 procent (gemeten ten opzichte van de uitstoot in 1990), te realiseren in 2030. Europees gezien een ambitieus doel – het komt neer op een extra besparing van 48,7 megaton aan broeikasgassen.
Medio juli kwam het Klimaatberaad, het coördinerend overlegorgaan om tot een nationaal Klimaatakkoord te komen, naar buiten met een voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord. Na doorrekening door de planbureaus en reacties vanuit de politiek, werken de sectortafels nu aan een concrete uitwerking van de voorstellen en zal opnieuw een doorrekening volgen. Wat is de kern van de voorlopige klimaatplannen? Waar liggen kansen en gaat Nederland op deze manier de ambitieuze klimaatdoelstellingen halen? Laten we in vogelvlucht kijken waar de kansen per sectortafel liggen. 

Sectortafel elektriciteit: investeren in waterstof
De sectortafel Elektriciteit heeft de grootste opgave, met een gewenste reductie van ruim 20 megaton CO2 in 2030. De kern van de elektriciteitsopwekking in 2030 zal gaan bestaan uit voornamelijk windenergie, zowel op land als op zee, en zonne-energie. Minimaal 84 TWh (terawattuur) moet uit die bronnen komen, zo was deze zomer al overeengekomen. Het totale gebruik van Nederland was in 2017 120 TWh. Het subsidie-instrument SDE+ wordt daarvoor nog een tijdje voortgezet, net zoals de succesvolle uitrol van windenergie op zee, waar de overheid een tender uitschrijft voor vergunningen en concessies om windparken op zee te mogen realiseren. Voldoende vraag naar duurzame elektriciteit door de andere sectoren en opslag- en conversiemogelijkheden (bijvoorbeeld waterstof) zijn hard nodig om te zorgen dat de stroomprijzen op een aanvaardbaar peil blijven, ook wanneer er veel aanbod van wind- en zonne-energie is. Alleen dan kunnen de benodigde investeringen verantwoord ingezet worden. Een van de innovaties waarin geïnvesteerd zou moeten worden, is de productie van waterstof. Als hiervoor groene stroom gebruikt wordt die anders niet nuttig gebruikt zou kunnen worden, is het mogelijk volledig emissieloze, duurzame waterstof produceren die in tal van toepassingen in te zetten is. Je kunt waterstof in grote hoeveelheden en voor langere periodes opslaan, in tegenstelling tot zonne- en windenergie. In aanvulling op de weerafhankelijke elektriciteitsproductie met wind en zon, blijven daarom de komende decennia flexibele gascentrales nodig. Deze centrales kunnen CO2-vrij worden gemaakt door ze geschikt te maken voor waterstof. Het door de overheid aangekondigde verbod op het gebruik van kolen levert de grootste bijdrage aan het doel voor de elektriciteitssector, maar is bij wet geregeld en valt zodoende buiten de onderhandelingen.

Sectortafel gebouwde omgeving: verwarmen blijft pijnpunt
Voor de Gebouwde omgeving liggen er veel kansen in het verduurzamen van woningen, kantoren en andere gebouwen. Er valt nog heel veel energie te besparen door meer te isoleren en op de meeste daken liggen nog geen zonnepanelen. Maar helemaal van aardgas af gaan, is een complexe operatie omdat er zoveel verschillende gebouwen zijn waar in korte tijd veel moet veranderen. Het verwarmen van huizen kost het meeste energie. In plaats van de gasketel kunnen een warmtepomp of stadswarmte met duurzame bronnen een oplossing bieden. In sommige gevallen kunnen huizen verwarmd worden met een CO2-vrij gas, zoals waterstof of groen gas. Veel hangt af van het type huizen en gebouwen. Wat vaststaat: er zal enorm veel verbouwd moeten worden, dat geldt voor vastgoed, maar ook voor wat onder de grond zit.

Sectortafel mobiliteit: elektrisch rijden biedt kansen
Wat betreft Mobiliteit valt veel te besparen: mobiliteit is goed voor een derde van het energieverbruik van elk huishouden. Belangrijke winst valt te boeken met de overgang naar elektrisch rijden. Een belangrijk kantelpunt is wanneer autofabrikanten in grotere mate gaan overstappen op de productie van elektrische modellen, tegen een lagere prijs. Bij dit laatste komt de politiek om de hoek kijken, zowel op Europees als op nationaal niveau. De Europese ambities om de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe auto’s terug te dringen blijven echter naar verwachting steken op 35 procent in 2030 (in plaats van de benodigde 45-50 procent). Daarom lijkt het nodig om met nationaal beleid te zorgen voor extra stimulering van elektrisch vervoer zodat we onze koppositie op het gebied van elektrisch rijden en elektrische laadinfrastructuur vast kunnen houden. Over een dikke tien jaar moeten alle nieuwe auto’s in Nederland elektrisch (of in elk geval emissieloos) zijn.

Sectortafel industrie: elektrificatie van productieprocessen
De sectortafel Industrie zet onder meer in op vergaande elektrificatie van productieprocessen, CO2-opslag en waterstof. Overheidsbeleid kan marktpartijen op drie manieren stimuleren tot duurzamer gedrag: verplichten, subsidiëren of beprijzen. Laten we hier focussen op het laatste: de markt van CO2-emissierechten levert al vele jaren een te lage prijs op om de investeringen te doen die nodig zijn voor verregaande CO2-reductie. De (internationale) prijs van CO2-uitstoot zal daarom substantieel omhoog moeten, zodat het aantrekkelijk wordt voor de industrie om schone elektriciteit of waterstof te gebruiken in hun processen in plaats van fossiele brandstoffen. Voor welke maatregelen men ook kiest, het is belangrijk de industrie de tijd te geven om productieprocessen aan te passen en weglekeffecten naar het buitenland te voorkomen.

Middelen en maatregelen
Kortom, dit Klimaatakkoord kan wel degelijk een doorbraak opleveren, vanuit de wens van alle onderhandelaars om Nederland vooruit te helpen in de energietransitie. Tegelijk moeten we ervoor waken dat de afspraken niet vrijblijvend uitpakken en te lang wachten met aan de slag te gaan. Daarvoor is het noodzakelijk om voldoende middelen vrij te maken en de juiste maatregelen te treffen, zodat alle acties die echt nodig zijn om de ambitieuze klimaatplannen te realiseren in ras tempo in werking gezet kunnen worden.

Essay door Stijn van den Heuvel. Van den Heuvel is director public and regulatory affairs bij Nuon / Vattenfall. Hij schrijft en interviewt voor Management Scope over energietransitie. Dit essay is gepubliceerd in Management Scope 01 2019.

facebook