Voorwaarden voor een geslaagde energietransitie

Voorwaarden voor een geslaagde energietransitie
Het Klimaatakkoord is bijna afgerond en duidelijk is dat het veel kansen te bieden heeft voor investeringen in nieuwe energie. Het akkoord legt terecht de nadruk op het besparen van megatonnen CO2-uitstoot. Er wordt echter vergeten dat het terugdringen van CO2-uitstoot de manier van produceren en consumeren van energie enorm zal veranderen, aldus Stijn van den Heuvel van Vattenfall.


Het Centraal Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) kwamen op 13 maart met hun doorrekeningen van de voorstellen uit het ontwerp-Klimaatakkoord. Daaruit bleek dat de doelen waarschijnlijk niet zullen worden gehaald: in het meest rooskleurige scenario wordt het nationaal doel van 49 procent broeikasgasemissiereductie wel gehaald, maar het PBL acht dit niet realistisch met de huidige maatregelen. Vooruitlopend op extra maatregelen van de klimaattafels kwam premier Rutte alvast met het voorstel de lastenverdeling aan te passen, een CO2-heffing voor de industrie in te voeren en de hoeveelheid CO2-opslag te begrenzen. Het wachten is nu op de uitwerking van deze wijzigingsvoorstellen en het aanscherpen van het ontwerp-Klimaatakkoord om dit in lijn te brengen met de benodigde CO2-reductie.
Hoe het finale akkoord er straks ook uit zal zien: er zal de komende tien jaar veel werk verzet moeten worden. Voor ik inga op de benodigde sturing zoom ik eerst in op wat de belangrijkste doelen en plannen per klimaattafel ? elektriciteit, industrie, mobiliteit, gebouwde omgeving en landbouw ? waren, om te komen tot een gewenste reductie van de CO2-uitstoot met 49 procent (wat neerkomt op een extra besparing van 48,7 megaton aan broeikasgassen) in 2030.

Sectortafel elektriciteit: wind en zon als ruggengraat
De sectortafel elektriciteit heeft de grootste opgave, met een gewenste besparing van ruim twintig megaton CO2-uitstoot in 2030. Dat is een haalbare opgave. Duurzame stroom wordt de norm: minimaal driekwart van de elektriciteit in Nederland wordt in 2030 duurzaam opgewekt met wind- en zonne-energie, zo is afgesproken. Daarnaast zullen uiterlijk in 2030 de laatste kolencentrales in Nederland sluiten, wat de grootste CO2-reductie oplevert.

Sectortafel industrie: hogere prijs voor CO2-uitstoot
Wat betreft de sectortafel industrie is naast energiebesparing, CO2-afvang en -opslag en het gebruik van restwarmte, ook vergaande elektrificatie van productieprocessen nodig. Het aandeel van de industrie in de uitstoot van broeikasgassen is met bijna 30 procent relatief groot. In de afweging om bedrijven te stimuleren tot duurzamer gedrag, kiest de overheid voor een combinatie van een extra CO2-heffing voor industrie en beprijzing via het Europese ETS, het emissiehandelssysteem. De heffing wordt zo uitgewerkt dat voorkomen kan worden dat de gewenste vergroening van de Nederlandse industrie zich gaat vertalen in achterstand ten opzichte van concurrentie in het buitenland.

Sectortafels mobiliteit, gebouwde omgeving en landbouw: gebouwen en elektrisch rijden verduurzamen
Ook waar het gaat om mobiliteit zijn er nog veel kansen om te besparen. Belangrijk, want mobiliteit is goed voor meer dan 15 procent van ons energieverbruik. Elektrisch rijden is hierbij uiteraard een belangrijk speerpunt. Onzeker is nog welke van de eerder aangekondigde maatregelen voor de stimulering van elektrische auto?s doorgaan. Er wordt in elk geval gewerkt aan een nationale agenda voor laadinfrastructuur zodat de elektrische auto?s die de komende jaren de weg op komen, probleemloos kunnen laden.
Bij de sectortafel gebouwde omgeving draait alles om de snelheid van het verduurzamen van woningen, kantoren en andere gebouwen. Plan is onder meer dat er per 2030 zo?n 1,5 miljoen huizen verduurzaamd zullen zijn. Hier zal iedere gemeente een combinatie moeten vinden van extra isoleren, stadswarmte, warmtepompen en groen gas. De overheid zet een landelijk expertisecentrum op om gemeenten hiermee te helpen. Voor de sector landbouw tot slot geldt vooralsnog, met 3,4 megaton, de kleinste opgave voor CO2-reductie. Hier wordt nog gezocht naar mogelijkheden om meer te reduceren.

Terugrekenen vanaf 2030
Voor het slagen van de transitie binnen de tijd en tegen aanvaardbare kosten zullen we aan een aantal dingen moeten blijven denken. Ten eerste is het zaak gewoon te beginnen. Door te wachten doen we niet de juiste ervaring op die nodig is om de transitie, echt een systeemverandering, op gang te brengen; dan gaat het ook knellen in de tijd. Daarnaast moeten de komende tijd alle sectoren die energie verbruiken terug gaan rekenen vanaf 2030 en inzichtelijk maken wanneer welke benodigde voorbereidingen klaar moeten zijn. Denk dan aan zaken zoals ruimtelijke planning die nodig is voor vergunningen, subsidies voor de financierbaarheid en infrastructuur voor transport en distributie. De markt moet de zekerheid hebben dat de doelen die gesteld worden ook gehaald worden, zodat investeren in de transitie beloond wordt in plaats van bestraft.
Voor het behalen van de 14,3 Mt reductie in de industrie geldt hetzelfde. Terugrekenend vanuit 2030 is nu al te voorspellen wanneer welk aantal fabrieken de nodige stappen richting CO2-vrije productie gezet moet hebben. Dat betekent ook dat er per type proces en energiebron in kaart gebracht kan worden, wat de vervangende CO2-vrije energiebron wordt en waar CO2 afgevangen kan worden. Een goed samenspel tussen sturing vanuit de overheid en de creativiteit van de markt kan tot mooie resultaten leiden. Vattenfall werkt in Zweden in partnerschap met andere bedrijven aan pilots gericht op fossielvrij brandstoffen, cement en plastics. Daarnaast werkt Vattenfall aan een grootschalige pilot om fossielvrij staal te maken zonder uitstoot van CO2.

Geopolitieke verhoudingen
Ook als we in de toekomst het merendeel van onze elektriciteit halen uit wind en zon, is er in de andere sectoren nog een grote restvraag aan energie. Het vervangen van alle olie, kolen en gas die we momenteel gebruiken door binnenlands geproduceerde energie is onhaalbaar. Het is daarom goed om ons te realiseren dat een geslaagde energietransitie in Nederland alleen maar mogelijk is als we de energie die we importeren en exporteren daar ook bij betrekken. Nederland is geen eiland, we importeren nu ongeveer de helft van onze energiebehoefte; een relatief klein deel omdat we nog altijd veel aardgas produceren. De soms gedroomde energieonafhankelijkheid is een illusie en ook niet wenselijk, want internationale samenwerking levert welvaart op en maakt het mogelijk om tegen zo laag mogelijk kosten schone en betrouwbare energie te hebben. Er is dus behoefte aan regie over de energie die we importeren en de infrastructuur die daarvoor nodig is (denk aan verbindingen tussen landen, waterstofnetwerken, CO2-transportleidingen) en afstemming van het energiebeleid tussen landen. We zullen een gevoel moeten krijgen over hoeveel van onze energie we zelf willen produceren en hoeveel we willen importeren. We moeten besluiten in welke vorm deze energie Nederland zal bereiken en of dat met of zonder CO2 moet zijn. Tot slot moeten we samenwerken met buurlanden om te zorgen dat in de winter overal het licht aan kan blijven.

Nieuwe ontwikkelingen komen traag op gang, maar kunnen dan ineens snel gaan. Zo is het geen onrealistisch scenario om voor de Nederlandse energiemarkt op termijn waterstof te importeren uit Noorwegen, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Daarnaast zijn extra verbindingen met de Scandinavische landen nodig om in geval van overschotten en tekorten aan elektriciteit, toch genoeg CO2-vrije stroom te importeren uit landen met veel waterkracht. Aan dergelijke verbinden wordt ??k gewerkt op de Noordzee. Door windparken in het Nederlandse en Engelse deel van de Noordzee aan elkaar te koppelen kan de geproduceerde windstroom in beide markten verkocht worden. De klimaatopgave is enorm, maar door het nemen van actie, de juiste regie en voldoende maatschappelijke steun zijn de klimaatdoelen zeker haalbaar.

Gepubliceerd in Management Scope 06 2019.

facebook