Naar een geactualiseerde corporate governance code

Naar een geactualiseerde corporate governance code
Half april 2022 verliep de consultatieperiode waarin alle schragende partijen, stakeholders en geïnteresseerden konden reageren op het consultatiedocument met voorstellen voor actualisatie van de Nederlandse corporate governance code. Allen & Overy-partner Charles Honée schreef over de voorgestelde updates en deelde zijn overwegingen.

In februari 2022 presenteerde de Monitoring Commissie Corporate Governance Code voorstellen voor actualisatie van de Nederlandse corporate governance code in een consultatiedocument (te vinden op de website van de commissie). Gedurende acht weken kunnen de schragende partijen en andere stakeholders en geïnteresseerden hun reactie geven op de voorstellen van de commissie. Op basis van het publieke debat en met de inbreng tijdens de consultatiefase zal de commissie komen tot een actualisatie van de code. Het actualisatievoorstel richt zich op drie hoofdthema’s: langetermijnwaardecreatie, de rol van aandeelhouders en diversiteit en inclusie (D&I). Daarnaast wordt nog een aantal aanpassingen voorgesteld, op onderwerpen die samenhangen met gewijzigde wet- en regelgeving en met de versterking van de verantwoordelijkheid rondom de accountantscontrole en jaarverslaggeving.

Voorstellen rondom ESG-stakeholderdialoog: is er sprake van beleidsvrijheid of niet?
De actualisatie op het onderwerp langetermijnwaardecreatie heeft betrekking op ESG (Environmental, Social & Governance). In het bedrijfsleven staat dit onderwerp hoog op de agenda en het staat ook volop in de maatschappelijke en politieke belangstelling. Internationaal is er allerlei wetgeving op handen over ESG, zoals bijvoorbeeld de Europese CSRD-richtlijn over duurzaamheidsrapportage door ondernemingen, en de OESO-due diligence-handreiking voor bedrijven om invulling te geven aan ketenverantwoordelijkheid bij het internationaal zakendoen. De commissie wil hier niet te veel op vooruitlopen. Haar voorstel om de code op dit punt te actualiseren, bevat verschillende lagen. Allereerst wordt voorgesteld dat vennootschappen als onderdeel van hun strategie voor de langetermijnwaardecreatie ook een heldere ESG-strategie formuleren, met concrete doelstellingen. Over die ESG-strategie zou dan verantwoording moeten worden afgelegd in het jaarverslag. Bij het bepalen van de ESG-strategie zou het bestuur de belangen van relevante stakeholders in aanmerking moeten nemen, en in verband daarmee een beleid moeten opstellen voor een stakeholderdialoog.
Bovenstaande voorstellen roepen vragen op. De indruk wordt gewekt dat de ESG-strategie een aparte strategie is. Bepleiters van aandacht voor ESG roepen juist op ESG-aspecten onderdeel te maken van de kernactiviteiten van de onderneming, zodat ze daarmee dus ook geïntegreerd onderdeel van de overall- strategie worden. Opmerkelijk is ook de bepaling dat voor het onderdeel ESG wordt voorzien in een dialoog met alle relevante stakeholders. Voor de overall-strategie is het uitgangspunt dat deze wordt bepaald door het bestuur, met betrokkenheid van de raad van commissarissen bij het vaststellen en met diens toezicht op de uitvoering. Daarbij geldt een hoge mate van autonomie, zonder bijvoorbeeld een verplichting van het bestuur om aandeelhouders als stakeholder daarin te betrekken. Voor ‘de ESG-strategie’ ziet de commissie dat kennelijk anders. De ondernemingsleiding doet er verstandig aan om bij bepaalde besluiten die impact hebben op de maatschappij of van invloed zijn in de productie- en waardeketen van de onderneming, degenen die dat raakt daarbij te betrekken om de juiste afweging te kunnen maken. Maar in ons stakeholdermodel ligt die afweging juist bij het bestuur onder toezicht van de raad van commissarissen. De voorgestelde best practice-bepaling om een relevante stakeholderdialoog te voeren, zal er mogelijk toe leiden dat het bestuur geconfronteerd wordt met allerlei zelfverklaarde relevante stakeholders die een positie willen claimen. Het is naar mijn mening het overwegen waard duidelijker te maken dat de afwegingen over het al dan niet betrekken van stakeholders onderdeel vormen van de beleidsvrijheid van het bestuur.

Voorstellen rondom aandeelhouders: een bepaling met verstrekkende gevolgen
Met betrekking tot aandeelhouders is het voorstel van de commissie om het belang van een effectieve en duurzame aandeelhoudersbetrokkenheid te onderstrepen. Daarbij heeft de commissie met een schuin oog gekeken naar elementen van de stewardship code van Eumedion. Concreet wordt onder meer voorgesteld om een nieuwe best practice-bepaling in te voeren dat aandeelhouders en de vennootschap bereid zijn om met elkaar in dialoog te gaan indien dat passend is en naar eigen inzicht. Van de vennootschap wordt verwacht dat zij de dialoog faciliteert, tenzij dit naar het oordeel van het bestuur niet in het belang is van de vennootschap en de verbonden onderneming. In de toelichting op de nieuw voorgestelde bepaling staat dat in het kader van de vennootschappelijke redelijkheid en billijkheid ook van aandeelhouders wordt verwacht dat zij bereid zijn om een constructieve dialoog aan te gaan met vennootschappen.
De nieuwe bepaling lijkt te impliceren dat de vennootschap buiten het kader van een algemene vergadering van aandeelhouders, te allen tijde met (individuele) aandeelhouders de dialoog moet aangaan als die dat wensen. Dat is verstrekkend. Toen het agenderingsrecht werd ingevoerd, werd dat gretig aangegrepen door activistische aandeelhouders. Een bepaling waardoor aandeelhouders aanspraak kunnen maken op dialoog en het bestuur moet verantwoorden waarom het die niet zou willen aangaan in het belang van de vennootschap, zou een nieuwe impuls voor activistische aandeelhouders kunnen zijn. Wellicht valt te overwegen om de nadruk meer te leggen op wat in de toelichting staat, namelijk dat van aandeelhouders mag worden verwacht dat zij een constructieve dialoog aangaan met de vennootschap.

Voorstellen rondom diversiteit en inclusie: bepaling gaat verder dan de wettelijke regeling
Met betrekking tot diversiteit en inclusie (D&I) wil de commissie aandacht voor de bredere betekenis dan alleen gender en wil zij verbetering van de naleving van dit thema. In dit verband is het voorstel om de bepaling over de samenstelling van bestuur, raad van commissarissen en executive committee uit te breiden. De samenstelling moet een goede balans reflecteren tussen deskundigheid, ervaring, competenties, persoonlijke kwaliteiten, leeftijd, genderidentiteit en (culturele) achtergrond. Bovendien wordt voorgesteld om als nieuwe bepaling op te nemen dat de vennootschap een D&I-beleid heeft voor de onderneming waarin passende en ambitieuze doelen worden opgenomen om een goede balans te bereiken in genderdiversiteit. Ook wordt daarin dan opgenomen hoe D&I voor de samenstelling van de top (bestuur, rvc en exco) en subtop (leidinggevende functies) eruit zou moeten zien, maar ook hoe het D&I-beleid voor het verdere werknemersbestand van de onderneming zal worden gevoerd. Deze bepaling gaat verder dan de wettelijke regeling van streefcijfers voor de man-vrouwverhouding in bestuur en raad van commissarissen, omdat wordt verwacht dat vennootschappen een breder D&I-beleid voeren voor de gehele onderneming. In de toelichting geeft de commissie aan dat wordt verwacht dat de top zich de vraag stelt wat de maatschappelijke rol is van de onderneming op het gebied van D&I en wat de relevantie daarvan is voor de cultuur van de onderneming en hoe dat dan uitwerkt in de leiderschapsontwikkeling.

Responstijd en beloningen
Van de overige onderwerpen van het actualisatievoorstel noem ik graag nog dat de commissie de responstijd handhaaft, maar naar aanleiding van de recent ingevoerde wettelijke bedenktijd verduidelijkt dat overlappende of opeenvolgende toepassing van de twee niet wenselijk is. Evident is wel dat tussen beide regelingen voldoende verschillen bestaan om de responstijd te handhaven. Deze kan vaak al in een eerder stadium worden ingeroepen en ook voor meer onderwerpen dan de wettelijke bedenktijd.
Een apart onderwerp in de actualisatie betreft beloningen. De commissie beschouwt de relevante best practice-bepalingen in het kader van de voor beursfondsen aangepaste wettelijke regeling op het gebied van bezoldigingsbeleid en -verslag. De inhoud van die bepalingen wordt niet ingrijpend gewijzigd, maar er wordt wel een uitgebreide toelichting opgenomen, over hoe de beloningsbepalingen uit de code aanvullend op de wettelijke regeling werken. Ook hier vraagt de commissie aandacht voor ESG, door het integreren van de ESG-doelstellingen in het beloningsbeleid en de criteria voor het behalen van die doelstellingen. Verder zou het remuneratierapport moeten toelichten hoe de uitvoering van het beloningsbeleid bijdraagt aan de langetermijnwaardecreatie. Tenslotte wordt toegelicht hoe de commissie verwacht dat in het remuneratierapport het begrip beloningsverhoudingen wordt gebruikt (de beloning van de ceo in verhouding tot de gemiddelde jaarlijkse beloning van de werknemers van de vennootschap en haar groepsmaatschappijen).

De uiteindelijke actualisatie
De consultatie over het voorstel voor het actualiseren van de code loopt tot en met 17 april 2022. Tijdens deze periode voert de commissie een intensieve dialoog met de bij de code betrokken stakeholders (waaronder bestuurders, commissarissen, schragende partijen). Naar verwachting zullen alle reacties op het actualisatievoorstel ook weer worden gepubliceerd en kunnen we zien hoe daarover in brede zin wordt gedacht, en wat dat betekent voor de uiteindelijke actualisatie die is voorzien voor het eind 2022.

Dit essay is gepubliceerd in Management Scope 04 2022.

facebook