De vrijemarkteconomie en John Keynes
Auteur: Gastauteurs | 04-05-2009
Oude tekstboeken moeten afgestoft worden en Keynes’ Magna opus, The General Theory of Employment, Interest and Money (van 1936) komt weer op het bureau terecht. Dicht bij de hand om te zien hoe hij overheidsingrijpen rechtvaardigde. Of toch weer niet? Is het teruggrijpen op Keynes misplaatst en vraagt deze economische crisis toch om iets of iemand anders?
Keynesianisme
Het Keynesianisme bepaalde de beoefening van de economie vanaf de Tweede Wereldoorlog tot ongeveer 1980. Geïnspireerd door de naamgever van de beweging, John Maynard Keynes, omarmden economen in die periode de gedachte dat vrije markten soms goed werken, maar vaak ook niet. Hoe markten kunnen falen had de depressie van de jaren dertig duidelijk gemaakt. Keynes betoogde mede in reactie op die historische gebeurtenis dat het falen van markten vooral het gevolg kan zijn van een gebrekkige vraag. Producenten kunnen overvallen worden door een terugval in hun afzet. In reactie zouden zij hun investeringen terugschroeven, waardoor de vraag nog eens af zou nemen met als gevolg werkloosheid en een reductie in het inkomen van huishoudingen, die van de weeromstuit minder gaan consumeren. Een depressie dus.
Vrije marktwerking
Keynes viel met zijn analyse het tot dan toe overheersende vertrouwen in de vrije markt af. Vrijemarkteconomen beweerden immers dat zo’n neerwaartse spiraal niet waarschijnlijk was, omdat prijzen ook zouden afnemen en de lagere prijzen de vraag zouden stimuleren. Vrijemarkteconomen vertrouwen op de zelfregulering van de markt. Keynes deelde dat vertrouwen niet. Volgens hem bewegen prijzen veel te traag en vindt de aanpassing plaats in de hoeveelheden verkochte goederen. Hij benadrukte daarmee de imperfectie van marktwerking. Het gevolg is op korte termijn stevige verstoringen in het marktevenwicht in de vorm van oplopende voorraden, faillissementen en hoge werkloosheid. Misschien dat op de lange termijn prijzen zich wel aanpassen maar, zo merkte Keynes op met een van zijn meest befaamde uitspraken, ‘In the long run we are all dead’.
Overheidsbestedingen
En zo kwam de overheid in het verhaal. Want de overheid kan de terugval in de vraag compenseren door zelf extra te besteden, of door de belasting te verlagen. Dat was althans de Keynesiaanse propositie. Alle studenten in de economie leerden met eenvoudige modelletjes hoe dat in zijn werk ging. We leerden bijvoorbeeld dat een additionele overheidsbesteding een meervoudig effect had op de totale bestedingen vanwege het zogenaamde multiplicator effect: een extra euro in overheidsbestedingen genereert een extra euro inkomen die voor een deel weer besteed wordt, wat leidt tot weer wat extra inkomen met weer wat extra consumptie als gevolg enzovoort. De berekening van dit effect was een standaard opgave op een tentamen.
The General Theory of Employment, Interest, and Money
Een meer ingewikkeld model bracht de monetaire sector in het betoog. De titel van het boek van Keynes, The General Theory of Employment, Interest, and Money, vertelt het verhaal. Werkgelegenheid (employment) staat voor de reële economie, oftewel de economie van productie en bestedingen, en geld staat voor de financiële sector. Keynes zag de rentevoet (interest) als de factor waarmee de financiële sector de reële sector beïnvloedt.
Investeringen beïnvloeden door rente
Dit punt is altijd wat moeilijk uit te leggen aan beginnende economie studenten. Het komt erop neer dat de rente in de financiële markt tot stand komt om vervolgens de bestedingen, en dan vooral de investeringen in gebouwen en machines te beïnvloeden. De rente is daarmee voor financiële autoriteiten een middel om de bestedingen te beïnvloeden. Een lagere rente geeft een positieve impuls en een hogere rente een negatieve impuls.
Begrotingstekorten
Jarenlang volgden overheden de Keynesiaanse redenering. Ging de economische groei omlaag dan verhoogden ze hun bestedingen, verlaagden hun belastingen (zodat private partijen meer konden besteden), of verlaagden de rente. En soms deden ze dat allemaal. Niemand die zich druk maakte over begrotingstekorten of overheden die te groot werden.
De opkomst van de vrije markt
Rond 1980 keerde het tij ten gunste van de vrijemarkteconomen, zoals Milton Friedman. Gedurende de jaren zestig en zeventig hadden ze een kwijnend bestaan gehad, veelal verguisd en belachelijk gemaakt door de Keynesianen. Toen ik in 1977 in de VS ging doceren, ontdekte ik evenwel dat het tij daar al aan het keren was. De kritiek op de Keynesiaanse modellen was meedogenloos. Vrijwel geen economie professor geloofde er nog in. Friedman bleek populair, maar er was een andere groep economen, de zogenaamde rationele verwachtings economen, die met geavanceerde wiskunde lieten zien dat als mensen rationeel zijn, overheidsingrijpen geen blijvend effect kan hebben op de economie. Dat effect is er alleen als mensen verrast worden. Maar, zo zeiden deze economen dan, ‘you cannot fool people all the time.’ De Keynesiaanse modellen waren uit. Dat was wel duidelijk.
Kleinere overheid
Het kostte enige tijd, maar rond 1980 kregen politici lucht van deze wending in het economisch denken. Margareth Thatcher, de premier van Engeland, en Ronald Reagan, de president van de VS, liepen daarin voorop. Zij sloegen luid op de trom van de vrije markt. De overheid moest kleiner en de financiële autoriteiten moesten ophouden met hun rentebeleid om zich te bepalen op het beheersen van de inflatie. Maar geen overheid ging zover in het navolgen van Friedman’s wereldvisie als de Europese Unie. Brussel zet alles op marktwerking, werkt met een heel klein budget, houdt zich aan de plicht om geen tekorten op haar begroting te hebben, en geeft de Europese Centrale Bank de instructie om alleen de inflatie te beheersen. Met een dergelijk beleid is Friedman in de zevende hemel.
Markwerking
In de afgelopen twee decennia ging het beleid vooral over marktwerking. Het geloof in de markt was helemaal terug. Taxi’s, telefonie, de post, energie, zorgverzekeraars, woningbouwcorporaties, ze werden allemaal onder het regulerende toezicht van de overheid weggehaald om onderworpen te worden aan de tucht van de markt. Het politieke en alledaagse denken werd steeds meer beheerst door economische begrippen. Burgers en studenten werden klanten en iedere organisatie ging sturen op wat de klant wil. Of je nu in de gezondheidszorg werkte of in het onderwijs, het ging om efficiëntie en het rendement.
Kapitalisme
De laatste week van september 2008 veranderde alles. Tijdens een debat op woensdagavond 24 september had Wouter Bos, de minister van Financiën, nog volgehouden dat hij niets in te brengen had gehad in de uitverkoop van de ABN AMRO. En waarom zou hij ook. Dit was een zaak van de aandeelhouders en die zaten over de gehele wereld. Dit was hoe kapitalisme werkt. Dit was marktwerking. In het laatste weekend van september kwam het nieuws dat de Nederlandse overheid een belangrijk aandeel in ABN Amro had genomen. Een week later had de overheid de gehele bank plus de Nederlandse tak van Fortis genationaliseerd. Een ongekende ingreep voor politici en ambtenaren die tot en met die woensdag het credo van de vrije markt hadden uitgedragen.
Keynes versus de Keynesianen
Maar om nu het Keynesianisme te omarmen als de geëigende respons op de economische crisis gaat te ver. Net zoals het voor de hand ligt een nieuwe oorlog met de wapens en de tactiek van de vorige oorlog te voeren, is het verleidelijk om een nieuwe crisis met oude middelen te bestrijden. Het is verleidelijk, omdat we die middelen nog denken te kennen. Maar het is niet al te verstandig, omdat we inmiddels weten waarom die middelen niet goed werken. Het Keynesianisme zoals dat gepraktiseerd werd van 1945 tot rond 1980 werkt niet. Dat weten we inmiddels. Het duurt over het algemeen te lang voordat een investering in de infrastructuur gerealiseerd wordt en extra bestedingen van de overheid kunnen ten koste gaan van andere bestedingen. En het goedkope geldbeleid dat momenteel gevoerd wordt, kan wel eens flink wat inflatie gaan opleveren over een of twee jaar. Regeren is vooruitzien.
Nieuwe wereldoorlog
Daarom is het goed om dat boek van Keynes, The General Theory of Employment, Interest and Money, weer eens ter hand te nemen. Keynes was een man met een interessant verhaal. Hij was een erudiet man die zich richtte op het goede in de samenleving. Economie was voor hem vooral een morele wetenschap. Na de Eerste Wereldoorlog had hij zich opgewonden over het vredesverdrag dat de Fransen hadden afgedwongen. Hij voorzag grote problemen als gevolg van de enorme betalingen die de Duitsers moesten doen, tezamen met de overgave van steenkolenmijnen en staalfabrieken. Hij vreesde dat de economische uitholling van de Duitse samenleving aanleiding zou kunnen zijn voor een nieuwe wereldoorlog. Echt beroemd werd hij met zijn General Theory dat hij tijdens de depressie van de jaren dertig uitbracht.
Factoren die rol spelen bij crisis
Keynes besteedde veel aandacht aan de psychologische drijfveren die aan economische processen ten grondslag liggen. Hij heeft het onder meer over dierlijke driften bij ondernemers en de psychologie van consumenten, precies die factoren die vermoedelijk een grote rol spelen in de huidige crisis. Opmerkelijk actueel is een hoofdstuk waarin hij de fundamentele onzekerheid beschrijft waarin mensen economisch handelen. Vooral waar het over investeringen betreft, zoals een nieuwe fabriek of een metrolijn, gaat het om langetermijnverwachtingen en die kunnen we niet uitrekenen. Dan komt het neer op factoren als hoop, optimisme of vrees en angst zoals nu. Rationeel zijn die gevoelens niet, maar ze zorgen wel voor schokbewegingen.
Aandeelhouderskapitalisme
Zijn vlijmscherpe kritiek op het aandeelhouderskapitalisme is integraal toepasbaar op de huidige situatie. De meeste aandeelhouders hebben geen benul van wat gaande is in ‘hun’ bedrijf en toch doet hun mening ertoe. Beleggen wordt daarmee een schoonheidswedstrijd waarin, zo schrijft Keynes, het erom gaat om degene te kiezen die de meerderheid kiest. Op deze manier wordt beleggen een vorm van gokken. De aandelenmarkt als een casino met als verschil dat toegang tot dit casino veel te gemakkelijk is. Speculeren is okay, zolang het een bijverschijnsel is. Zodra het de markt bepaalt, zoals nu het geval is, is de gehele economie overgeleverd aan de nukken en grillen van onwetende beleggers.
Keynesiaanse oplossingen
Nergens in dit boek schrijft Keynes de zogenaamde Keynesiaanse oplossingen voor. Daar waren zijn volgelingen verantwoordelijk voor. Keynes was te veel een heer om zich als een ingenieur op te stellen. Hij had geen fiducie in een instrumentarium zoals de Keynesianen politici wilden aanbieden. Voor hem is de economie geen machine die te besturen is. Hij was eerder voor ingrepen die de speculatie indammen en wilde zoeken naar manieren om duurzame investeringen te bevoordelen. In zijn denken geen automatismen, maar het afwegen van discrete maatregelen om de dierlijke instincten die mensen doen handelen in goede banen te leiden.
Herstel van vertrouwen
Hoe zou Keynes gereageerd hebben op het huidige beleid? Ik vermoed dat hij zich zou scharen onder degenen die het belang van het herstel van vertrouwen, van redelijkheid ook, benadrukken. De nationalisering van banken zou hij wellicht een goede zaak gevonden hebben, maar hij zou meer ingrepen willen zien om de speculatieve handel in te dammen.
Morele verantwoordelijkheden
Wat te zeggen van een heffing op speculatieve transacties? Hij zou zich verder mengen in een discussie over het internationale monetaire systeem met als doel meer stabiliserende buffers in te bouwen. Maar bovenal zou hij zijn intellectuele autoriteit ingezet hebben om leiders in de zakelijke wereld aan te spreken op hun morele verantwoordelijkheden.
Arjo Klamer is hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam op het gebied van economie van de kunst en cultuur
Lees ook:
> Vertrouwenscrisis: op zoek naar een nieuw evenwicht
> Drie investeringsstrategieën om de recessie te overleven
> Businessplan voor Nederland