Het Nederlandse concurrentievermogen: ‘Innoveren om te winnen’
21-10-2025 | Interviewer: Juul Vaandrager | Auteur: Robert van der Broek | Beeld: Ton Zonneveld
Mario Draghi schudde ons hardhandig wakker. De econoom en gewezen ECB-voorzitter legde fijntjes vast dat Europa zijn concurrentievermogen verliest, kampt met een achterblijvende productiviteitsgroei en te weinig investeert in hoogtechnologische sectoren. Daarbij heeft Europa te maken met vergrijzing en met geopolitieke bedreigingen. Volgens Draghi is er jaarlijks 750 tot 800 miljard euro nodig aan extra investeringen in technologie, de energietransitie, digitalisering en voor de versterking van defensie en veiligheid. Ook Nederland staat voor een nieuwe concurrentieslag, waarin het minder afhankelijk zal moeten zijn van landen als China, India en de Verenigde Staten. Tegelijkertijd zal de positie van Nederland in Europees verband aan relevantie moeten winnen.
Volgens Marc Zegveld en Thijmen van Bree, respectievelijk unit-directeur en senior onderzoeker van TNO, hebben we te maken met achterblijvende R&D-investeringen, hoge energieprijzen en een gefragmenteerd innovatiebeleid. Nederland zou zich beter kunnen focussen op sleuteltechnologieën en op het delen van bestaande kennis en expertise. Ze vinden het essentieel dat er kapitaal beschikbaar komt om startups en scale-ups voor ons land te behouden. Een randvoorwaarde is harmonisatie van afwijkende wet- en regelgeving in de Europese lidstaten. Een gunstige ontwikkeling is dat de urgentie breed wordt gedeeld. De weg voor nieuwe maatregelen wordt al grotendeels vrijgemaakt. Belangrijke incentives zijn de Nationale Technologiestrategie en het ‘3%-actieplan’ voor R&D-investeringen. Ook wordt van oud-ASML- topman Peter Wennink een investeringsagenda verwacht om het investeringsklimaat en het toekomstig verdienvermogen van Nederland te verbeteren. Juul Vaandrager van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) gaat er dieper met Van Bree en Zegveld op in.
Welke indruk laat het rapport van Draghi op jullie achter?
Van Bree: ‘Het rapport bevestigt iets wat we al wisten: onze economie heeft een impuls nodig. Het belang van het rapport zit ’m vooral in de urgentie. Het is een wake-up call voor Europa én voor Nederland. We moeten structureel meer investeren in innovatie, onderwijs en kennisontwikkeling. Tegelijkertijd is samenwerking cruciaal om de arbeidsproductiviteit te verhogen. Voor Nederland liggen kansen in het sneller opschalen van startups, slim inzetten van publieke fondsen en het aantrekken van private investeerders. In Europees verband biedt versterking van de defensie-industrie eveneens grote mogelijkheden.’
Zegveld: ‘Wat ik heel opvallend vind, is het enorme potentieel dat we in Nederland laten liggen. Onze bedrijven en kennisinstellingen zijn enorm kennisintensief, maar wisselen die kennis veel te weinig uit. Nieuwe kennis ontwikkelen is belangrijk, kennis economisch en maatschappelijk breed toepassen is waar het veelal wringt. Door kennis beter te verbinden en gezamenlijk te benutten, kunnen we innovatie versnellen en een sterke keten vormen die de concurrentiekracht van Nederland structureel zal versterken.’
Wat hoop je dat er verandert door het TNO-rapport over het Nederlandse concurrentievermogen?
Van Bree: ‘We hebben de drie hoofdthema’s van Draghi – de innovatiekloof, verduurzaming en afhankelijkheid van andere landen – vertaald naar Nederland. We zien dat de groei van onze arbeidsproductiviteit vertraging oploopt. Ook onze R&D-uitgaven blijven achter bij die van andere landen, we presteren onder het gemiddelde van OESO-landen en voldoen niet aan de norm om drie procent van het bbp aan R&D te besteden. We lopen vooral achter met private R&D-uitgaven, doordat we relatief weinig grote techbedrijven hebben.
Hoewel we een van de koplopers zijn in durfkapitaal en digitalisering moeten we ons niet rijk rekenen, want we zijn erg afhankelijk van andere landen. Het TNO-rapport doet aanbevelingen om te investeren in innovatie en opschaling, door gerichte investeringen te doen in deeptech, cleantech, defensie, ICT en infrastructuur. We kunnen ook strategische aanbestedingen beter benutten. De overheid doet actief mee. De Nationale Technologiestrategie benoemt tien sleuteltechnologieën die bijdragen aan verdienvermogen en leiderschap. Het ministerie van EZ streeft naar de beoogde drie procent van het bbp in R&D over vijf jaar. De investeringsagenda van Peter Wennink kan daarbovenop een concreet kompas zijn voor toekomstige keuzes.’
Zegveld: ‘Het mooie is dat al deze initiatieven elkaar kunnen versterken. Innovatie staat hoog op de politieke agenda en is geen partijkwestie meer, maar een maatschappelijk thema. Tien jaar geleden werd innovatie nog weinig serieus genomen. Nu beseft iedereen dat het directe impact heeft op ons verdienvermogen, werkgelegenheid en strategische autonomie.’
Hoe kunnen we minder afhankelijk worden van andere grootmachten en tegelijk onze positie binnen Europa versterken?
Van Bree: ‘Nederland moet zich erop voorbereiden dat afhankelijkheid van landen als China grote risico’s kan vormen. Het is essentieel dat we onze eigen strategische autonomie vergroten, zonder ons volledig af te sluiten van internationale samenwerking. Europa biedt kansen: door gezamenlijke projecten op te pakken, bijvoorbeeld in defensie en hightechindustrie, kunnen we innovatie versnellen en ons verdienvermogen versterken.’
Wat moet er concreet gebeuren om onze positie en concurrentiekracht te verbeteren?
Van Bree: ‘Nederland heeft nog een relatief smalle basis voor een stevige technologische strategie. Stimuleringsmaatregelen van de overheid zijn hard nodig en zijn er deels ook al, al gebruiken we die te weinig. Kapitaal moet worden aangetrokken en randvoorwaarden moeten goed geregeld worden. Bedrijven hebben duidelijkheid en ruimte nodig om te ondernemen. De Nationale Technologiestrategie kan dienen als vliegwiel, met sleuteltechnologieën zoals ai, quantumtechnologie, data science en procestechnologie. Uiteindelijk is het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid en bedrijfsleven om deze agenda tot leven te brengen.’
Zegveld: ‘Veel bedrijven bereiden zich voor, maar lopen vast op financiering, regelgeving en andere factoren. Ons advies is: wacht niet af. De overheid geeft richting met fondsen en aanbestedingen, maar bedrijven moeten zelf proactief investeren. Kan je niet zelf investeren in R&D werk dan samen met ketenspelers of met kennisinstellingen. Het is een kwestie van durven en doen.’
Welke randvoorwaarden zijn afgezien van kapitaal nodig om het ondernemersklimaat te verbeteren?
Zegveld: ‘De regeldruk in Nederland belemmert innovatie en ondernemerschap. Er zijn inmiddels maatregelen om die te verminderen. Concreet wil het kabinet vóór de zomer 500 regels schrappen of aanpassen. Daarnaast is consistent beleid cruciaal; zonder duidelijkheid durven bedrijven niet te investeren. Dat moet ook de inzet zijn bij de landelijke verkiezingen. Iedereen, ook ondernemers, moet over de eigen schaduw heen durven stappen. Bij TNO hebben wij dat ook gedaan en TNO Ventures opgericht om deeptech-startups te ondersteunen in de eerste groeifase met licenties, participaties en investeringen. In Nederland lopen we achter met opschaling van deeptech, waardoor veelbelovende technologieën niet de markt bereiken. Met deze aanpak willen ook wij onze grenzen verleggen en bijdragen aan versterking van het Nederlandse innovatievermogen.’
Slechts een vijfde van de Nederlandse deeptech-startups groeit naar scale-up. Wat is nodig om dat te verbeteren?
Van Bree: ‘Een robuust ecosysteem is essentieel. De overheid kan voorwaarden scheppen, experimenteerruimte bieden en fondsen beschikbaar stellen, terwijl ook private investeerders worden aangetrokken. Wij bepleiten vooral het doen van gerichte investeringen in de publieke financiering van private R&D in plaats van een generiek innovatiebeleid. Dat wordt des te meer opportuun omdat het Nationaal Groeifonds wordt uitgefaseerd. We zouden kunnen kiezen voor een beperkt aantal thema’s – de eerdergenoemde sleuteltechnologieën – omdat we niet overal goed in kunnen zijn. Alles staat of valt met marktcreatie en een duidelijk toekomstperspectief. Het 3%-actieplan van het kabinet biedt negen opties om publieke en private investeringen te stimuleren, waardoor deeptech-startups betere doorgroeimogelijkheden krijgen.’
Zegveld: ‘Een concreet voorbeeld is 6G Future Network Services. Dit is een alliantie van 60 ICT-bedrijven, de halfgeleiderindustrie en onderzoeksorganisaties, die Nederland de regie wil geven over de ontwikkeling van zijn eigen 6G-netwerken. Er is de eerste ronde 61 miljoen euro vrijgemaakt. Als bedrijven hierop inhaken, ontstaan nieuwe diensten en groeit ons verdienvermogen. De overheid kan ook als launching customer optreden. Kijk naar GPT-NL, een ai-taalmodel dat mede door TNO wordt ontwikkeld. Met betrouwbare Nederlandse data willen we een standaard zetten voor veilig en verantwoord ai-gebruik. Wanneer de overheid dit omarmt en zo haar referentie afgeeft, ontstaat validatie die een nieuwe markt kan creëren.’
Gas en stroom zijn in Nederland duurder dan in omringende landen. Dat schreeuwt om harmonisatie van de energiemarkt.
Van Bree: ‘Nederland doet het goed op het gebied van duurzame energie, maar de opbrengsten zijn pas op langere termijn zichtbaar. Voor de korte termijn missen we prijscompensaties die in andere landen wel bestaan. Ook zijn onze nettarieven hoger, betalen we meer belasting en is er een extra CO2-heffing. Dit maakt het lastig voor grote industrieën om te concurreren.’
Zegveld: ‘Die ongelijkheid moet verdwijnen, anders dreigen grote bedrijven te vertrekken. Investeren in groene chemie is goed, maar deze sector is afhankelijk van de bulkchemie en andere grotere chemiebedrijven. Als grote spelers vertrekken, verliezen groene bedrijven hun basis. We hebben nog onvoldoende inzicht in de onderlinge afhankelijkheden binnen de keten.’
Nederland is sterk afhankelijk van de import van kritieke grondstoffen. Hoe zorgen we voor meer zeggenschap?
Van Bree: ‘De afhankelijkheid van landen als China is te groot, wat leveringszekerheid een groot risico maakt. We moeten onze ketens in productie, verwerking, transport en logistiek weerbaarder maken en alternatieve bronnen aanboren. Een zekere mate van soevereiniteit over grondstoffen en materialen is noodzakelijk.’
Zegveld: ‘Soevereiniteit betekent niet dat we alles zelf moeten produceren. Het gaat erom via Europese samenwerking en slimme afspraken toegang te houden tot materialen die het verdienvermogen en maatschappelijke bescherming versterken. Geopolitiek gaat niet alleen over economie, maar ook over kwaliteit van leven.’
Nederland heeft enkele multinationals die cruciaal zijn voor de wereldwijde waardeketen. Waarom moeten we die koesteren?
Zegveld: ‘Elk land heeft enkele zogenoemde control points. In Nederland zijn ASML en de zaadveredelingsbedrijven Rijk Zwaan, Bejo Zaden en Enza Zaden voorbeelden van control points. ASML heeft een wereldwijde sleutelpositie in de chipindustrie en onze zaadbedrijven zijn essentieel voor de internationale voedselketen. Zaadveredeling vertegenwoordigt zelfs meer waarde dan goud. Rond deze bedrijven is een heel ecosysteem opgebouwd. Om in de toekomst niet te afhankelijk te zijn van alleen deze partijen, streeft de Nationale Technologiestrategie ook naar control points in opkomende waardeketens van de sleuteltechnologieën. Ons doel is kortgezegd om meerdere ASML’s te creëren.’
Hoe kan een betere samenwerking in eigen land en met Europese lidstaten maatschappelijke impact genereren? En hoe kunnen bestuurders en commissarissen van Nederlandse bedrijven daaraan bijdragen?
Van Bree: ‘De nationale investeringsagenda en de agenda van Wennink bieden vooral perspectief omdat ze uitdagingen benaderen vanuit een ecosysteem. Publieke en private partijen werken samen, ieder vanuit hun eigen rol. De overheid is zowel aanjager als speler in dat netwerk. Zo doet DARPA dat ook, het onderzoeksinstituut van het Amerikaanse ministerie van Defensie dat bekendstaat om zijn disruptieve innovaties. Wij hebben ook zo’n radicaal innovatiebeleid nodig. Bestuurders en commissarissen kunnen onze aanbevelingen vertalen naar hun eigen strategie en investeren in latere groeifases van startups. Deeptech, cleantech, ICT en defensie zijn sectoren waarin Nederland sterker kan worden, waardoor zowel strategische autonomie als economische groei toeneemt. Bedrijven zijn nu aan zet.’
Zegveld: ‘Bedrijven hoeven het niet alleen te doen. Je hoeft niet per se een groot ai-budget te hebben; je kunt ook samenwerken in de keten. Natuurlijk, investeren brengt risico’s met zich mee. Ondernemers zijn gewend risico’s te nemen. Dit is het moment om te handelen. Tien jaar geleden was innovatie nog een beladen woord, nu is het breed geaccepteerd. Innovatie levert rendement én maatschappelijke waarde op. Je moet erin stappen om te winnen, niet om niet te verliezen. Nederland heeft enorm veel potentieel – maar dat komt pas tot leven als we nu echt in actie komen.’
Dit artikel is gepubliceerd in Management Scope 09 2025.
Dit artikel is voor het laatst aangepast op 21-10-2025
