Verkiezingen 2025: ‘Een saai economisch beleid zal ons vooruit helpen’

Verkiezingen 2025: ‘Een saai economisch beleid zal ons vooruit helpen’
Hoe kan een nieuw kabinet het Nederlandse ondernemings- en investeringsklimaat een flinke impuls geven en innovatie versnellen? Daarover praten drie politiek specialisten met economie in hun portefeuille. Ondanks hun verschillende ‘kleuren’ zijn ze het hierover eens: ‘Een stabiel en voorspelbaar beleid, meer langetermijnbeleid plus het lef om knopen door te hakken en keuzes te maken.’

Nederland staat er ogenschijnlijk goed voor. Wereldwijd behoren we tot de meest welvarende landen. Met een open, handelsgerichte economie, een goede infrastructuur en een hoogopgeleide beroepsbevolking lijkt de basis op orde. Maar hoelang nog? Onder dit fundament begint het te knellen. Zo groeit onze productiviteit nauwelijks, zijn de kosten voor energie hoog, is het stroomnet overbelast en blijven investeringen in innovatie achter. Tekenend is het vertrek van enkele grote bedrijven uit Nederland en de vaak vanzelfsprekende uittocht van succesvolle startups naar Amerika.
In 2024 waarschuwde Mario Draghi, oud-voorzitter van de ECB, dat de Europese concurrentiekracht onder druk staat door veranderende handelsrelaties en geopolitieke ontwikkelingen. Draghi benadrukte met stevige taal dat Europa serieus moet investeren in innovatie.

De grote vraag is hoe een nieuw kabinet het ondernemings- en investeringsklimaat een flinke zet vooruit kan geven en daarmee innovatie aan kan jagen. Over deze vragen gaan drie politici met elkaar in gesprek: Inge van Dijk, sinds 2021 Tweede Kamerlid voor het CDA, en Claire Martens, sinds 2023 lid van de Tweede Kamer namens de VVD. Ook aan tafel zit Wimar Bolhuis, die op een 18e plek staat van de kandidatenlijst namens Groen- Links-PvdA. Alle drie hebben ze economie als specialisme binnen hun partij.
In politiek Den Haag wordt al even nagedacht hoe ons land ook in de toekomst zijn geld zal verdienen. Er kwam een Nationale Technologiestrategie die tien sleuteltechnologieën aanwees. Ook is er consensus over de komst van een nationale investeringsinstelling die de huidige financieringsknelpunten moet oplossen en kansrijke, innovatieve projecten met een lange looptijd mogelijk zal maken.
Hoewel de tafelgenoten zo vlak voor de Tweede Kamerverkiezingen af en toe een politiek statement maken, zijn ze het vooral erg eens: ‘Nederland moet nu keuzes maken en doorpakken om de welvaart ook in de toekomst zeker te stellen’, vertellen ze aan Tjarda Molenaar, directeur van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP).

Wat is jullie motivatie om Tweede Kamerlid te zijn?
Martens:
‘Ik heb eerder bij verschillende startups en scale- ups gewerkt en merkte hoe moeilijk het is voor jonge bedrijven om kapitaal op te halen. Vaak zijn ze gedwongen om met investeerders in zee te gaan die niet altijd passen bij hun missie. Hoewel zulke ondernemers een belangrijke maatschappelijke bijdrage leveren, blijkt passende financiering lastig te vinden. Dat triggerde me om naar Den Haag te gaan en me in te zetten voor een toekomstgericht investeringsbeleid.’
Bolhuis: ‘Ik werk als directeur van TNO Vector, een centrum van TNO dat zich richt op grote transitievraagstukken. Hier ben ik bezig met het innovatielandschap, ons verdienvermogen en investeringsklimaat, en de impact van bijvoorbeeld het Draghi-rapport of de Nationale Technologiestrategie. Wat mij drijft, is dat er in Nederland structureel dingen misgaan: de stijging van de arbeidsproductiviteit blijft achter en opschaling van nieuwe bedrijvigheid blijft een uitdaging. Ik wil naar Den Haag om het economisch beleid te verbeteren en meer solidair te maken.’
Van Dijk: ‘Ik werkte bijna 20 jaar bij Rabobank, eerst lokaal en later bij Rabobank Nederland. Ook was ik wethouder van de Brabantse gemeente Gemert-Bakel. Ik was nauw betrokken bij de ontwikkeling van Brainport Eindhoven. Ik zag hoe het sentiment bij ondernemers veranderde: van “alles gaat naar Brainport, dat is oneerlijk” naar “we moeten er samen de schouders onder zetten”. Ook in de politiek merkte ik dat wethouders steeds beter samenwerkten. Als gemeente investeerden we soms zonder er direct zelf van te profiteren, omdat we zo de regio vooruit hielpen. Innovatie ontwikkelt zich sneller dan overheden vaak beseffen. De uitdaging is: hoe sluit je als overheid goed aan?’

Waaraan moet een goed vestigingsklimaat volgens jullie voldoen?
Martens:
‘Stabiel en voorspelbaar beleid.’
Van Dijk: ‘Daar sluit ik me bij aan. We zeggen weleens gekscherend: rust, reinheid en regelmaat.’
Bolhuis: ‘Eens. En voor nieuwe bedrijven zijn drie zaken belangrijk: energie, R&D-infrastructuur, en toegang tot kapitaal.’

Het vertrek van grote bedrijven als Shell, Unilever en DSM laat zien dat ons ondernemingsklimaat te wensen overlaat. Hoe zou een nieuw kabinet dit kunnen verbeteren?
Martens:
‘Ondernemers hebben behoefte aan voorspelbaar – noem het gerust saai – economisch beleid. Voor de VVD betekent dat vooral een stabiel fiscaal klimaat. Ondernemers vragen ons wekelijks af te blijven van regelingen die werken, zoals de WBSO, de innovatiebox en de expatregeling. Tegelijkertijd willen ze dat de randvoorwaarden op orde zijn. Ze zeggen: pak het stikstofprobleem aan, garandeer een betrouwbaar elektriciteitsnet en investeer in de economie van de toekomst.
Er gebeurt gelukkig veel: er is een Nationale Technologiestrategie en een R&D-plan, er komt nieuw industriebeleid aan. Dat zijn belangrijke stappen. Toch blijft het fiscale klimaat kwetsbaar. Dat komt door de korte kabinetsperiodes van twee tot vier jaar, terwijl bedrijven hun investeringen vaak voor acht tot tien jaar plannen. We moeten ons langetermijnbeleid beter waarborgen. Tegelijkertijd liggen er opnieuw Kamervoorstellen om succesvolle regelingen als “dekking” te gebruiken. Dat is schadelijk voor het innovatie- ecosysteem en belemmert het aantrekken van talent. Op het gebied van stikstof en energie worden stappen gezet, maar het is beperkt en gaat te langzaam.’

Wimar, jij hield je bij TNO bezig met het innovatieklimaat. Hoe kan de overheid dat verbeteren?
Bolhuis:
‘Veel bedrijven ervaren dat andere landen een voorspelbaarder investeringsklimaat hebben. Bovendien investeren overheden in het buitenland vaak actief in sectoren of technologieën die cruciaal zijn voor de toekomst. Dat moedigt bedrijven aan zelf ook te investeren. Wij geloven sterk dat dit werkt.
Daarom willen we naast beleid ook budget koppelen aan de Nationale Technologiestrategie. We pleiten voor een toekomstfonds met daarin 25 miljard euro, waarmee we de infrastructuur, groene innovaties en hoogwaardige bedrijvigheid van de toekomst financieren. Het is cruciaal dat we durven te investeren op de langere termijn. Daarnaast moeten investeringen in onderzoek en ontwikkeling structureel omhoog. Op Europees niveau bestaat sinds 2000 het Lissabon-akkoord. De ambitie was om drie procent van het bbp te investeren. Nederland blijft daarmee tot op heden achter en daalt nu verder door het kabinetsbeleid.’
Van Dijk: ‘Het probleem met fondsen is dat ze vaak incidenteel zijn, terwijl veel ontwikkelingen structurele investeringen en langetermijncommitment vragen. We moeten niet bij de eerste tegenslag onze handen ervan aftrekken – soms heb je een langere adem nodig. En ja, het fiscale klimaat moet voorspelbaar zijn. Toch moeten we ook kritisch blijven op fiscale regelingen die onvoldoende doelmatig zijn. Er gaat veel geld in om. Liever acht van de tien euro’s effectief besteden dan vier van de tien.’
Bolhuis: ‘Vestigingsbeleid draait niet alleen om fiscale regelingen, maar ook om goed opgeleide mensen, betaalbare woningen en een aantrekkelijke leefomgeving. Dat is cruciaal voor werknemers én bedrijven. Helaas was de overheid de afgelopen jaren weinig voorspelbaar, met steeds wisselend beleid rond fondsen en regelingen, zoals de expatregeling. Dit heeft gezorgd voor onzekerheid en stilstand.’
Van Dijk: ‘Ik denk dat we het erover eens zijn dat we van het Nationaal Groeifonds af hadden moeten blijven.’
Bolhuis: ‘Klopt. Het was een goed instrument voor langetermijninvesteringen. Door geld te geven aan bedrijven die publiek en privaat willen samenwerken, bouw je een nieuw ecosysteem. Het was een mooie aanvulling op fiscale maatregelen.’

Hoe zien jullie de rol van de overheid versus die van marktpartijen? In hoeverre bepaalt de overheid welke bedrijven of sectoren gesteund worden?
Van Dijk:
‘Er ligt een Nationale Technologiestrategie, een 3%-brief met de ambitie om in 2030 drie procent van het bbp in R&D te investeren, en er komt een industriebrief aan waarin de minister zich uitspreekt over het versterken van ons verdienvermogen. Allemaal belangrijk, maar ik vind dat er te weinig is doorgepakt. Ik ben daar best gefrustreerd over: de technologiestrategie werd al door het vorige kabinet gelanceerd. Dat is niet bedoeld om welke partij dan ook aan te vallen. De vraag is: durven we écht keuzes te maken, pijn te voelen door andere dingen níet te doen, en samen die koers te varen?’
Bolhuis: ‘Inderdaad, we moeten knopen doorhakken: op welke sectoren en technologieën zetten we in. Via aanbestedingen kan de overheid startups helpen groeien én daarmee tevens specifieke duurzaamheidsambities realiseren. Voor opschaling is de Europese markt nodig; de Nederlandse is te klein.’

Wat is jullie visie op Europese samenwerking als het gaat om investeren en het versterken van het vestigingsklimaat?
Martens:
‘Nederland kan veel, maar onze afzetmarkt is klein. Zonder Europese samenwerking worden we vermalen tussen grootmachten als China en de VS. We moeten onderling kijken welk land waar goed in is en elkaar zo versterken. Ai is zo’n sector waar we op focussen. Ik hoop wel dat we verstandige keuzes zullen maken. Nu nog lanceren Nederlandse bedrijven hun tools vaak in de VS vanwege strenge Europese regels. De AI Act is weliswaar belangrijk, maar kan startups remmen. Laten we dus, op Europees niveau, slim dereguleren zodat bedrijven hier kunnen groeien en r&d niet naar de VS vertrekt.’
Bolhuis: ‘Ik ben het ermee eens dat we grote investeringen in ai of kwantumtechnologie alleen Europees kunnen aanpakken. Voorbeelden zijn de nieuwe kwantumcomputer in Amsterdam en de AI Factory in Groningen, mede gefinancierd met Europees geld. Nederlands geld koppelen aan Europees geld en private partijen erbij betrekken, is precies wat nodig is om internationaal mee te blijven doen.’

Er lijkt consensus over het optuigen van een nationale investeringsinstelling die kan zorgen voor langetermijnfinancieringen. Wat beoogt de politiek hiermee?
Van Dijk:
‘De instelling moet aanjager worden van innovatie. Ze kan kapitaal mobiliseren en financieringsmogelijkheden creëren. De instrumenten die we tot dusver hadden, bleken niet effectief genoeg. Ik ben blij hoe snel we het hier in de Tweede Kamer over eens zijn geworden.’
Bolhuis: ‘Het gaat om financieringen met een termijn van 10 tot 20 jaar. Financiering met dat soort lange looptijden is nu heel moeilijk te verkrijgen.’
Martens: ‘Daarnaast krijgt de instelling een vorm van borgstelling of garantstelling, iets dat de huidige instrumenten misten. Bedrijven die willen opschalen, hebben een organisatie nodig die garant staat voor hen. De instelling moet bij voorkeur één kader hebben. Nu zijn er te veel instrumenten met verschillende voorwaarden. We zijn een klein land; laten we alles zoveel mogelijk samenvoegen.’
Van Dijk: ‘Het zou goed zijn als andere financiële instellingen hiervan leren. De nieuwe investeringsinstelling opereert in een omgeving waar juridische en regelgevende obstakels de voortgang soms belemmeren. Zodra die knelpunten zichtbaar worden, moeten we ze durven aankaarten en zo nodig regels aanpassen. Het gaat dus niet alleen om kapitaal, maar ook om het scheppen van de juiste voorwaarden en het wegnemen van belemmerende regelgeving, zodat politiek en markt samen vooruit kunnen.’

Hoe wordt geborgd dat de instelling daadwerkelijk een langetermijnstrategie kan volgen?
Martens:
‘Het is essentieel dat de instelling op afstand van de politiek staat. Zo voorkom je dat politieke belangen het doel gaan beïnvloeden.’
Bolhuis: ‘Er moet een duidelijke opdracht zijn, de instelling moet inspelen op marktbehoeftes die nu niet vervuld worden door te hoge risico’s of te traag rendement. Denk aan langdurige leningen aan innovatieve ecosystemen, infra of transities die anders niet van de grond komen. Daarnaast is het belangrijk dat we met z’n allen van het geld afblijven. Zo kan de instelling een stabiele koers varen, idealiter minstens tien jaar, en daadwerkelijk impact maken.’
Martens: ‘We hebben hiervoor mensen nodig met ervaring in de financiële sector, die de valkuilen kennen. Tegelijkertijd is het belangrijk om jonge generaties toe te voegen, met frisse ideeën over maatschappelijke vraagstukken en oog voor kleinere investeringen, zodat we niet alleen grote bedrijven ondersteunen.’

Hoe zorgt de instelling ervoor dat ze flexibel kan inspelen op veranderingen?
Van Dijk:
‘De instelling zal moeten inspelen op nieuwe ontwikkelingen, en zal ook moeten beschikken over lerend vermogen. Flexibiliteit en voortschrijdend inzicht zijn essentieel.’
Martens: ‘We moeten ook accepteren dat niet elke investering zal slagen. Als we geen lef durven tonen, komen technologieën van de toekomst niet van de grond. Kijk naar Amerika: daar hebben risicovolle investeringen enorme innovaties opgeleverd.’

Dat zijn mooie woorden en beloften. Gaan we er ook echt werk van maken?
Martens:
‘Dit vraagt iets van ons als Kamer. Wanneer een investering niet direct succesvol blijkt, moeten we niet meteen tijdens het vragenuurtje een debat met de minister aanvragen. We hebben immers een kader afgesproken waarin investeringen de tijd krijgen om zich te bewijzen. We moeten instellingen en bewindspersonen de ruimte geven om risico’s te nemen.’
Bolhuis: ‘Ja, bij investeringen in thema’s zoals de energietransitie of defensie kunnen we niet elk jaar meteen financieel rendement verwachten. Daarom wordt het ook nadrukkelijk géén overheidsinstelling die drukt op de begroting. Maar we kunnen met deze investeringen ervoor zorgen dat onze samenleving en economie klaar zijn voor de uitdagingen van de 21ste eeuw.’
Van Dijk: ‘Wat mij zorgen baart, is dat ons politieke systeem dit soort langetermijnprojecten lastig maakt. We zijn gewend te denken in termen van oppositie en coalitie: voor of tegen, we willen elkaar de maat nemen. Terwijl dit juist vraagt om bredere coalities en samenwerking over politieke lijnen heen. We moeten de ander wat meer gunnen dan nu. Alle partijen in de Kamer moeten bereid zijn samen vooruit te kijken. Dat mis ik nu.’
Martens: ‘Tegelijkertijd zie ik dat er in commissies, zoals Economische Zaken, vooral inhoudelijke discussies worden gevoerd en minder op de persoon of partij. De urgentie dringt toch wel door om nu noodzakelijke stappen te zetten. Natuurlijk mogen er verschillen blijven, dat houdt ons scherp.’
Van Dijk: ‘Er zijn veel dossiers die we politiek kunnen maken, maar laten we er een paar, zoals economisch beleid, wat saaier maken. Ik denk dat dat ons enorm vooruit zal helpen.’

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 09 2025. 

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 21-10-2025

facebook

ManagementScope.nl gebruikt cookies

Voorkeuren

Basis

Basis cookies:
Scope Business Media anonimiseert de data van personen die op de site terechtkomen. Hierdoor heeft managementscope.nl nauwelijks persoonlijke data van onze websitebezoekers in beheer en mogen wij selecte datapunten verzamelen die geenszins aan u als persoon te koppelen vallen. Onder noodzakelijke cookies vallen alle datapunten die Scope Business Media gerechtigd is om te plaatsen zonder expliciete toestemming van de bezoeker. Dit betreft enkel volledig geanonimiseerde data die noodzakelijk is voor het functioneren van de site.

Compleet (aanbevolen)

Overige cookies, bij het kiezen voor ‘compleet’:
Onder de noemer ‘Overige cookies’ vallen cookies waarvoor wij expliciet toestemming van u nodig hebben. Hieronder vallen bijvoorbeeld onze marketing cookies die wij tevens volledig anonimiseren. Deze cookies zijn echter wel essentieel voor Scope Business Media, om ervoor te zorgen dat managementscope.nl kan blijven voortbestaan als site.

Cookie- en privacyverklaring