Sabine Oberhuber (Turntoo) over circulaire economie

Sabine Oberhuber (Turntoo) over circulaire economie
De medeoprichter van adviesbureau Turntoo faciliteert een volledig nieuwe economie die circulair opereert en pleit voor een totaal andere omgang met grondstoffen: ‘Zie materialen als service.’

In de circulaire economie wordt alles anders. Producten zijn gemakkelijk te veranderen of te repareren en kunnen bovendien meerdere malen verkocht worden. Componenten worden niet steeds opnieuw tot grondstoffen gerecycled, maar opnieuw ingezet. In de circulaire economie kunnen materialen rechten hebben en kunnen producten veranderen in diensten. Sabine Oberhuber is samen met haar partner en architect Thomas Rau de oprichter van adviesbureau Turntoo, waarvan de naam verwijst naar de omkering van de rollen van producent en consument. Die omkering is een van de voorwaarden om tot een werkelijk duurzame samenleving te komen. De circulaire economie verlost bedrijven ook van een paar lastige vraagstukken en biedt uitgelezen kansen. Kortom, wat houdt ons tegen?

De circulaire economie wint aan belangstelling. Er zijn veel bedrijven die stellen dat ze in de richting van de circulaire economie bewegen. Is het een hype?
‘Ik hoorde laatst dat binnen een groot en bekend Nederlands bedrijf in een rapport het woord ‘sustainable’ vervangen moest worden door het woord ‘circulair’. Dat is zorgelijk: mensen denken dat recyclen gelijk staat aan circulair, terwijl het eigenlijk het allerlaatste is wat je óók met een materiaal kunt doen. Het gaat erom dat je mede rekening houdt met de waarde of de energie die je in een product hebt gestopt: ook die moet je er uit halen. Het begint dus bij het ontwerp: maak producten zo dat je ze gemakkelijk kunt upgraden, veranderen, repareren, hergebruiken. Dan hoef je een product niet eerst tot componenten of grondstoffen terug te brengen voordat je iets nieuws kunt maken – want daarmee vernietig je veel waarde. Soms kun je alleen de buitenkant van een product vervangen, zodat het weer bij de tijd past. Veel smartphones bijvoorbeeld zijn niet dusdanig ontwikkeld dat de componenten gemakkelijk uit elkaar gehaald kunnen worden voor een nieuwe productieronde. Je kunt de nieuwste innovaties ook beschikbaar stellen aan je early adopters, terwijl je laggards (de groep die als laatste een innovatie omarmt, red.) wellicht genoegen nemen met een refurbished product uit een eerdere innovatiegolf. Op deze manier kun je producten meerdere malen in de markt zetten. Dat gebeurt nu gedeeltelijk via de tweedehandsmarkt: het nadeel daarvan is alleen dat grondstoffen of componenten uiteindelijk niet terugkeren naar de producent en dus voor een groot deel verloren gaan.’

Een belangrijk uitgangspunt in het gedachtengoed van Turntoo is de omslag van product naar dienst. Samen met uw partner, architect Thomas Rau, hebt u Philips geconfronteerd met de vraag ‘we hebben geen behoefte aan lampen, maar aan licht’. Hoe werd daarop gereageerd?
‘Toen het nieuwe kantoor van RAU Architecten opnieuw moest worden ingericht, in 2009, hebben we die vraag inderdaad voorgelegd aan Philips. Voor Philips was het een grote uitdaging licht als dienst aan te bieden. Het topmanagement werd er in eerste instantie niet bij betrokken. Wij hebben Philips – inclusief de overschakeling van tl naar led – verantwoordelijk gemaakt voor ons totale energieverbruik. Dat is met 55 procent naar beneden gegaan. We betalen voor een hoeveelheid lux per jaar op onze werkplek. Toen het kantoor in 2010 klaar was, zagen we dat het uitgangspunt ‘licht als een service’ op veel enthousiasme kon rekenen. In 2011 liet Philips-ceo Frans van Houten op een grote Philips-conferentie het kantoor van RAU zien als voorbeeld voor de toekomst: over tien jaar verkopen we geen lampen meer, maar licht.’

De omslag van ‘bezit’ naar ‘gebruik’ is een ander element van circulair denken. Wat vraagt die omslag van ondernemingen?
‘Er is veel interesse voor die verandering. De noodzaak wordt ook wel ingezien, maar het is geen gemakkelijke route. Er is niet alleen een verandering van businessmodel nodig, maar ook van al je processen en de organisatiecultuur. Dat laatste is een enorme uitdaging, net als het veranderen van je salesorganisatie in een serviceorganisatie. Als je buitendienst is ingericht op het schuiven met dozen en het sluiten van snelle deals, dan heb je ook een ander soort medewerker nodig. Een go van de ceo is niet voldoende, ook de verschillende managementlagen worden op basis van het oude businessmodel ‘afgerekend’. Bedrijven worden afgerekend op waarde toevoegen in de vorm van winst, het liefst ‘winst in dit jaar en voor belasting’ bijvoorbeeld.’

Wat zet circulair denken daar tegenover?
‘Op de eerste plaats wordt met een circulair businessmodel het risicoprofiel van je organisatie veel gunstiger. Op dit moment kampt bijvoorbeeld de isolatiebranche met leveringsproblemen, veroorzaakt door een gebrek aan grondstoffen. Grondstoffen worden in de meeste gevallen schaars en duur. Dat kun je ondervangen door je installed base te beschouwen als de voorraad van de toekomst. Ofwel: alles wat ik in de toekomst aan grondstoffen nodig heb, is al aanwezig bij mijn klanten. Een tweede voordeel is dat je hierdoor een veel hechtere relatie met je klanten opbouwt. Zo kwam Bosch door een pilot met Turntoo erachter dat oudere alleenstaande vrouwen relatief grote koelkasten kopen, omdat ze niet meer gemakkelijk bij de onderste schappen konden komen. En op de derde plaats wordt je businesscase een stuk beter als je apparaten niet een keer, maar drie keer kunt verkopen, bijvoorbeeld in een refurbished model. Ook je marge, je klanten en het milieu profiteren daarvan. Een bedrijf als IKEA ziet in dat anders omgaan met grondstoffenschaarste nodig is om hun missie – goed design tegen een lage prijs – te kunnen blijven realiseren. In een servicemodel komt er nog bij dat er sprake is van recurring revenue: omzet die je meerdere jaren onder contract hebt. Je begint dus niet elk kalenderjaar met nul omzet – ook dat verlaagt je risicoprofiel.’

Ook in een circulaire economie heb je energie nodig. Wanneer wordt energieopwekking circulair in plaats van duurzaam?
‘Wil je in een nieuw economisch model niet meer de grenzen van het systeem raken, dan is duurzame energieopwekking daar een onderdeel van. Het gebruik van duurzame energie bij de productie maakt je product echter nog niet circulair. Net als alleen een productontwerp. Cradle to cradle is een prachtige filosofie, maar slechts een onderdeel van circulaire economie. Een houten stoel aan het eind van zijn levensduur verbranden, dat is niet circulair. In de circulaire economie zullen bedrijven en consumenten onderling dus afspraken moeten maken. Hoe verkoop ik als onderneming mijn producten en hoe neem ik ze terug? Als je van consumenten verwacht dat zij goed omgaan met een slecht ontworpen product, schiet het niet op. Bedrijven kunnen hier een grote verantwoordelijkheid nemen.’

Heeft de overheid ook een rol in de omslag naar een circulaire economie?
‘Ja, natuurlijk moet ook de overheid iets doen. Helaas is het de laatste tijd vooral het bedrijfsleven waar de visies vandaan komen. In de Nederlandse politiek zie je momenteel erg weinig leiderschap als het gaat om wat er echt moet gebeuren. In de jaren twintig van de vorige eeuw was er een Amerikaans econoom die in een pamflet voorstelde gebruikers te bestraffen als ze een product langer dan de voorgeschreven levensduur bleven gebruiken. We zijn bijna honderd jaar verder en het creëren van je eigen vervangingsvraag is inmiddels een vanzelfsprekend onderdeel van onze verbruikseconomie. Repair-cafés zijn een mooie ‘guerrillabeweging’: waarom zou je een apparaat moeten wegdoen als er een knopje is afgebroken? In de DDR – niet dat ik terug zou willen naar die tijd – was voorgeschreven dat apparaten het vijfentwintig jaar moesten doen. In Zweden is het btw-tarief op reparaties verlaagd om de circulaire economie te stimuleren. Frankrijk heeft in 2015 een wet aangenomen die ‘geprogrammeerde veroudering’ verbiedt: het idee dat je producten maakt die na een vooraf bepaalde tijd stuk gaan. Waarom doet de Nederlandse overheid geen uitspraak over de minimale houdbaarheidsdatum of de repareerbaarheid van producten? Ook grondstoffenstromen in circulatie houden vergt overkoepelende instanties, dat is bij voorbaat een rol voor de overheid.’

De politiek wordt gedreven door wat de kiezer wil. Is de kiezer wel voldoende geïnteresseerd in circulaire economie?
‘Als je ergens verantwoordelijkheid wilt nemen, dan moet je ook de moed hebben beslissingen te nemen die niet populair zijn. Dat is een euvel van deze tijd. Als je goed naar de verkiezingsuitslag kijkt, zie je winnaars in twee richtingen: Groen- Links en de PVV. Beide groepen pleiten voor verandering. We kunnen dus kiezen voor twee richtingen: hoop en alternatieven of protest en angst. Ik denk dat politici op dit moment bang zijn voor de kiezer en de signalen onvoldoende hebben begrepen. Ik ben jaren geleden opgegroeid met biologische voeding, vroeger nog een uitzondering. Het heeft lang geduurd, maar inmiddels is biologische voeding gemeengoed. Tegenwoordig gaan vergelijkbare veranderingen een stuk sneller, dus ik ben optimistisch over de circulaire economie. Toen wij in 2010 over het onderwerp ‘circulaire economie’ begonnen, werden we met grote ogen aangekeken. Inmiddels staat het thema volop in de belangstelling bij media, congressen, de Europese Commissie en het World Economic Forum. Maar er is nog een lange weg te gaan. Een ander probleem is dat we niet de afspraken maken die nodig zijn, maar slechts die mogelijk zijn, neem bijvoorbeeld het klimaatakkoord van Parijs. Daardoor is bijvoorbeeld de zeevaart uit het klimaatakkoord verwijderd, werken we met limieten waarvan we niet zeker weten of ze kloppen en zijn de gemaakte afspraken boterzacht. In plaats daarvan zouden we in veel kortere tijd radicaal moeten stoppen met de inzet van fossiele energie. Veel overheden, ook de onze, zijn nog sterk afhankelijk van accijnzen op fossiele brandstoffen. De Energiewende is een complexe operatie, die strak geleid moet worden. Hetzelfde geldt voor de transitie naar een circulaire economie – er is een overkoepelende visie nodig.’

Waar moeten we beginnen?
‘De Club van Rome heeft zich hierover uitgesproken. Het nadeel van duurzame initiatieven is dat ze maar een paar procent bijdragen aan de CO2-reductie; een effect dat gemakkelijk teniet wordt gedaan door de groei van de wereldbevolking. Het combineren van duurzame energie en circulaire economie leidt tot een veel grotere reductie. Met circulariteit voorkom je erg veel productie en je maakt slim gebruik van de energie die al in producten is gestopt. Verder moeten wij materialen documenteren in materiaalpaspoorten en beheren via een register, want afval is een grondstof zonder identiteit. Wij hebben hiervoor recentelijk het initiatief genomen met Madaster, het kadaster voor Materialen.
Een andere manier is producenten verantwoordelijk te maken voor de levensduur en het energieverbruik van hun producten, zoals wij met Philips hebben gedaan. Zo hebben wij bijvoorbeeld voor Schiphol samen met Philips een model ontwikkeld, waarin Philips verantwoordelijk blijft voor de installatie in lounge 2. Het effect was een verlenging van de levensduur van de installatie van zes naar vijftien jaar. De afnemer gaat gedrag afdwingen bij de aanbieder. De afnemer kan nooit zoveel verantwoordelijkheid nemen en besparingen realiseren als een producent. Die kan alle innovaties in zijn product stoppen.’

Wordt blijvend innoveren daarmee niet lastiger?
‘Nee, bedrijven smeren vooral hun incrementele innovaties uit over een langere tijd. Ik denk dat bedrijven die volgens een servicemodel werken waarbij de klant een werkend product heeft, veel beter zullen nadenken over wanneer je upgrades doorvoert. Nu komen veel innovaties neer op marketing.’

Kortom, het bedrijfsleven is nu aan zet?
‘Ik denk dat de consument al behoorlijk overvraagd is. Je kunt denken aan inkopende organisaties – de overheid is daarvan de grootste – die veel kunnen afdwingen, bijvoorbeeld door het inkoopbeleid aan te passen. Daar kan nog veel in verbeterd worden. Het Rijk is daar een mooi voorbeeld van, wij hebben recentelijk een visie geschreven op hoe zij alle honderdduizend werkplekken circulair kunnen maken. Dat zal zeker een grote impact hebben op de hele sector. Met wet- en regelgeving zou je belastingdruk kunnen verleggen van arbeid naar grondstoffen en de houdbaarheid van producten kunnen regelen. China probeert nu grondstoffen in Afrika veilig te stellen voor producten die uiteindelijk naar het westen gaan. Maar met de groeiende thuismarkt en toenemende schaarste is het niet onwaarschijnlijk dat China de grondstoffen binnen de eigen grenzen wil houden. Europa moet haast maken met het veilig stellen van eigen grondstoffen. Een mondiale oplossing zou mooi zijn, want grondstoffenschaarste zorgt voor geopolitieke spanningen. Je zou materialen als een service moeten beschouwen, waarbij partijen in de keten toestemming krijgen om materialen te gebruiken.
Er ligt ook een grote taak voor het onderwijs. In economische studies komen zaken als circulariteit niet of nauwelijks voor. Het onderwijs wordt steeds smaller en gespecialiseerder, terwijl de skills die we nu leren over een paar jaar niet meer nodig zijn. In plaats daarvan heb je creatieve denkers nodig; dat vraagt om vakken als kunst, filosofie en geschiedenis.’

Zijn er al inspirerende voorbeelden van bedrijven die echt circulair werken?
‘Gerrard Street is een mooi bedrijf in Utrecht, dat koptelefoons produceert die zeer gemakkelijk te repareren zijn. Hun gebruikers kunnen onderdeeltjes zelf opvragen en vervangen. Defecte onderdelen worden door de producent weer opnieuw ingezet. Je huurt de koptelefoon als een opzegbare service, voor een bedrag per maand. Grote organisaties werken vaak te veel in silo’s, wat het komen tot een integrale oplossing bemoeilijkt. Kleine organisaties zijn relatief goed in staat om over de complexiteit die het circulaire model met zich meebrengt heen te stappen.’

Interview door Erik Suichies, directeur zakelijke markt Nuon.
Hij interviewt voor Management Scope over duurzaamheid, transformatie en energie. Deze bijdragen zijn terug te vinden bij zijn profiel

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 06 2017.

facebook