Glastuinbouwers Ted Duijvestijn, René Vissers, Frank Wagenaar over duurzaamheid
01-11-2018 | Interviewer: Roderick Glerum | Auteur: Paul Groothengel | Beeld: Martine Sprangers
Haal de tuinbouwkassen van het aardgas af door met aardwarmte te werken. Hergebruik CO2 van de industrie om planten te laten groeien. Laat meer bomen groeien. Zorg voor landbouwmachines die werken op duurzame energie. Dring de voedselverspilling en de consumptie van vlees terug. Het zijn stuk voor stuk maatregelen vanuit de landbouw om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, genoemd in het Klimaatakkoord dat nu de gemoederen flink bezighoudt. Hoe zit het ook weer? Afgelopen zomer kwam het Klimaatberaad, een ‘coördinerend overlegorgaan’ om tot een nationaal Klimaatakkoord te komen, met een eerste voorstel op hoofdlijnen, opgesteld door ruim 100 uiteenlopende klimaatonderhandelaars, met als doel een reductie van de CO2-uitstoot in Nederland met 49 procent in 2030 ten opzichte van 1990. De daartoe vereiste 48,7 megaton reductie in CO2-uitstoot per 2030 is verdeeld over vijf sectoren ofwel ‘Klimaattafels’ waaraan de onderhandelaars zijn aangeschoven: gebouwde omgeving (moet voor 3,4 megaton bijdragen aan CO2-reductie), mobiliteit (7,3 megaton), industrie (14,3 megaton), landbouw en landgebruik (3,5 megaton) en elektriciteit (20,2 megaton).
In dit artikel focussen we op de Klimaattafel landbouw en landgebruik. Drie specialisten uit de glastuinbouw vertellen over hun inspanningen om te verduurzamen, en over de (on)haalbaarheid van de plannen van het Klimaatberaad. Ted Duijvestijn bestuurt, met zijn drie broers en een algemeen directeur, de in Pijnacker gevestigde kwekerij Duijvestijn Tomaten. Al in 2011 stapte dit bedrijf, vanuit de wens om duurzamer te ondernemen, over op geothermie om niet meer afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen. Het bedrijf loopt voorop in productontwikkeling: in 2015 werd het uitgeroepen tot beste tomatenkweker van de wereld.
Frank Wagenaar leidt in De Kwakel een productielocatie van het Westlandse Dümmen Orange, wereldwijd de grootste veredelaar en kweker van bloemen en planten. Het Nederlandse private-equityhuis H2 verkocht dit bedrijf drie jaar geleden aan de Britse investeerder BC Partners. Dümmen Orange verkoopt jaarlijks meer dan een miljard stekjes van snijplanten, sierplanten en potplanten. Er werken zo’n 7.700 mensen, onder meer in landen als Tanzania, Kenia en Guatemala, waar de planten en stekken worden gekweekt. De klanten van Dümmen Orange zijn telers die hun bloemen en planten verkopen aan retailers, zoals supermarkten en tuincentra.
René Vissers is cfo van Maarel Orchids en is daarnaast verantwoordelijk voor commercie en personeelszaken. Maarel Orchids levert vanuit Maasdijk orchideeën aan Europese tuincentra en retailers, via gespecialiseerde exporteurs. Dit voorjaar werd een productielokatie in De Lier verkocht omdat die niet langer paste bij de uitvoering van de aangescherpte, meer op verduurzaming gerichte ondernemingsstrategie van het bedrijf. Het gesprek wordt geleid door Roderick Glerum, directeur zakelijke markt bij Nuon.
Hoe beoordeelt u dit eerste Klimaatakkoord op hoofdlijnen?
Duijvestijn: ‘Technisch is alles mogelijk. Het succes van dit akkoord valt of staat vooral met het gedrag en de cultuur van bedrijven en van hun organiserend vermogen. Maar vergeet ook vooral het financiële plaatje niet: je kunt niet alles op het bordje van de ondernemers leggen. Wij hebben stuk voor stuk te maken met sterke concurrenten en lage marges. Voor vergaande verduurzaming moet je toch over naar een ander businessmodel en dat kost veel geld.’
Wagenaar: ‘Het onderwerp verduurzaming is voor onze sector onontkoombaar. Vergeet niet, er zijn al heel veel initiatieven tot verduurzaming in onze tuinbouwsector, maar je hebt inderdaad altijd te maken met die koppeling met de kosten. Het merendeel van de Nederlandse rozenteelt is verdwenen naar producenten in landen in Afrika en Zuid-Amerika, omdat ze daar veel lagere kosten hebben op gebied van arbeid en energie. Dat zijn onze grootste kostenposten. Dus als een overstap op duurzame energie geen geld zou kosten maar juist geld zou opleveren, dan zou iedereen er graag aan meewerken.’
Vissers: ‘Ik denk dat dit Klimaatakkoord partijen in onze sector kan stimuleren. Bij Maarel Orchids willen we vooroplopen in verduurzaming. Niet alleen vanwege onze kernwaarden, maar ook en vooral omdat we dit zien als concurrentiewapen. Reken maar dat zowel retailers als consumenten in de toekomst meer eisen gaan stellen aan de duurzaamheid van onze producten. Zodra ze daar twijfels over hebben, stappen ze over naar een andere producent. Wij hebben ervoor gekozen om die twijfel voor te zijn. Dat versterkt onze concurrentiepositie, ook internationaal gezien. Dat kan dus ook voor andere ondernemingen in onze sector gaan gelden. Overigens werken wij op dit punt zoveel mogelijk samen met andere telers, want samen weet en kan je meer om de vereiste energietransitie te bewerkstelligen. In je eentje stel je nou eenmaal niks voor.’
Duijvestijn: ‘Dat doen wij ook, we werken al sinds 2001 samen met verschillende tomatentelers. Door intensief samen te werken is het voor ons makkelijker om flexibel en efficiënt in te spelen op de wensen van de klant, denk aan milieuvriendelijke verpakkingen en duurzaam transport. Zo hebben we een flinke voorsprong kunnen nemen op concurrenten uit andere landen.’
De maatschappelijke druk om duurzamer te werken neemt toe, maar tegelijk willen klanten daar niet altijd extra voor betalen...
Duijvestijn: ‘Het is belangrijk dat voedselproducenten en consumenten elkaar opzoeken. Om beter begrip over en weer te kweken. Consumenten willen vaker duurzaam voedsel uit de eigen regio. Het voordeel daarvan is dat je dan kortere voedselketens nodig hebt, met minder schakels tussen producent en consument. Dat zorgt voor minder CO2-uitstoot.’
Wagenaar: ‘Je zult vooral naar de wensen van de eindklant moeten luisteren, hoe dan ook. In Groningen gaat de gaskraan uiteindelijk tóch dicht, door de toenemende maatschappelijke druk vanuit vooral bewoners. Consumenten worden steeds machtiger. Tegelijk hebben wij ook te maken met de macht van retailers. Door te werken met keurmerken en daarmee scherpere eisen, dwingen ze de voedselproducenten tot ander gedrag. Dat zal in onze sector ook gaan gebeuren, bijvoorbeeld waar het gaat om ons gebruik van duurzame energie. Die toenemende druk moet je echter niet zien als bedreiging, maar als kans. Zo hebben wij vanuit de wens van de sierteeltkwekers het zogenaamde Green- Guard-protocol ingevoerd. Hierbij draait het om duurzaam geproduceerde planten of stekken van planten, bijvoorbeeld potchrysanten, waarbij we de chemische residuen van gewasbeschermingsmiddelen tot een minimum beperken. Doordat we ons sterk profileren op het gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen, versterken we onze marktpositie.’
Vissers: ‘Het investeren in verduurzaming kost veel geld. Onze teeltmanagers denken veel na over de samenhang tussen telen en energiegebruik. We hebben begin dit jaar de lat voor onszelf hoger gelegd, willen maximaal inzetten op biologisch, duurzaam produceren. De vereiste investeringen moet je dan wel over een flink aantal jaren uitsmeren, want als je alleen naar de korte termijn kijkt, wordt het al snel te duur. Daarom denk ik dat de kleinere producenten in onze sector minder snel aan verduurzaming zullen toekomen. Dat zal op termijn leiden tot concentratie in de branche.’
Er wordt veel gesproken over nieuwe technieken die een rol kunnen gaan spelen in de energietransitie, zoals waterstof en geothermie. Wat zijn uw ervaringen op dit punt?
Duijvestijn: ‘In 2010 zijn we begonnen met aardwarmte, om onze kassen te verwarmen. Daarnaast zijn we sinds 2008 actief in het hergebruik van CO2. We kregen destijds bezoek van OCAP, een consortium dat in Zuid-Holland een groot leidingennetwerk heeft aangelegd om de afvalstof CO2 bij telers aan te bieden. Die CO2 halen ze onder meer weg bij een raffinaderij van Shell, die voorheen via de schoorsteen in de lucht verdween. Via OCAP krijgen wij nu die CO2 van hoogwaardige kwaliteit binnen, zodat onze planten optimaal kunnen groeien. Wij besparen dus niet alleen op fossiele brandstoffen, we consumeren ook nog eens een grote hoeveelheid CO2 die door industriële processen anders in de atmosfeer terecht zou komen.’
Vissers: ‘Wij doen min of meer hetzelfde. Omdat wij in onze kassen een relatief zware belichting nodig hebben, hebben we onze wkk nog steeds nodig voor de benodigde elektriciteitsproductie. Als ik die wkk uitzet, moeten we de elektriciteit inkopen. Wij zouden via OCAP wel meer CO2 geleverd willen krijgen, want OCAP kan ons momenteel niet voldoende leveren. Maar goed, deze techniek heeft in mijn ogen wel de toekomst.’
Wat moet er gebeuren om te zorgen dat de glastuinbouw werk maakt van de maatregelen uit het Klimaatakkoord?
Wagenaar: ‘De kansen liggen vooral in een collectieve aanpak. De overheid moet gedrag niet afstraffen, bijvoorbeeld door de belasting op het gebruik van aardgas te verhogen. Wat beter werkt is het stimuleren van investeringen, bijvoorbeeld in collectieve netwerken voor restwarmte en CO2. In het verleden hebben we wel gezien dat op een positieve manier stimuleren altijd bijdraagt aan innovatie. De overheid moet blokkades voor ondernemers weghalen, wij willen echt wel doorzetten in de vereiste verduurzaming. De meeste glastuinbouwers zijn gewend aan innovatief handelen, want anders zijn ze snel out of business.’
Vissers: ‘Daarbij moet de politiek, landelijk of lokaal, waar nodig zorgen voor versnelling. In de regio rond Rotterdam zijn we al enige tijd bezig met de benutting van restwarmte van de industrie. Daarvoor is de aanleg van een uitgebreide warmterotonde vereist. Zodat je woningen kunt verwarmen, maar bijvoorbeeld ook glastuinbouwers kunt voorzien van warmte. Wat doet de politiek? Die gaat nu al op ondernemers leunen: ze vragen of wij nu al willen tekenen voor een bepaalde afname, terwijl de prijs van die restwarmte nog niet eens bekend is. Daarnaast is het voor ons onduidelijk hoelang het duurt voor de eerste spade de grond in gaat, want eerst moet er een aantal vergunningen worden verleend. Het is dan aan de politiek om die onzekerheid voor ondernemers weg te nemen.’
Duijvestijn: ‘We zullen als sector alle betrokkenen moeten overtuigen van de noodzaak van veranderingen, want anders kunnen we nooit die transitie aangaan. Het is dus belangrijk om coalities te vormen met partijen die hetzelfde belang en doel nastreven. Ook de consument mag hier niet vergeten worden.’
Wat ontbreekt er nog voor jullie in dit voorlopige klimaatakkoord?
Duijvestijn: ‘Beschrijvingen van concrete projecten, liefst met namen en rugnummers. Dat geeft direct een heel andere mindset. De politiek moet uitspreken welke inspanningen ze van partijen verwachten en tegelijk aangeven dat, als er problemen opdoemen, ze meehelpen met het zoeken naar oplossingen. Aan de Klimaattafels draait het vooral om polderen, maar ik vind dat de politiek, zodra het gaat om belangrijke nutsvoorzieningen van nationaal belang, best dwingender kan optreden. Anders gebeurt er niets. Overigens mag er ook wel wat meer leiderschap komen vanuit belangenverenigingen en ondernemers zelf.’
Vissers: ‘Ik zie vaak nog te veel discrepantie tussen de landelijke versus de lokale politiek. Bovendien duurt het vaak een hele tijd voordat landelijk beleid is doorgesijpeld naar lokale politiek. In dit Klimaatakkoord mis ik vooralsnog de oplossingen voor dit probleem. Maar goed, al met al ben ik optimistisch gestemd. Onze sector beschikt immers over de technologie en de kennis om te verduurzamen, maar we moeten wel oppassen dat onze kostprijzen internationaal gezien niet te veel uit de pas gaan lopen.’
Interview door Roderick Glerum, directeur zakelijke markt van Nuon. Glerum interviewt en schrijft voor Management Scope over nieuwe energietransitie. Dit rondetafelgesprek is gepubliceerd in Management Scope 09 2018.