Martijn Broekhof en Gertjan Lankhorst over het Klimaatakkoord: 'De sfeer is gekanteld'
15-11-2019 | Auteur: Paul Groothengel | Beeld: Maartje Geels
Wat betreft de sectortafel industrie is vergaande elektrificatie van productieprocessen een van de speerpunten. Het aandeel van de industrie in de uitstoot van broeikasgassen is met zo’n 40 procent relatief groot. In de afweging om bedrijven te stimuleren tot duurzamer gedrag, kiest de overheid voor een combinatie van een CO2-heffing voor bedrijven die het meeste vervuilen en van beprijzing via het Europese ETS, het emissiehandelssysteem dat jarenlang tot een veel te lage prijs voor emissierechten leidde. Deze prijs zit de laatste tijd echter flink in de lift waardoor bedrijven eerder op zoek zullen gaan naar duurzamere productietechnologieën, zo is de verwachting.
Hoe dan ook, de industrie moet flink aan de bak. Maar veel is nog onduidelijk. Zo kan een bedrijf dat nu investeert in hernieuwbare energiebronnen zoals zonnestroom, in aanmerking komen voor de subsidie Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+). Deze regeling wordt vanaf volgend jaar uitgebreid naar de SDE++regeling, waarbij ook CO2-reducerende opties anders dan hernieuwbare energie in aanmerking komen voor subsidie. Welke technologieën daar precies onder zullen vallen, is nog niet bekend. Dat is lastig voor bedrijven in bijvoorbeeld de chemische industrie, vaak volcontinubedrijven die niet zomaar een installatie kunnen vervangen. Ook lastig voor bedrijven is dat ze nog in het duister tasten wat betreft de grondslag en uiteindelijke hoogte van de CO2-heffing. Dat geldt zeker voor de chemische industrie en voor grootverbruikers van energie, die nog steeds worden gezien als onderdeel van een sector met grote uitdagingen op het gebied van uitstoot en klimaatverandering. Het beeld van ‘grote vervuilers’ verdient zeker nuancering, stellen Martijn Broekhof, hoofd energie & klimaat van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) en Gertjan Lankhorst, voorzitter van de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW), die opkomt voor de belangen van zakelijke energieen watergebruikers in Nederland. Zij gaan in gesprek met Frank Meens, manager commercial operations bij Vattenfall.
Wie zijn in uw ogen als eerste aan zet om de energietransitie te laten slagen?
Lankhorst: ‘Dat zijn toch met name de bedrijven, zowel de grootverbruikers van energie als het midden- en kleinbedrijf (mkb). Vorig jaar zomer heeft het bedrijfsleven in regionale werkgroepen al in kaart gebracht hoe zij tot 2030 hun deel in de taakstelling voor Nederland het beste kunnen invullen. Dat is terechtgekomen in het eerste concept voor het Klimaatakkoord, het voorstel voor hoofdlijnen. Dat ging om bij elkaar al om zo’n 20 megaton aan reductiemogelijkheden. Bedrijven willen plannen maken, het gaat immers om hun productieprocessen. Veel van die plannen zijn gebaseerd op samenwerking met andere bedrijven in de regio, want iedereen realiseert zich terdege dat je in isolement niet ver komt. Ook het samenspel met netbeheerders en leveranciers van groene stroom moet op gang komen. Daarbij zal ondersteunend overheidsbeleid cruciaal zijn, denk bijvoorbeeld aan de benodigde infrastructuur. Ook de Europese context is heel belangrijk. Wat dat betreft ben ik erg benieuwd naar de plannen van Eurocommissaris Frans Timmermans, die sinds kort het Europese klimaat- en milieubeleid in zijn portefeuille heeft, en zijn kabinetschef Diederik Samsom. Met dit Klimaatakkoord lijkt er een keus gemaakt te zijn voor een Alleingang van Nederland, zeker met die aangekondigde CO2-heffing voor bedrijven die veel uitstoten. Ik hoop echt dat Nederland niet in zijn eentje verder gaat, maar dat andere Europese landen mee gaan doen. Dat zou de keus voor bedrijven om te investeren in Nederland veel gemakkelijker maken.’
Broekhof: ‘Het is veel kwalijker als door dit Klimaatakkoord het investeringsklimaat in Nederland langzaam erodeert, dan dat er een paar fabrieken dicht moeten. Dat risico wordt in mijn ogen wel onderschat. Bedrijven moeten de komende jaren gigantisch gaan investeren om de klimaatdoelen überhaupt te kunnen halen. Als je dan te veel heft en te weinig subsidieert, zoals het er nu naar uitziet, dan krimpt de investeringsruimte voor bedrijven. Met als gevolg dat wereldwijd opererende ondernemingen eerder naar andere landen zullen uitwijken.’
Wat vindt u het grootste manco van dit Klimaatakkoord?
Broekhof: ‘In dit Klimaatakkoord focussen we heel erg op de doelen die we in 2030 moeten halen. Met als gevolg dat we de doelen van 2050 onvoldoende meenemen. De transitie die de industrie door moet, vereist hele grote investeringen die pas na 2030 echt effect zullen gaan hebben. Alleen al omdat het vele jaren duurt voor de gemiddelde industriële onderneming bijvoorbeeld een installatie heeft vervangen. Dus dat gaat wringen.
Een tweede manco van dit Klimaatakkoord is de focus op scope 1-emissies, de directe energetische emissies als gevolg van de activiteiten van een bedrijf zelf. Maar twee derde deel van de uitstoot van de industrie is een gevolg van indirecte emissies, de zogenaamde scope 2- en 3-emissies. Dan gaat het bijvoorbeeld over zaken als inzet en uitkoppeling van industriële restwarmte en inzet van biomassa en afvalstromen als grondstof voor materialen. Wil je een serieuze sprong voorwaarts maken, dan zou je zeker ook moeten kijken naar verduurzaming van de grondstoffen en materialen die de industrie gebruikt. Dat wordt door dit Klimaatakkoord niet gestimuleerd, dat zie ik als een gemiste kans.’
Lankhorst: ‘Ik begon destijds in mijn functie als voorzitter van de VEMW vanuit het idee dat dit Klimaatakkoord een enorme kans biedt om een echt groen industriebeleid te gaan voeren. Een kans om te gaan werken aan een economie die duurzamer is en waarin bedrijven door hun processen te verduurzamen zorgen dat ze veel minder fossiele brandstoffen gebruiken, minder CO2 uitstoten en het voortouw kunnen nemen in het realiseren van de energieneutrale economie die we in 2050 moeten hebben. Zo begon het ook bij de eerste overlegrondes, waar de gespreksdeelnemers aan de vijf klimaattafels op zoek gingen naar een overkoepelende visie en de instrumenten die erbij horen om die visie handen en voeten te geven. Om dat te laten slagen, moet je wel een stok achter de deur hebben om de bedrijven die niet mee willen doen ook in beweging te krijgen. Die positieve sfeer is langzaam gekanteld: nu gaat het alleen om die stok achter de deur, in de vorm van een flinke CO2-heffing, en om welke instrumenten je nodig hebt om de pijn van die heffing wat te kunnen verlichten. De toon is nu helaas veel negatiever. Het idee om samen aan iets moois te bouwen, is nu verworden tot een tonnenjacht. Ik hoop dat we in de uitwerking van het Klimaatakkoord toch weer die positieve vibe te pakken kunnen krijgen.’
Broekhof: ‘Het beeld dat nu overheerst, is dat de industrie de grote vervuiler is en daarmee de grootste verantwoordelijkheid heeft om de uitstoot terug te dringen. Terwijl in het begin de attitude nog was dat consument en overheid ook hun verantwoordelijkheid zouden nemen om samen met de industrie te bouwen aan de energietransitie.’
Wat vindt u positief aan dit Klimaatakkoord?
Broekhof: ‘Nederland is het eerste land in Europa dat de industrie gaat ondersteunen met de vereiste klimaattransitie. De Europese CO2-prijs, de marktprijs voor het recht om een ton CO2 uit te stoten die tot stand komt via het ETS-systeem (ETS), stijgt gestaag. Maar dat is niet voldoende. Ik denk dat de SDE++-regeling die vanaf volgend jaar ingaat, een heel goed instrument zal blijken om de industrie echt te kunnen helpen om grote, voorlopig nog niet rendabele investeringen te doen.’
Op welke vlakken zorgt het Klimaatakkoord voor onzekerheid onder de bedrijven in de industrie?
Broekhof: ‘Er is onzekerheid ontstaan over de hoogte van de lastenverzwaring, denk bijvoorbeeld aan de aangekondigde verhoging van de heffing voor opslag van duurzame energie voor energiegebruikers, die is ingevoerd om de investering in duurzame energie te stimuleren. Plus onzekerheid over de hoogte van de CO2-heffing en over de toegang tot het subsidiemechanisme over de onrendabele top: het zijn immers grotendeels onrendabele investeringen die bedrijven moeten doen. Dat maakt het voor hen bepaald niet makkelijk om een aantrekkelijke businesscase rond te krijgen.’
De nieuwe subsidieregeling SDE++, die vanaf 2020 in gang wordt gezet, is gericht op vijf categorieën CO2-reducerende opties voor de industrie: warmtepompen, afvang en opslag van CO2, elektrische boilers, waterstof en restwarmte. Is deze beperking een risico, of een kans voor verdere innovatie?
Lankhorst: ‘Ik vind het heel jammer dat die beperkingen er nu inzitten. Waarom dit zo bepaald is? Ons is verteld dat het om technische redenen gaat: men wil kunnen terugrekenen hoeveel CO2-reductie je krijgt per gesubsidieerde euro. Ik hoop dat deze beperking alleen in 2020 zal gelden en daarna niet meer. Destijds werd de industrie beloofd dat er een subsidieregeling zou komen die niet zou discrimineren. Die ook ruimte – lees subsidie – geeft aan bedrijven die met CO2-reducerende maatregelen of innovaties op andere terreinen komen. Nu dreigen die te worden uitgesloten van subsidie. Dat vind ik zorgelijk.’
Kunt u een voorbeeld noemen van zo’n bedrijf of sector?
Lankhorst: ‘De levensmiddelenindustrie ziet geen kans om op het vlak van deze vijf categorieën op grote schaal CO2-uitstoot te reduceren. Dat is wel een sector die voor ons land ongelooflijk belangrijk is en die we graag in stand willen houden. Ik denk dat als je het zo beperkt tot deze vijf technologieën, je bedrijven niet uitnodigt tot innovatief denken. Integendeel. We moeten hier zo spoedig mogelijk vanaf en ruimte maken voor alle mogelijke CO2-reducerende maatregelen en technologieën.’
Broekhof: Daarbij komt dat elektrificatie er in de huidige plannen bekaaid vanaf komt. Groene stroom als input lijkt een vereiste, terwijl de industrie geen directe invloed heeft op de CO2-inhoud van de energiemix. Bedrijven die graag willen elektrificeren worden dan haast gedwongen om te kiezen voor opties die wel in aanmerking komen, zoals CO2-afvang en -opslag (CCS). De subsidieregeling zou de langetermijntransitie van de industrie in acht moeten nemen.’
Ook in de energiesector is de uitstoot van CO₂ een uitdaging. Bij Vattenfall hebben wij de ambitie uitgesproken om fossielvrij leven binnen een generatie mogelijk te maken. Dat is pittig, maar we denken dat het realistisch is. We werken intensief samen met overheden en bedrijfsleven. Bent u optimistisch over de kansen om de doelen uit het Klimaatakkoord te halen?
Broekhof: ‘Om de doelen die zijn gesteld voor 2030 te realiseren, moet de industrie ontzettend snel aan de bak. Ik zie dat men een onrealistisch beeld heeft over de snelheid die de industrie kan realiseren. Voor de chemische sector staat 2030 gelijk aan morgen. Chemische krakers die gebruikt worden voor het verwerken van aardolieproducten draaien volcontinu en hebben eens per vijf jaar een grote onderhoudsstop. Dat zijn de momenten dat je echt kunt ingrijpen. Het idee dat je morgen kunt switchen naar volledig duurzaam, zoals je dat wel kunt doen met een huis, is met ons industriële complex dat in decennia is opgebouwd, een utopie. Een langetermijnvisie is echt nodig. Om alleen al een windpark aan te leggen, ben je zes jaar bezig…’
Lankhorst: ‘Het is maar de vraag of we die doelen halen. Ik mis in dit Klimaatakkoord de visie waar Nederland in 2050 wil staan. Er staan wat mooie woorden aan het begin van de paragraaf over de industrie, dat we schone en duurzame energie willen gebruiken. Maar hoe je ervoor zorgt dat je een keten van bedrijven krijgt die samen op duurzame wijze grondstoffen verwerken tot een eindproduct, een biobased industrie, dat zie ik allemaal niet terug. Hoe dat komt? Ik wijt dat aan die tonnenjacht, die is te veel centraal komen te staan, waardoor er onzekerheid is ontstaan onder bedrijven. Die bedrijven vragen zich af of ze nog wel welkom zijn in Nederland. Wellicht moeten we hopen op daadkracht van de nieuwe Europese Commissie. Laten we een paar onafhankelijke geesten met visie vragen hoe onze Nederlandse industrie er in 2050 uit moet zien.’
Dit artikel is gepubliceerd in Management Scope 10 2019.