'ESG-data zijn van grote waarde'
09-02-2022 | Interviewer: Hajo Jansen | Auteur: Ellis Bloembergen | Beeld: Ton Zonneveld
Prestaties op ESG-thema’s zullen minstens zo leidend worden als financiële resultaten. Dat is de gedeelde opvatting van Sandra Schoonhoven, hoofd sustainability programmes van ING Groep en Frank van Gorp, operationeel directeur van Euro Pool System. Grote ondernemingen zijn vanaf 2023 verplicht te rapporteren over ESG, maar de bedrijven waar Schoonhoven en Van Gorp aan verbonden zijn doen dit al langer en weten als early adopters wat het oplevert.
Sandra Schoonhoven werkt sinds zes jaar op de afdeling global sustainability van ING Groep. Daar geeft ze mede vorm aan de duurzaamheidsstrategie en zorgt ervoor dat die wordt geïmplementeerd in veranderprogramma’s. Ze zag de focus binnen ING de laatste jaren verschuiven. ‘Aanvankelijk was er vooral aandacht voor de eigen footprint, de laatste jaren wordt sterk gekeken naar de kredietportefeuille van klanten en hoe we die kunnen verduurzamen.’
Frank van Gorp is operationeel directeur bij Euro Pool System (EPS), logistiek dienstverlener in de keten van verpakte en onverpakte levensmiddelen. EPS bedient in totaal 27 Europese landen en heeft een circulair bedrijfsmodel; het bedrijf heeft een poolingsysteem waarbij het eigenaar is van zo’n 250 miljoen kunststof kratten die jaarlijks ruim 1 miljard keer roteren door Europa, van voedselproducenten naar retailers. Door dit slimme hergebruik verkleint EPS de ecologische voetafdruk voor alle deelnemers in de versketen. EPS zet dus in op ketensamenwerking. Van Gorp: ‘We denken mee met voedselproducenten, traders, vervoerders en retailers. Alleen samen kunnen we de voedselketen verduurzamen.’
De urgentie om duurzaamheid te vertalen in beleid, is groot. Hoe geeft u er invulling aan?
Schoonhoven: ‘De langetermijndoelstelling is bepalend. ING heeft zich in 2021 gecommitteerd aan de Net-Zero Banking Alliance (NZBA). Samen met nog 91 banken over de hele wereld spannen we ons in om de CO2-uitstoot van zowel onze eigen organisatie als die van klanten in lijn te brengen met net zero emissies in 2050. Het doel is de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 1,5 graad – zoals ook in het Parijs-akkoord vastgelegd.
Om onze langetermijnambitie waar te maken, stellen we tussentijdse doelstellingen gebaseerd op transitiescenario’s. In een aantal sectoren waarbinnen we actief zijn, hebben we dat al gedaan. We maken dan gebruik van wetenschappelijk onderbouwde methodes, zoals van de International Energy Agency. De plannen moeten immers wel kloppen en realistisch zijn. Maar naast harde wetenschap is er ook nog veel onbekend. Om op netto nul emissies in 2050 te komen, is de wereld afhankelijk van technologische innovaties die gaan helpen in de energietransitie. Wanneer die precies komen en hoeveel impact ze zullen hebben, is koffiedik kijken.’
Van Gorp: ‘Ook bij Euro Pool Systems helpen tussentijdse doelstellingen om de stip op de horizon te halen. Ik merk dat trajecten die hiervoor nodig zijn, steeds makkelijker te realiseren zijn. Dat komt omdat steeds meer ketenpartners niet meer louter naar financieel rendement op de korte termijn kijken, maar ook naar maatschappelijk rendement. Elke organisatie heeft tegenwoordig een duurzaamheidsstrategie en een compliance officer. Voorheen beschikten minder partijen over kennis om te verduurzamen.
De gemeenschappelijke agenda om CO2-reducerende resultaten te boeken, leidt tot intensievere samenwerking die zorgt voor duurzamere efficiency in de keten. Alle ketenpartners willen het samen beter doen. Wij proberen daarbij de katalysator te zijn en met alle partners mee te denken. Het is belangrijk te begrijpen welke processen er bij partners veranderen, wat het betekent voor hun business en hoe je hierop in zou kunnen spelen.’
Waar wordt de duurzaamheidsambitie binnen het bedrijfsleven door gedreven?
Schoonhoven: ‘Door het opvoeren van rapportagevereisten worden organisaties gedwongen duurzamer te ondernemen. Steeds meer bedrijven moeten een helder ESG-beleid hebben en data verzamelen op verschillende duurzaamheidsthema’s. Het makkelijke antwoord is dat wetgeving de belangrijkste drijfveer is. Maar het is meer dan dat. Ook maatschappelijke ontwikkelingen en de coronapandemie spelen een rol.’
Van Gorp: ‘Eens. Door wetgeving wordt de druk om te verduurzamen opgevoerd. Dat veel bedrijven straks verplicht moeten rapporteren over CO2-reductie, zorgt ervoor dat bedrijven verduurzamingtrajecten opstarten en daarbij op zoek gaan naar nieuwe vormen van samenwerking. Bij Euro Pool System zijn we al tien jaar geleden begonnen met monitoren van duurzaamheid. De intrinsieke motivatie is altijd sterk geweest. Voor elk bedrijf geldt dat verduurzaming breed gedragen moet worden. Bedrijven zullen daar serieus aandacht aan moeten besteden.’
De druk van milieuorganisaties neemt toe. Na rechtszaken tegen Tata Steel en Shell riep Milieudefensie recentelijk 29 grote bedrijven – waaronder Rabobank en ING – op om binnen drie maanden een concreet en haalbaar klimaatplan te presenteren. Doen zij dit niet, dan zijn juridische stappen niet uitgesloten. Hoe is dat nieuws binnen ING ontvangen?
Schoonhoven: ‘Ik zie dit als een uiting van zorgen die leven in de samenleving. Vanuit ING delen wij die bezorgdheid – klimaatverandering gaat ons allemaal aan het hart. Daarom ondernemen we ook actie: we hebben een klimaatstrategie met doelstellingen die in lijn zijn met internationale klimaatakkoorden. We hebben reductiedoelstellingen op onze fossiele brandstof-portefeuille en rapporteren daar ook over. De vraag is wel of iedereen daadwerkelijk geïnteresseerd is in alle complexiteit rondom verduurzaming. Het gaat over klimaatverandering, maar ook over een eerlijke en sociale transitie. Daar ligt ook een belangrijke opdracht voor bedrijven zoals ING: nog beter voor het voetlicht te brengen wat we allemaal doen.’
Van Gorp: ‘Ik ben het weliswaar eens met de duurzaamheidsintenties van partijen als Milieudefensie, maar mijns inziens is een bedrijfstakaanpak door de overheid meer op zijn plaats. De doelstellingen zijn immers ook door de overheid bepaald. Zo blijft er ook een level playing field bestaan, waar iedereen aan dezelfde doelstellingen gehouden is.’
Wat verwacht u van standaardisering in wetgeving op het gebied van duurzaamheid?
Van Gorp: ‘Er komt veel wetgeving op ons af. Zo introduceert het Verenigd Koninkrijk binnenkort de plastic packaging tax en wordt bijvoorbeeld de recyclingwetgeving herzien. Andere Europese landen zullen dit soort wetgeving ook naar lokale wetgeving vertalen. Standaardiseren in wetgeving is daarbij een must, anders wordt het voor internationaal opererende bedrijven erg ingewikkeld. Stel dat onze kratten – die van kunststof zijn – in Nederland als duurzaam worden gezien, maar in België en Duitsland niet. Dat creëert onnodige complexiteit en hoogstwaarschijnlijk veel papierwerk.
Tegelijkertijd moet er in wetgeving ruimte zijn voor juiste interpretatie van duurzaamheid. We kozen voor een plastic krat, omdat het materiaal ruim zeven jaar meegaat. Bovendien recyclen we onze kapotte kratten tot nieuwe kratten. Ook zijn onze kratten inklapbaar, zodat er tijdens het transport ruimte wordt bespaard. Om deze circulariteit en duurzaamheid duidelijk te maken, zijn we hierover met beleidsmakers in gesprek.’
Schoonhoven: ‘Ik denk dat iedereen voor meer standaard is. Al was het alleen maar om het level playing field voor heel Europa te creëren. Als we onze activiteiten steeds aan veranderende wetgeving en standaarden moeten aanpassen, is dat niet te doen. Maar het wordt nog een uitdaging. Er zullen Europese standaarden komen, maar als die binnen elk land anders vertaald worden schieten we nog niets op.’
Hoe verzamelt u ESG-data binnen de organisatie?
Van Gorp: ‘We waren early adopters in het verzamelen en monitoren van duurzaamheidsdata. Rond 2010 begonnen wij al met het systematisch meten van elektriciteits- en gasverbruik in onze depots. In 2017 startte de nulmeting voor ons duurzaamheidsrapport waarbij we de uitstoot van transport, depotoperaties en krattenproductie betrokken. De nulmeting werd verricht door een externe consultant. Bij alle grote projecten stellen wij ook duurzaamheidsdoelstellingen op ESG, die ook door die externe partij worden gemonitord. ESG-data incorporeren in onze projecten is voor ons de standaardmanier van werken geworden. Hier zijn we transparant over naar onze klanten en leveranciers. Sinds 2018 stellen we een vrijwillig jaarlijks sustainability-rapport op waarin we rapporteren over onze doelstellingen en resultaten. We zien het niet als ballast, voor ons zijn ESG-data van grote waarde. In het verleden keek men nog raar op van onze openheid over deze data, nu is men blij dat je het op tafel legt.’
Schoonhoven: ‘Wij rapporteren over duurzaamheid in een geïntegreerd jaarverslag. De trend die ik signaleer, zowel binnen onze als ook binnen andere organisaties, is dat financieel en niet-financieel steeds meer naar elkaar toegroeien. Daarbij nemen de finance-collega’s ook steeds meer verantwoordelijkheid voor niet-financiële cijfers. Dat is wel zo logisch: medewerkers op de finance-afdeling weten als geen ander hoe ze data uit de organisatie moeten verzamelen en hoe je die moet interpreteren en rapporteren. Ik verwacht dat dit de toekomst is: financiële cijfers en ESG-data worden steeds meer geïncorporeerd in gewone bedrijfsprocessen.’
Van Gorp: ‘Dit beeld is bij ons niet anders. De operationele collega’s leveren data aan, die door financials worden beoordeeld en later in de jaarrekening of het sustainability report worden opgenomen.’
Beschikt u over voldoende gekwalificeerd personeel?
Van Gorp: ‘Gelukkig spreekt duurzaamheid veel mensen aan. Vooral veel jonge mensen zijn intrinsiek gemotiveerd een bijdrage te leveren aan een duurzamere samenleving. Ons bedrijf is misschien niet zo bekend, toch weten jonge sollicitanten ons steeds beter te vinden. Zij worden vooral getriggerd door het circulaire DNA en de continue groei van Euro Pool System.’
Schoonhoven: ‘Klopt. De motivatie bij jong talent is groot. Toch missen we binnen de organisatie nog specifieke kennis en blijkt het lastig om de juiste mensen te vinden.’
ESG is breder dan de e van environmental. Hoe gaat u om met de andere duurzaamheidscriteria?
Schoonhoven: ‘We kijken ook naar de sociale agenda. Zo besteden we aandacht aan diversiteit en zijn we kritisch op het naleven van mensenrechten door klanten of ketenpartners. Daarnaast richten we ons op het realiseren van financiële gezondheid bij onze klanten. Ook dat is een duurzaamheidsthema dat past bij de door de Verenigde Naties geformuleerde Sustainable Development Goals. We hebben hiervoor gekozen omdat dit goed bij ons past en we een waardevolle bijdrage kunnen leveren.’
Van Gorp: ‘Ook wij kijken naast planet nadrukkelijk naar people. Op dit thema hebben we eveneens een nulmeting gedaan en doelstellingen met kpi’s gesteld. We willen goed zorgen voor onze medewerkers en hen laten merken dat ze belangrijk zijn voor de organisatie. Medewerkersbetrokkenheid helpt uiteindelijk ook bij de duurzaamheidsstrategie. We raadplegen periodiek onze medewerkers of zij ideeën hebben over verbetering van het verduurzamen van processen. Uiteindelijk weten collega’s op de werkvloer het best wat er speelt. Soms nemen we ideeën over die significante bijdragen leveren.’
Hoe beoordeelt u nieuwe partners en klanten op ESG-criteria?
Van Gorp: ‘We hebben zowel een interne als een externe code of conduct. Die hanteren we strikt. Ons bedrijf voldoet aan de hoogste kwaliteits-, hygiëne- en veiligheidsnormen. We streven ernaar de keten maximaal circulair te maken en zoeken samenwerking met partners die dezelfde ambities hebben. In West-Europa is duurzaam werken bijna vanzelfsprekend, maar het is zeker raadzaam vroegtijdig ter sprake te brengen op welke voorwaarden je wilt samenwerken. Het is zonde als je er in een laat stadium achterkomt dat je niet dezelfde normen en waarden hanteert. In andere regio’s wordt maatschappelijk verantwoord ondernemen overigens ook snel steeds belangrijker.’
Schoonhoven: ‘ING heeft een environmental- en social risk-checklist. Daarmee screenen we klanten en activiteiten. Zo wordt duidelijk met welke partijen we überhaupt niet willen samenwerken en voor welke klanten en activiteiten aanvullende vragen nodig zijn. De checklist is niet statisch. Elke drie jaar kijken we er kritisch naar, ook tussentijds worden er aanscherpingen gedaan.’
Hoe gaat u om met klimaatrisico’s?
Schoonhoven: ‘Dit is een aspect dat sinds twee jaar sterk speelt. We hebben als bank impact op klimaatverandering door de uitstoot van onze gebouwen en onze activiteiten. Maar klimaatverandering heeft óók impact op onze klanten en daarmee op onze organisatie. Binnen elk bedrijf speelt momenteel deze double materiality. Voor een bank kan een overstroming tot waardeverlies van gebouwen leiden. Dat is een duidelijk financieel risico. Maar dat risico is soms minder zichtbaar. Zo kan nieuwe wetgeving leiden tot een veranderende marktvraag. Dergelijke risico’s zijn moeilijker te detecteren, want daar komt ook gedragsverandering van consumenten bij kijken, die zich niet altijd makkelijk laat voorspellen.’
Van Gorp: ‘Klimaatverandering gaat onmiskenbaar leiden tot andere voedselstromen. Nu komen overstromingen en extreme temperaturen incidenteel voor, maar we houden al rekening met verschuiving van productiegebieden. Waar komen de aardbeien en tomaten over tien jaar – behalve uit de kassen in het Westland – vandaan? We hebben 82 depots waar onze kratten worden gewassen en logistieke activiteiten worden uitgevoerd. Die staan op strategische plekken dichtbij ketenpartners, zodat de transporten kort zijn en lege kilometers kunnen worden voorkomen. De potentiële veranderingen in productiegebieden nemen we mee in investeringen op de lange termijn. Ondertussen doen we in onze keten er alles aan om klimaatverandering zoveel mogelijk tegen te gaan.’
Dit dubbelinterview is gepubliceerd in Management Scope 02 2022.
Dit artikel is voor het laatst aangepast op 09-02-2022