Duurzaamheid, ketenverantwoordelijkheid en politieke regie

Duurzaamheid, ketenverantwoordelijkheid en politieke regie
‘Vroeger waren wij de vervuiler en werd duurzaamheid gezien als bad problem’, zegt een van de deelnemers aan de rondetafel over duurzaamheid, internationale klimaatdoelstellingen en ketenverantwoordelijkheid. Tegenwoordig is dat beeld gekanteld en realiseren de bestuurders zich dat ze producten kunnen bieden ‘waar de wereld mee verder komt.’ Maar om echt hun verantwoordelijkheid te kunnen nemen, hebben ze tijd en ruimte nodig. ‘Denk niet eendimensionaal.’

Hoe ga je als onderneming om met de internationale klimaatdoelstellingen? Doe je als bestuurder het hoogstnoodzakelijke of neem je initiatieven om nog een stapje extra te doen? En hoe ga je om met de partners verderop of eerder in de keten? Stel je ze voor een voldongen feit? Of werk je met ze samen voor een oplossing? Het zijn vragen die ter sprake komen in een rondetafel onder voorzitterschap van Marc-Jan Reumers, partner bij consultant Kearney. Aangeschoven zijn bestuurders van een aantal bedrijven die ‘midden in de keten’ opereren, met upstream de leveranciers van de grondstoffen en downstream de levensmiddelenindustrie en de consumenten. Het zijn David Fousert (ceo van aardappelzetmeelconcern Royal Avebe), Marco Eikelenboom (ceo van het Europese deel van papierconcern Sappi) en Harold Poelma (ceo van het Nederlandse deel en president van de wereldwijde cacao- & chocoladebusiness van agro-food-concern Cargill). Alle drie denken ze in kansen. Alle drie zijn ze ervan overtuigd dat ze de wereld iets te bieden hebben. ‘Wij zijn onderdeel van de oplossing.’ 

De deelnemers aan de rondetafel, die hoogzomer in de hitte plaatsvindt, zijn energiek en goedgeluimd. De jasjes gaan uit, de mouwen worden opgerold. Ze hebben er zin in. Al snel vliegen de duurzame initiatieven over tafel. Ze vinden allemaal dat ze als industrie zelf verantwoordelijkheid moeten nemen. Allen lijken intrinsiek gemotiveerd om het juiste te doen – niet alleen voor het bedrijf, maar ook voor de planeet. ‘Vergeet niet: ik heb zelf ook kinderen.’ Dit zijn geen bestuurders die ‘vluchten’ in mooie teksten en kleine innovaties. De Europese Green Deal? Goed dat de eerste stap gezet is, maar geef nu a.u.b. wat ondernemersruimte om te werken aan de optimale oplossingen. De overheid? Die hebben ze in principe niet nodig om zaken verder te veranderen.

Kunt u aangeven hoe belangrijk het thema sustainability voor u en uw bedrijf is?
Eikelenboom:
‘Heel belangrijk: ik heb de portefeuille niet voor niets als ceo zelf in beheer. Er wordt binnen ons bedrijf al sinds meerdere jaren strategisch gedacht over sustainability. Vroeger werd het vooral gezien als een risico, als een bad problem, wij waren de vervuiler, wij waren het probleem. Nu zien we het als een kans, een uitdaging, als een happy problem. Het besef is er dat wij onderdeel kunnen zijn van de oplossing, dat wij producten kunnen bieden waar de wereld verder mee komt. Per 2030 geldt er bijvoorbeeld een Europees verbod op single use plastic. Dat biedt voor de papier- en verpakkingsindustrie ongekende kansen. Wij willen in dat gat springen. Sterker nog: dat is voor ons een north star geworden – papier als alternatief voor plastic! Zo hebben we in de afgelopen 20 jaar nog nooit naar ons businessmodel gekeken.’

Wat zijn voor Cargill belangrijke thema’s?
Poelma:
‘Wij vormen met Cargill de schakel tussen boer en levensmiddelenindustrie. En dat betekent automatisch dat we heel veel met de scope-3-emissies ofwel indirecte emissies bezig zijn. We moeten dus heel veel samenwerken, upstream en downstream in de keten. Ontbossing is bijvoorbeeld een heel belangrijk thema voor ons en onze klanten. Het is ons doel om zero deforestation te bereiken in 2030. Wij hebben daarvoor onder meer programma’s lopen met de cacaoboeren en hun coöperaties in West-Afrika waarmee we samenwerken. We proberen te helpen om zoveel mogelijk rendement uit hun boerenbedrijf te halen op een duurzame manier. Daarmee voorkom je verdere ontbossing. De wereld is constant in verandering. Het voedselpatroon van grote groepen mensen verandert: met name rond de consumptie van vlees is veel in beweging. Wij gaan bijvoorbeeld steeds meer investeren in alternatieve eiwitten en in nieuwe producten die uiteindelijk ook een lagere ecologische voetafdruk hebben.’

Ik vermoed dat Avebe daar op dit moment ook op inzet?
Fousert:
‘Dit raakt de kern van onze coöperatie. We zitten wereldwijd in een plantaardige revolutie en wij dragen als bedrijf daar zeker een steentje aan bij. Al meer dan 100 jaar is aardappelzetmeel onze grondstof. Vroeger waren we vooral actief in de traditionele voedingsindustrie: soepen, snacks, noedels. Nu is er sprake van een verschuiving naar andere segmenten: vervanging van dierlijke ingrediënten bijvoorbeeld. Dat biedt veel kansen.
We zijn ook best wel ver met de transitie. In de strategie van onze coöperatie gaan we inmiddels volledig uit van twee componenten: groei door innovatie en verduurzaming. Wij hebben niet langer een volumegroeiambitie, maar juist een toegevoegdewaardeambitie. Onze leden, akkerbouwers in Noord Nederland en Duitsland, zijn continu bezig met verduurzaming. We hebben als voordeel dat zij eigenaar van Avebe zijn. Maar het verduurzamen moet ook passen in de individuele bedrijfsvoering van de teler. Daarom hebben we programma’s lopen met betrekking tot CO2-reductie, reductie van gewasbescherming en over het verhogen van rendement per hectare grond. Een gemiste kans in de huidige politieke en maatschappelijk discussie is dat het vooral over de overschakeling naar extensieve landbouw gaat. Maar je kunt landbouw op een verantwoordelijke manier verder intensiveren. Hoe haal je een zo hoog mogelijk rendement uit vruchtbare grond? En hoe zorg je ervoor dat die vruchtbare grond vruchtbaar blijft en biodivers is? Dat kan bijvoorbeeld door betere, weerbaardere aardappelrassen te ontwikkelen. Rassen die minder gewasbescherming nodig hebben, minder snel ziek worden, rassen die minder water gebruiken, rassen die een hoger rendement hebben aan zetmeel en eiwit. Daar zijn wij mee bezig. Ik ben daar ook positief over gestemd. Onze doelstellingen voor 2023 – 12 procent CO2-reductie en 20 procent waterreductie – gaan we dan ook halen. We zitten nu midden in de doorkijk naar onze nieuwe strategie, waarbij we het voordeel hebben dat we met onze producten steeds vaker een alternatief zijn voor dierlijke, petrochemische en synthetische producten, hetgeen ketens verduurzaamt.’

Waar is binnen uw bedrijven nog grote winst te halen?
Fousert:
‘Zeker op het gebied van energie en water is nog veel winst te boeken. Een aardappel bestaat voor 80 procent uit water. Dat water halen we er nu uit en lozen we. Het zou natuurlijk beter en logischer zijn om het water in ons proces te houden en daarmee het gebruik van water te reduceren.’
Eikelenboom: ‘De grootste pijn bij ons zit op dit moment ook in energie. We zijn nog niet zelfvoorzienend genoeg, we hebben in ons productieproces veel energie nodig. Papier maak je, simpel gezegd, door een boom eerst heel nat te maken en daarna heel droog te krijgen. Daar is veel water en warmte voor nodig. Op het gebied van water doen we het vrij goed. Het water dat we terugpompen in de Maas of in het Albertkanaal is schoner dan wat we eruit halen. Maar op het terrein van warmte moeten we meer winst maken. Dat kan deels door gebruik te maken van onze bijproducten. Bij de productie van pulp krijg je biodiesel als bijproduct. Daar kun je een fantastisch energiebedrijf omheen bouwen.’
Poelma: ‘De grootste uitdaging zit ook bij ons in warmte. We hebben productieprocessen waar je moet drogen, verhitten en roosteren. Dat kun je niet efficiënt met elektriciteit doen. Het is voor Nederland van groot belang om competitief te blijven ten opzichte van andere landen. Als er landen zijn waar de energiekosten aanzienlijk lager liggen, dan ga je daar toch eens over nadenken, maar dat is wereldwijd gezien natuurlijk geen oplossing. Europa heeft een enorm ambitieuze agenda neergezet met de Green Deal, maar het is wel zaak dat we ook blijven draaien. Als bedrijven vertrekken, schiet het klimaat daar niets mee op. Daar zullen we over in dialoog moeten blijven met de beleidsmakers.’

Hoe zorgt u ervoor dat er enthousiasme is voor de transformatie?
Fousert:
‘Duurzaamheid is niet iets wat wij on the side doen. Ik durf wel te stellen dat het inmiddels onderdeel is van ons DNA en dat er sprake is van een intrinsieke motivatie om zaken anders aan te pakken, zowel bij onze leden als bij onze werknemers. Ik probeer ook initiatieven aan te moedigen en daarover transparant te zijn. Alle initiatieven, groot en klein, dragen bij aan een play to win-mentaliteit. Als bestuurder moet ik dat vooral stimuleren en er ook voor zorgen dat er ondernemersruimte is om initiatieven te ontplooien.’
Eikelenboom: ‘Vanuit de politiek moet er gezorgd worden voor een bepaalde ondernemingsruimte. Er liggen nu enorm ambitieuze targets voor 2030. Dat is allemaal mooi en aardig, maar laten we ondernemers de ruimte en de tijd geven om met oplossingen te komen. Af en toe moet je niet kijken naar wat moet, maar naar wat kan. Ik zal een voorbeeld geven: wij zijn bezig met een verpakkingsproduct dat plastics kan vervangen. Dat product is vrijwel helemaal op orde. Het is voor 97 procent recyclebaar. Alleen tegen die laatste drie procent lopen we op. Dat is omdat we voor de coating nu nog een polymeer gebruiken die niet volledig afbreekbaar is. Ons product wordt afgewezen op basis van die drie procent. En dat terwijl het vorige product voor 100 procent slecht was. Helaas, want dan wordt de perfecte oplossing de vijand van een bijzonder goed alternatief. Ik zou zeggen: tel je zegeningen en geef ons de tijd om ons product verder te ontwikkelen. Binnen een paar jaar hebben we een uitstekende biopolymeer op de markt, dat garandeer ik je. Geef ons die ondernemersruimte.’

Alle drie heeft u te maken met de wensen of de eisen van klanten verderop in de waardeketen. Een aantal van die klanten heeft qua klimaatdoelstellingen al vrij vergaande commitments opgesteld. Wat betekent dat voor u? En is daarover overleg?
Eikelenboom:
‘Zeker, er is continu overleg. Het is niet zo dat Nestlé, Danone en Unilever hun verpakkingsproblemen bij ons over de schutting gooien. Integendeel, ik denk dat wij bij Sappi ook realistisch moeten zijn: in de toekomst zullen er minder verpakkingen worden gebruikt. Er is niet alleen technologische innovatie nodig. We zullen ook moeten werken aan sociale innovatie: ook wij zullen moeten wennen aan de nieuwe realiteit. We gaan van “meer, meer, meer”, naar “beter, slimmer, anders”. Dat vergt innovatie van iedereen, maatschappijbreed, van onze stakeholders, maar ook binnen het bedrijf zelf. Iedereen moet veranderen. Dat moeten we accepteren en we zullen ook moeten accepteren dat dit pijn gaat doen. Natuurlijk er is altijd een grens en je hebt een kritische waarde nodig, maar minder verpakking kan ook betekenen betere verpakking. Onze klanten komen inderdaad met flinke statements.’
Fousert: ‘Ik maak ook weinig mee dat klanten problemen bij ons dumpen. Vaak gaan we juist intensieve co-creatietrajecten in om een oplossing te bedenken. Daarnaast moet je ook niet vergeten dat er in de voedingsmiddelenindustrie veel nieuwe klanten op de markt zijn gekomen. Met name in de hoek van plantaardige vleesvervangers en plantaardige zuivel zijn er veel nieuwe spelers. Die brengen nieuwe kansen en energie mee. Zij gaan per definitie uit van een duurzame oplossing. Als je die niet hebt, kom je niet eens met ze aan tafel. Dat is ook wel inspirerend en motiverend.’
Poelma: ‘Ik vind het belangrijk om zowel upstream als downstream in de keten te kijken naar wat we kunnen doen. Klanten willen van ons weten hoe grondstoffen geproduceerd worden, waar ze vandaan komen, hoe het gesteld is met de arbeidsvoorwaarden daar. Onze klanten vragen dus steeds meer om transparantie en traceability.
We investeren al jaren in de partnercoöperaties en hun cacaoboeren. En dat zie je terug. De opbrengst per hectare van de boeren die deelnemen aan ons Cargill Cacao Promise-programma is hoger, de emissie-footprint lager. Zonder dat het leidt tot verdere ontbossing. Als je die cijfers kunt overleggen, is dat pure winst, juist ook voor de klant. Een klant is blij als hij 30 procent minder emissie heeft in de chocolade die hij gebruikt. Dat inzicht brengen in de keten is heel belangrijk. En verder is samenwerken en co-creatie in de keten belangrijk. Er zijn al allerlei mooie initiatieven ontstaan. In onze fabriek in Sas van Gent werken we samen met een startup die plantaardige eiwitten maakt met bijproducten van onze fabriek als voedingsbodem.’
Eikelenboom: ‘Dat is ook interessant aan deze tijd: bijproducten beginnen een heel andere waarde te krijgen. Afval bestaat niet meer.’
Fousert: ‘Het zijn waardestromen geworden.’

Hoe pakt u vanuit dat perspectief de verantwoordelijkheid richting beleidsmakers?
Fousert:
‘Ik mis wel eens de integrale benadering. De politiek is vaak te eendimensionaal bezig. Het gaat dan sec over CO2-uitstoot, over biodiversiteit of over waterverspilling. Maar als je rondom waterkwaliteit stappen zet, dan kan dat misschien een negatieve impact hebben op de CO2-uitstoot. Daar zouden we meer rekening mee moeten houden.
Voor mij betekent dat dat ik veel praat en uitleg. Samen met die beleidsmakers wil ik de discussie voeren hoe we de primaire sector en de bijbehorende keten voor de toekomst gaan inrichten. En daarbij wil ik meer aandacht vragen voor die integrale aanpak en een duidelijk toekomstperspectief. Bij het toekomstperspectief hoort dan een financieel aspect, want naar mijn mening kan verduurzaming alleen plaatsvinden als het ook financieel duurzaam is.’
Poelma: ‘Het is kortzichtig om alleen naar bepaalde onderdelen te kijken. Vanuit de Europese politiek zijn er doelstellingen die elkaar soms bijten en die leiden tot keuzes die grote gevolgen kunnen hebben. Ik noem maar iets: boeren zijn geneigd om van gewas te wisselen als ze te maken krijgen met strenge pesticidereducties. Op zich zijn die reducties terecht, maar die kunnen er verderop in de keten toe leiden dat er een tekort ontstaat aan bepaalde grondstoffen. Ik zie het als mijn taak als ceo om beleidsmakers daarop te wijzen. Wij zitten op de plek in de keten waar we inzicht hebben in de gevolgen van bepaalde wet- of regelgeving.’
Fousert: ‘Er is bij beleidsmakers best een gebrek aan kennis, valt me op, met name aan ketenkennis. Als ik spreek met Tweede Kamerleden of met gedeputeerden dan is dat ook mijn belangrijkste boodschap: we moeten door de keten heen denken. Als je er upstream een stukje uithaalt, houd je downstream wellicht helemaal niets meer over. In overleg met de politiek valt me ook op dat ze geneigd zijn om te denken in nieuwe oplossingen. Nieuwe start-ups moeten dan een rol pakken in de nationale eiwitstrategie en moeten Nederland aan de plantaardige eiwitten helpen. En dat terwijl Avebe de grootste plantaardige eiwittenproducent van eigen bodem in Nederland is. Daar wordt dan volledig aan voorbijgegaan. Wij zijn onderdeel van de oplossing.’
Eikelenboom: ‘Politici hebben natuurlijk ook maar beperkte tijd om aan een bepaald onderwerp te besteden, dus die moeten we een beetje helpen. Maar ik merk heus dat er over en weer vertrouwen is. Ik praat niet alleen vanuit bedrijfsbelang. Ik ben ook vader van drie zoons. Dus politici hoeven voor mij niet constant te benadrukken dat het vijf voor twaalf is. Dat weet ik zelf ook. Natuurlijk heb ik oog voor het grotere belang. Als ik ze dat zeg, is dat altijd wel een eye-opener.’

Nu heeft u best een positief verhaal. Toch is mijn vraag als bezorgde burger: gaat het eigenlijk wel snel genoeg?
Poelma:
‘Dat is een heel belangrijke en moeilijke vraag. En helaas hebben we te maken met allerlei omstandigheden die we niet zelf in de hand hebben. Nog niet zo lang geleden hebben we in Nederland in volle overtuiging besloten een kolencentrale stil te leggen. En die is nu weer ingeschakeld. We hebben daarnaast te maken met enorme inflatie. Betaalbaarheid is nu al een probleem. Je moet consumenten wel meekrijgen in je transitie. Als de rekening bij hen komt te liggen, wordt het voor hen niet aantrekkelijker. Dus misschien is het best slim om af en toe iets minder snel te gaan. Beter wat langzamer en iedereen mee, dan snel en niemand mee.’
Eikelenboom: ‘Mijn slogan is: niet klagen maar dragen. We moeten accepteren dat we een verantwoordelijkheid hebben. Europa is echt een voorloper. Daar kunnen we trots op zijn. Binnen de Sappi Group wordt ook echt naar Europa gekeken. In Amerika en Afrika is men veel afwachtender. Zij kijken uiteindelijk naar Europa en volgen pas later. Een van de belangrijkste exportproducten van Europa is wet- en regelgeving. Dat vind ik best mooi: we kunnen in Europa de nieuwe standaard voor verduurzaming in de wereld zetten.’
Fousert: ‘Ik denk dat de overheid ook een grotere rol zou kunnen spelen op het gebied van educatie. Maak eens inzichtelijk waar de problemen en de uitdagingen zitten. Denk hierbij ook in een groter perspectief dan alleen Nederland, wat heeft echte impact op verduurzaming? Dat zou bijvoorbeeld al kunnen door een duurzaamheidsscore op producten in te voeren, net zoals we nu de Nutri-Score hebben. Laat maar zien hoe producten scoren op bijvoorbeeld CO2-uitstoot, watergebruik en biodiversiteit. En als ik naar de bedrijven zelf kijk: ik denk dat we moeten oppassen aan greenwashing te doen. Binnen Avebe praten we inmiddels over echte impact en dat is niet altijd eenvoudig. We moeten kijken naar de echte footprint van producten. Als voorbeeld: wij hebben een paar producten die commercieel superaantrekkelijk zijn, maar die qua footprint matig scoren. Daar voeren we nu de discussie over. Moeten die producten wel onderdeel zijn van onze toekomst? Die discussie moet je durven voeren, die verantwoordelijkheid moet je durven nemen.’

Dit rondetafelgesprek is gepubliceerd in Management Scope 07 2022.

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 31-08-2022

facebook