Smart grids vormen de toekomst van duurzame energie
05-11-2012 | Auteur: Paul Groothengel | Beeld: Sebastiaan Westerweel
De vraag naar energie zal de komende veertig jaar verdubbelen, en ondertussen raken de makkelijk winbare oliereserves geleidelijk aan op. Die trend draagt eraan bij dat zowel bedrijven als huishoudens de komende jaren naar verwachting steeds meer gebruikmaken van alternatieve energiebronnen, zoals zonne- en windenergie.
Zonnepanelen op het dak, warmtekrachtkoppeling (zoals in de glastuinbouw al gebruikelijk) of vergistingsinstallaties bij boeren, het zijn voorbeelden van decentrale opwekkers van energie, waarmee gebruikers niet alleen voorzien in hun eigen behoefte aan elektriciteit, maar overtollige stroom ook kunnen opslaan of weer kunnen terugleveren aan het elektriciteitsnet.
De beheerders van dat net worstelen met het feit dat die teruglevering van decentraal opgewekte energie nogal fluctueert en moeilijk voorspelbaar is. Door die fluctuaties is het voor de netbeheerders steeds lastiger om vraag en aanbod op het net in balans te houden. Dat verklaart de toenemende aandacht voor smart grid-technologieën, waarmee beheerders van elektriciteitsnetten wél goed kunnen omgaan met de toenemende onvoorspelbaarheid van het elektriciteitsaanbod.
Smart grids stemmen het aanbod van decentraal opgewekte energie op een slimme manier af op de vraag naar energie. Op die manier kan lokaal opgewekte energie vaak heel dichtbij weer op verschillende momenten en plaatsen worden gebruikt. Steden zetten in op dit concept, teneinde zich te ontwikkelen tot smart cities die zoveel mogelijk energie besparen met de inzet van slimme technologie en nieuwe samenwerkingsverbanden. Zodat ze op duurzame wijze kunnen voorzien in de energiebehoefte van hun burgers en de in hun stad gevestigde bedrijven.
Welke kansen bieden deze ontwikkelingen voor marktpartijen? En welke rol speelt de overheid daarbij? Gespreksleider Frits Verheij, directeur Smart Energy van DNV KEMA en voorzitter van het Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) Smart Grids, praat daarover met Rob Boerée (directeur energie en klimaat van Agentschap NL), Richard Klatten (algemeen directeur van Greenchoice) en Ger Baron (programmamanager van Amsterdam Smart City).
Hoe staan we er op dit moment in Nederland voor met de inzet van duurzame energie en wat is daarbij de mogelijke rol van smart grids?
Klatten: ‘Op nationaal niveau hoor ik momenteel weinig over duurzame energie. Het is geen onderwerp van maatschappelijk debat en staat laag op de politieke agenda. In landen als Duitsland en Denemarken en ook in het politieke centrum Brussel is dat volstrekt anders. Daar voelt men wel de urgentie. Overigens zie ik op lokaal niveau een ander beeld, daar speelt verduurzaming van energie wel een belangrijke rol.’
Boerée: ‘Als we toegaan naar een situatie waarin huiseigenaren energie gaan terugleveren aan het elektriciteitsnet, is er over en weer veel meer interactie nodig. Ik denk dat decentrale elektriciteitsvoorziening ervoor gaat zorgen dat we onze steden heel anders zullen inrichten. We moeten inspelen op het feit dat we toegaan naar een vierentwintiguurseconomie, waar bedrijven en huishoudens elk moment dingen doen die elektriciteit vergen. Deze ontwikkeling zal ook van grote invloed zijn op vervoer, op mobiliteit.’
Klatten: ‘Inderdaad, ik kan me bijvoorbeeld indenken dat steden voor het goederenvervoer centrale plekken inrichten waar die goederen worden afgeleverd, waarna ze op elektronische wijze verder worden verspreid in de stad. Elektrisch vervoer is mooi, maar dan moet je wel de vervoersstromen kennen. Oftewel, essentieel in deze hele ontwikkeling is informatie. Het uitwisselen en samenbrengen van informatie, die toegevoegde waarde kan leveren, is cruciaal. En daarmee dé uitdaging van toepassingen van smart grid technologie.’
Baron: ‘Slimme netten faciliteren duurzame energie, maar dan moet er wel opwek gerealiseerd worden. De inzet voor duurzame energie is ronduit onvoldoende. Politiek gezien ligt daar ook geen prioriteit. Dat vind ik gek, want als we een concurrerende economie willen houden, is het noodzakelijk dat er voldoende betaalbare en hernieuwbare energie is. Ik zie vanuit het perspectief van Amsterdam Smart City vooral verschillend beleid, waarbij Europees, nationaal, regionaal en lokaal beleid niet op elkaar afgestemd zijn. Dat maakt het voor ondernemers en consumenten die willen investeren erg lastig.’
Smart cities en toepassingen van smart grid technologie, leiden tot decentralisatie. Wat betekent dat voor de rollen van netbeheerders, energiebedrijven en overheid?
Boerée: ‘Dat samenspel gaat zeker veranderen, maar dat is nu nog onontgonnen terrein. Daarom ben ik erg blij met het initiatief van de ‘proeftuinen’, de negen plaatsen in Nederland waar het concept van slimme elektriciteitsnetten wordt beproefd. Een branche-overstijgend initiatief vanuit het Ministerie van EL&I, dat zorgt voor een echte experimenteerruimte. Bijvoorbeeld om te onderzoeken hoe gebruikers onderling energie kunnen uitwisselen. De overheid faciliteert dit, de energieleveranciers spelen in mijn ogen een bepalende rol in de vraag hoe je decentraal opgewekte energie kunt verdelen.’
Klatten: ‘In de verkiezingsstrijd was energie geen thema. Mijn vraag is: is er vanuit de overheid een centraal gedeelde visie over energie? Maar in de markt zijn er al initiatieven. Zo zijn wij in zee gegaan met netbeheerder Enexis voor de pilot Jouw energiemoment, waarbij we in honderdvijftig huishoudens onderzoeken wat de kansen en uitdagingen zijn bij het gebruik van slimme energienetten. Met de inzichten die dat oplevert, willen we een grotere uitrol van slimme energienetten mogelijk maken. Bij Greenchoice willen we niet alleen bezig zijn met energielevering, maar ook met opwekking en besparing. Met telemetrie, dat zijn slimme meters, kunnen we het verbruik nu al per kwartier uitlezen. Daar zou je de beschikbaarheid en daarmee de prijs van energie aan kunnen koppelen. Wij geven die gespecificeerde verbruiksinformatie aan de netbeheerders, maar die werken nog vanuit gebruikersprofielen; de gebruiker wordt nog niet afgerekend op feitelijk verbruik op dat moment van de dag, maar op basis van een standaardprofiel. Dat is een van de praktische hobbels waar we nog een slag in moeten maken.’
Baron: ‘Netwerkbedrijven zijn informatiebrokers die handel en levering faciliteren. De overheid heeft een rol in deze door regels gedomineerde markt, door te zorgen dat incentives op de goede plaatsen komen. Dat zit hem in het gemakkelijker mogelijk maken van lokale opwek, toestaan van handel op lokaal niveau, maar ook zorgen dat prikkels worden weggenomen die grootverbruikers belonen in plaats van beboeten.’
In Duitsland is het terugleveren van energie een succes vanwege het vaste teruglevertarief. In Nederland werken we nu met een vorm van saldering, waarbij aan het elektriciteitsnet teruggeleverde zonnestroom mag worden verrekend met uit het net geïmporteerde stroom. Wat verdient de voorkeur?
Klatten: ‘In Duitsland loopt de ontwikkeling van smart grids heel voorspoedig, omdat zelfopgewekte energie voor de gebruiker voordeliger is. In Nederland zitten we met de situatie dat je zeven cent per kWh krijgt voor de energie die je levert aan het net, terwijl je vierentwintig cent betaalt voor wat je afneemt. Dat is dus niet aantrekkelijk. Daarom adviseren wij onze klanten die zonnepanelen willen om niet meer capaciteit op hun dak te leggen dan ze zelf verbruiken.’
Boerée: ‘Als econoom vind ik het raar dat je een vaste prijs krijgt voor teruggeleverde energie, ongeacht de werkelijke waarde. Dat leidt vanzelf tot overproductie. Bij smart grids komen vraag en aanbod tot stand als partijen de prijs aantrekkelijk vinden, als de leverancier energie kan leveren, en de gebruiker het nodig heeft. Maar hoe organiseer je dat in praktijk?’
Baron: ‘Op zich is dat niet raar, want ook op de weg of telefoonlijn betaal je hetzelfde, ongeacht het moment. Je kunt mensen vragen zich aan te passen, dat zal ook nodig zijn, maar je kunt ook zorgen dat het netwerk voldoende buffercapaciteit heeft. Ook dat is een keuze waar niet de technologie het probleem is, maar de incentives voor de markt. Netwerkbedrijven zouden daar een rol in kunnen krijgen.’
Klatten: ‘Daarbij moeten we ook nadenken over efficiënte manieren van opslag; er wordt nu bijvoorbeeld onderzocht of het voor grote boeren rendabel is energie voor hun biovergistingsinstallaties op te slaan met batterijen.’
Boerée: ‘De bedrijven die kunnen profiteren van de trend naar meer en betere smart grid technologie, zijn met name de ontwikkelaars van slimme apparaten; het huidige aanbod van meetapparatuur is nog lang niet slim genoeg. Voor hen zijn er veel marktmogelijkheden. Grote bedrijven kunnen een energiemanager aanstellen, voor kleine bedrijven en particulieren is een slim apparaat dat alles regelt noodzakelijk. Die gaan niet ieder kwartier in de meterkast checken wat hun verbruik is geweest.’
Welke rol moet de overheid spelen? Moet die zich beperken tot het verstrekken van subsidies?
Boerée: ‘De overheid heeft traditioneel een belangrijke rol in de financiering van infrastructuren. De overheid en het bedrijfsleven steken samen tientallen miljoenen euro’s in de proeftuinen. Dat is niet niks. Maar na verloop van tijd behoort de overheid zich terug te trekken en komen bijvoorbeeld ICT-bedrijven naar voren, die veel meer perspectief zullen zien in het uitwisselen van informatie. Vergelijk het met internet: het leggen van kabels gebeurt allang niet meer door de overheid, maar door marktpartijen.’
Baron: ‘We hebben het al een aantal jaren over de mogelijke komst van energy service companies (esco’s), partijen die energiebesparingdiensten leveren, huurders en eigenaren bij elkaar brengen en worden afgerekend op basis van een energieprestatiecontract. Heel interessant, maar het probleem is de financiering. Zelfs maatschappelijk georiënteerde banken zien daar weinig heil in. Tenzij de overheid garanties geeft. Je ziet op lokaal niveau nu wel ecosystemen opkomen, waarbij het mkb met nieuwe technische oplossingen en businessconcepten komt, maar die hebben vaak moeite om aan voldoende startkapitaal te komen. Slimme, stedelijke ontwikkeling draait vooral om nieuwe businessmodellen. Daar zijn mkb-bedrijven cruciaal in. Die gaan het verschil maken. Grote bedrijven spelen daar in een latere fase op in. Het is wel belangrijk dat er een open speelveld is. Zonder openheid krijg je niets voor elkaar.’
Een knelpunt naar verdere verduurzaming van ons energiesysteem is de financiering. Hoe kunnen we dat probleem oplossen?
Boerée: ‘Er is inderdaad een enorme investeringsbehoefte. Extra garantstelling van de overheid zou een grote steun en stimulans zijn. Je moet als overheid niet klaarstaan met grote potten geld, dan doe je het ondernemerschap in Nederland ernstig tekort. Maar met een garantstelling spreek je vertrouwen uit, en daarmee trek je banken vaak over de streep.’
Baron: ‘Mee eens, kijk maar naar de esco’s. Banken willen daar graag garantstelling voor, ook omdat ze zekerheid willen over het beleid van de overheid. De overheid heeft de laatste jaren immers niet bepaald uitgeblonken in consistent beleid. Diezelfde overheid moet eraan meewerken dat gebruikers de juiste prikkels krijgen. Nu is het zo dat bedrijven relatief minder belasting betalen, naarmate ze meer energie verbruiken. Dan lok je dus het tegenovergestelde uit van wat je wilt bereiken.’
En de rol van de consument? Moet die actiever worden?
Klatten: ‘Consumenten zijn zeker bereid om nieuwe initiatieven te ondersteunen. Dat is bijvoorbeeld mijn ervaring bij een pilot gericht op windenergie, waarbij onze klanten ‘winddelen’ kunnen inkopen. Ook hebben klanten van Greenchoice samen ruim twee miljoen euro geïnvesteerd in een windmolenpark. Mensen zijn bereid te investeren als ze er wat zinnigs voor terugkrijgen; daarom moeten partijen als leveranciers of netbeheerders veel beter samenwerken met klanten.’
Baron: ‘Het idee van een slimme stad is dat consumenten de juiste beslissingen kunnen nemen, omdat ze over alle informatie beschikken. Zodat ze bijvoorbeeld gezamenlijk, met een grote groep en dus goedkoop, energie kunnen inkopen. Dan hebben ze alleen nog wel een betrouwbare partij nodig die alles faciliteert en organiseert. Als je vroeger een wasmachine met een groen label kocht, was dat heel bijzonder; nu is het volledig ingeburgerd en staat het niet alleen maar voor duurzaam en groen, maar ook voor kwaliteit. Zo zou je dat ook moeten doen in de energiesector, dat er een kwaliteitslabel hangt aan energie. Dat zou echt geweldig zijn.’
Boerée: ‘We moeten wel een onderscheid maken in voorlopers versus de grote massa. De voorlopers kopen heel enthousiast een elektrische auto; de grote massa is daar nog helemaal niet mee bezig. Het kopen van een duurzame wasmachine was vroeger inderdaad een activistische daad; nu denkt niemand daar nog over na. Kortom, de grote massa hapt toe als je het aanbod van bijvoorbeeld duurzame apparaten heel hapklaar voor ze neerzet.’