Corporate, laat uw crisistrauma los

Corporate, laat uw crisistrauma los
Onlangs schreef NRC Handelsblad over een ‘sputterend Europa dat maar niet uit de crisis komt’. Tegelijkertijd wordt gewaarschuwd voor oververhitting van de economie. Wat is gerechtvaardigd: optimisme of angst voor een nieuwe crisis? Er is volop bewijs voor gezond herstel, schrijft Marieke Blom, hoofdeconoom van ING. Maar bedrijven moeten wel weer léren groeien.


2018 belooft mooi van start te gaan: in het bedrijfsleven is de blik weer naar buiten gericht. In plaats van een aanhoudende stroom berichten over reorganisaties, saneringen en zelfs faillissementen, gaat de aandacht nu uit naar kansen, innovatie en transformatie. Het optimisme wordt geschraagd door een dalende werkloosheid en een mooie groei van het bbp met een procent of drie per jaar. Anderzijds zijn er berichten dat het herstel weinig structureel is en drijft op tijdelijke zeepbelvorming. De onderliggende groei is lager dan de groei vóór de crisis, omdat de beroepsbevolking minder hard groeit en omdat de productiviteitstoename zou stagneren: die toename was de afgelopen tien jaar gemiddeld slechts een half procent per jaar en onduidelijk is of die wel hoger kan. Als de vraag de productiecapaciteit overtreft, raakt de Nederlandse economie al snel oververhit.
Als er inderdaad sprake is van misplaatst optimisme, wacht ons dan aan het eind van de rit een knappende zeepbel? Of is er wel degelijk sprake van gezond optimisme? Met andere woorden: is de Nederlandse economie op weg naar verder herstel of op weg naar de volgende crisis?

De economie zit onder haar potentieel
Dat de economie groeit, staat vast. Daarmee is echter niet vastgesteld dat we ons in een hoogconjunctuur bevinden. Economen kijken of de economie onder, op of boven het potentieel zit. Het is lastig dat potentieel exact te bepalen, maar er zijn wel allerlei factoren die een duidelijk beeld geven. Op de eerste plaats: is iedereen weer aan het werk? De krapte op de arbeidsmarkt neemt toe, een op de tien bedrijven ervaart inmiddels een tekort aan personeel, en daardoor ontstaat de indruk dat het antwoord ‘ja’ is. De realiteit is echter dat veel meer mensen aan het werk kunnen en dat velen meer uren kunnen en willen werken. Een andere indicatie dat de economie nog niet piekt, is dat de lonen niet stijgen. Ook investeringen zeggen veel over het economische klimaat. Geïnvesteerd wordt er zeker, maar die investeringen zijn nog niet op het niveau van voor de crisis. Als bedrijven daar de komende jaren een inhaalslag maken, dan zal blijken dat ook de productiviteit sneller kan stijgen. Deze factoren laten zien dat de Nederlandse economie nog altijd onder haar potentieel zit, en ook de komende jaren verwacht ik niet direct oververhitting.

Achterdocht en onterechte associaties
Toch lijken bedrijven massaal te twijfelen over welke kant het opgaat. Die twijfel wordt gevoed door waarschuwingen over een nieuwe bubbel die uit elkaar kan spatten, al is onduidelijk om welke bubbel het precies gaat. Het Financieele Dagblad kopte in november ‘het ongemak over de voortdenderende economie groeit’ – dat ging vooral over aandelen. Daarnaast denkt meer dan de helft van de consumenten dat de prijsontwikkeling op de woningmarkt alweer een nieuwe zeepbel is, volgens ING-onderzoek onder consumenten. Dat tikje achterdocht is prima te verklaren. We hebben tien magere jaren achter de rug en zijn daardoor een beetje getraumatiseerd. Daardoor neigen we nog steeds naar achteruitkijken. Bedrijven lijken vergeten dat de onderliggende beweging van een economie nu eenmaal groei is. Ik hoorde laatst een topchef klagen over concurrenten die goed horecapersoneel weglokken met duizend euro extra per maand. De chef in kwestie durft het ophogen van de salarissen zelf echter niet aan, net als de manager van een industrieel bedrijf die ik onlangs sprak. Hij vertelde me dat hij bang is dat hij in de val komt te zitten: hij vreest dat het over twee jaar weer crisis is en dat hij dan vastzit aan die hogere lonen.
Die sentimenten zijn begrijpelijk, maar geven ook aan dat sommige bedrijven nu proberen te groeien met de handrem er half op. Wie weer durft te vertrouwen op herstel, durft ook weer hogere salarissen te betalen om de beste mensen aan te trekken. Ook investeren in scholing en technologie om de productiviteit van mensen en middelen te verhogen zijn broodnodig, net als geld steken in R&D. Bedrijven moeten weer helder op het netvlies krijgen hoe ze mensen aantrekken en binden.
De krapte die we nu zien op de arbeidsmarkt past bij periodes van groei en is een goede reden om in efficiëntie te investeren. Over een paar jaar komt er namelijk weer échte krapte zoals in 2008. Dit is pas het begin. Daarbij maakt de mismatch op de arbeidsmarkt de juiste mensen vinden nóg moeilijker: tegelijk met de economische crisis hebben vrijwel alle sectoren een enorme transitie doorgemaakt. Mensen die passen bij de ‘nieuwe’ organisaties zijn schaars – en daar hoort een prijskaartje bij. De angst voor een nieuwe zeepbel verwijst ook vaak naar ontwikkelingen op de hard aantrekkende woningmarkt. Er is een enorme bouwachterstand die momenteel ingehaald wordt. Vergeet niet: het aantal huishoudens stijgt nog steeds sneller dan de snelheid waarmee nieuwe woningen worden gebouwd. Het tekort op de markt neemt nog altijd toe. De prijzen van woningen zijn bovendien nog lang niet terug op het niveau van 2008, al helemaal niet als je de kosten koper meerekent en rekening houdt met de inflatie.
Kopers hebben tot slot ook lagere maandlasten, want de rentestand is lager dan ooit. Op lange termijn stijgen de prijzen van koopwoningen nu eenmaal, ongeveer gelijk op met de inkomens van huishoudens, dus iets sneller dan de inflatie. Met andere woorden: de prijsstijging op de markt van koopwoningen is logisch verklaarbaar. Voor een kredietgedreven prijssprong zie ik geen bewijs: woningen worden steeds vaker met een deel eigen geld gekocht en de inkomensnormen voor hypotheekverstrekking zijn aangescherpt. De prijzen schieten de komende jaren misschien wat te ver door, en kunnen dan weer wat terugvallen, maar dat is nog steeds iets anders dan het compleet ineenstorten van de woningmarkt.

Een herstelpatroon is geen oververhitting
Al met al gaat het dus goed, maar die constatering wordt door bedrijven (en burgers) vaak omgezet in de vraag ‘hoeláng gaat het nog goed’? Begrijpelijk, maar zoals eerder vastgesteld is er binnen Nederland simpelweg geen sprake van oververhitting en dat betekent dat we nog jaren door kunnen groeien. Na jaren van slecht nieuws lijken we geconditioneerd. We interpreteren berichten, die in een maalstroom tot ons komen via de traditionele en nieuwe media, te snel als negatief. Media voeden met hun soms regelrecht alarmistisch taalgebruik de angstgevoelens in onze onderbuik. Wie niet diep in de materie zit, denkt al snel dat de economie weer op het punt staat vast te lopen. Denk aan ons pensioenstelsel, waar veel kritiek op is. De realiteit is dat er veel geld in de pensioenfondsen zit en dat de kritiek vooral betrekking heeft op het verdelingsvraagstuk. Terwijl we in de kern een zeer robuust stelsel hebben dat vergrijzingsbestendiger is dan de stelsels van andere landen. Wie de krant leest, doet er daarom goed aan om te bedenken dat alarmistische koppen vaker betekenen dat iets ‘niet perfect’ is, dan dat het ‘slecht’ is.

Onzekere factoren: Brexit, Trump, China
Onze economie staat natuurlijk niet los van de mondiale economie. Een van de meest ingrijpende ontwikkelingen is de Brexit, die onder regie staat van een overheid die de grip op het proces kwijt is. Helaas is dan ook nog erg onduidelijk wat er de komende jaren gaat gebeuren: wordt het een keiharde Brexit of loopt het anders? Als ondernemer of manager van een groot bedrijf zou ik hierbij geen beslissingen nemen waar ik later spijt van kan krijgen. Het chaotische verloop van het Brexit-proces heeft overigens ook een positief aspect. De Europese Unie heeft zich goed weten te hervinden na initiële zorgen over de impact, denk aan een mogelijk domino-effect. De Britten hebben met hun aanpak tot nu toe onbedoeld een afschrikwekkend voorbeeld gecreëerd.
Behalve de Brexit dragen ook de ontwikkelingen in de veranderende geopolitieke agenda van de Verenigde Staten bij aan de weifelende houding van bedrijven. De leidende rol van de VS werd tot nu toe gekenmerkt door multilaterale afspraken. Donald Trump ruilt die echter in voor bilaterale verhoudingen met verschillende landen. China speelt hierop in en stelt zich op als primus inter pares – denk aan het handelsverdrag TPP of het one belt, one road-programma, gericht op grote investeringen in de verbindingen tussen Europa en China over land en via zee. Ook beleggers richten zich meer en meer op Azië, waar nog een enorm groeipotentieel zit. Ter illustratie: de Nederlandse exportomzet naar het Verenigd Koninkrijk is tot stilstand gekomen; de exportomzet richting Europa en de VS groeit matig tot redelijk, maar de export naar China groeide de eerste negen maanden van dit jaar met 30 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Nederlandse corporates profiteren van die vraag uit China, denk aan onze chipindustrie of aan de Nederlandse toeleveranciers van de Europese automotive sector, die steeds meer afzetten in China. De onzekerheid is begrijpelijk, het land is moeilijk te doorgronden. Maar onze indruk is dat de overheid het geld, de macht en de intentie heeft om te zorgen voor een economie die gecontroleerd doorgroeit.

Bedrijven hebben realiteitszin nodig
Er zijn kortom nog genoeg onzekere situaties, maar om de grip te vergroten zou ‘opnieuw leren groeien’ een mooi onderwerp zijn om hoog op de boardroomagenda te plaatsen. Het nieuws dat er een eind is gekomen aan saneren en kosten drukken, moet langzamerhand indalen. Het gaat nu om investeren, mensen aannemen, salarissen aanpassen. Er wordt de komende tijd gevochten om goede mensen in de bouw, de IT, de industrie, horeca en zorg. Die sectoren ontkomen niet aan loonstijging.
De afgelopen jaren hebben bedrijven veel aandacht besteed aan processen, maar die alertheid zou er ook moeten zijn op het vlak van diensten en producten. Het vermogen van ondernemingen om te transformeren naar het toevoegen van waarde wordt steeds belangrijker. Philips is een goed voorbeeld van een bedrijf dat succesvol is getransformeerd naar medische technologie, maar Nederland kent ook veel kleinere spelers die goed gepositioneerd zijn voor de groeiende vraag naar zorg. Ik verwacht dat de industriële sector de komende tijd geleidelijk zal migreren van het maken en verkopen van producten naar het aanbieden van diensten en oplossingen, zoals een betrouwbaar productieproces. Als je als leverancier beter dan je klant de risico’s en kosten van die klant kunt beheersen, voegt dat waarde toe. De omvang van je kennisvoorsprong en schaalvoordeel spelen hierbij een rol. Nederlandse industriële bedrijven hebben op dit vlak veel potentieel. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de combinatie zorg en telecombedrijven, waar mooie kansen liggen op het vlak van domotica.
Bedrijven doen er bovendien goed aan meer te investeren in zowel jonge als oudere werknemers. Corporates richten zich bij het aantrekken van de beste werknemers massaal op millennials, maar daar is de spoeling dun. De komende jaren zijn de mensen van tegen de vijftig dominant op de werkvloer. Als deze vijftigers niet passen bij wat werkgevers nodig hebben, kunnen corporates alleen nog kiezen voor outsourcen, het invliegen van kenniswerkers of sneller digitaliseren. Zonde, want bedrijven doen het beter als werknemers ‘bij’ zijn. De uitdaging is technologische sprongen maken met een werkvloer op leeftijd. Aan investeren in mensen ontkomen bedrijven dus evenmin.

Verleg de focus naar kansen
Nederland heeft een conjuncturele en financiële crisis achter de rug. Veel sectoren gingen gelijktijdig ook nog eens door een pijnlijke transitie heen. Dat conjuncturele gedeelte kunnen we nu laten rusten. Nu we weten dat onze winkel de storm heeft overleefd en open blijft, moeten we weer alle aandacht op kansen vestigen. Al met al een positief verhaal, maar wel met een kanttekening: de zorgen over transities in specifieke sectoren zijn domweg terecht. Verdienmodellen zullen doorlopend onder druk blijven staan. Dat is – samen met groei en de kansen die groei met zich meebrengt – de nieuwe realiteit voor 2018 en de jaren erna.

Tekst door Marieke Blom, hoofdeconoom ING Nederland. Blom schrijft voor Management Scope over mondiale economie. Gepubliceerd in Management Scope 01 2018.

facebook