Marieke Blom over het economische klimaat in 2020

Marieke Blom over het economische klimaat in 2020
Hoofdeconoom Marieke Blom van ING verwacht iets minder economische groei in 2020, maar voor een recessie hoeven we niet bang te zijn. De jaren na 2020 worden uitdagender. ‘De grote vraag is of technologie en slimmer werken voldoende zijn om voor de noodzakelijke productiviteitsgroei te zorgen.’

2019 was het jaar van de afvlakkende economische groei. Dit was deels het gevolg van de handelsstrijd tussen de Verenigde Staten (VS) en China, die dit jaar grimmiger werd gevoerd dan eerder was voorzien. Meer nog dan van de VS en China had Europa last van de protectionistische beschietingen tussen de twee economische grootmachten. In Europa viel het producentenvertrouwen verder terug dan elders. De Duitse ondernemers het somberst over de toekomst. Zo heeft het handelsconflict negatieve gevolgen voor de belangrijke Duitse auto-industrie, die ook nog eens wordt geraakt door strengere emissieregels en de transitie naar elektrisch rijden. En als de Duitse industrie problemen kent, dan hebben Nederlandse productiebedrijven daar last van. 

De Europese Centrale Bank (ECB) hield zich dit jaar niet afzijdig van de economie. Toen de ECB ontdekte dat de economische groei – en daarmee ook de inflatie – begon tegen te vallen, heeft de bank maatregelen genomen om de rente verder te drukken. Een sector die traditioneel profiteert van lage rentes is de bouw. Sinds de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog is er dan ook niet zo veel gebouwd als dit jaar: er kwamen 69.000 woningen bij. De dienstensector hield zich ook goed staande. Maar terwijl de consumentencijfers positief bleven, werd de industrie steeds negatiever. Dat vertaalde zich in minder investeringen.

Toch nog een handelsdeal?
Aan de vooravond van 2019 was de grote vraag of we in een recessie zouden glijden. Die vraag blijft ook voor 2020 actueel, maar is niet ons basisscenario. De aandelenmarkten hebben het ook niet ingeprijsd, de industrie houdt er wel rekening mee. Hoe de consument het ziet, lijkt nogal dubbel. Het consumentenvertrouwen wijst niet op een naderende recessie, maar toen we onlangs aan mensen vroegen of ze rekening hielden met een recessie zei 45 procent binnen twee jaar een recessie te verwachten. Als econoom probeer ik uit te leggen wat er kan gebeuren. Ik zeg er altijd duidelijk bij dat ik niet weet wat de toekomst brengt: er zijn immers altijd onzekerheden. Voor volgend jaar is het verdere verloop van de handelsoorlog de belangrijkste onzekerheid. Onze prognose gaat ervan uit dat de Amerikaanse president, voorafgaand aan de verkiezingen in november, een handelsdeal wil bereiken. Het is bekend dat Donald Trump veel belang hecht aan de ontwikkeling van de markten. De kans is dus groot dat hij alsnog water bij de wijn zal doen. De verwachtingen van zo’n deal moeten overigens niet al te hooggespannen zijn. Het is eerder een staakt het vuren, dat wel goed uitpakt voor de economie: het wegvallen van een onzekerheid is altijd gunstig. De vraag is vervolgens wie de Amerikaanse verkiezingen wint. Mocht het een Democratische kandidaat zijn, dan kan het zijn dat de markten daar hevig op reageren.

De Brexit
Een andere bekende onzekerheid is de Brexit. Mocht de huidige premier Boris Johnson naar verwachting de verkiezingen winnen, dan valt het no deal-risico weg. Dan is het alleen nog de vraag hoe lang de transitieperiode duurt om het definitieve Britse vertrek te regelen. Daar is meer dan een jaar voor nodig, dus in 2020 is er van een Brexit nog geen sprake. Kalmer vaarwater is dus mogelijk voor de internationale handel, maar het ongebreidelde globaliseringsproces van vóór 2016, toen Donald Trump president van de VS werd, komt niet snel meer terug.

Omvangrijk investeringsprogramma
Dit jaar zakte de economische groei steeds verder terug. Volgend jaar gaat het waarschijnlijk precies andersom: we beginnen het nieuwe jaar met amper groei, waarna de groei in de rest van het jaar naar verwachting aantrekt. Volgens cijfers van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) komt de groei van de wereldeconomie in 2020 uit op 3,5 procent, een half procentje meer dan dit jaar. De economieën van Europa en Nederland presteren volgend jaar juist iets minder dan in 2019. Als de Duitse auto-industrie weer aantrekt doordat zij de omslag naar elektrisch rijden kunnen realiseren, helpt dat de Duitse economie – en dus ook die van ons – vooruit. In Nederland blijft de bouw, afgelopen jaar met drie procent de grootste groeisector, ook groeien. Stikstofproblemen en personeelstekort houden de groei wel op een magere half procent.
De Nederlandse economie wordt geholpen door een stijging van de koopkracht. Consumenten hebben door lagere lasten meer te besteden. Gunstig is ook dat de overheid meer uitgeeft. Voor de ECB is dat niet genoeg: die roept Nederland en Duitsland op extra te investeren. Voor de conjunctuur is dat niet nodig, want de economie van beide landen groeit en van werkloosheid is geen sprake, maar voor de lange termijn zijn aanvullende investeringen wel te verdedigen. Nederland en Duitsland vergrijzen en investeringen kunnen de productiviteit in stand houden. Logische Nederlandse investeringsdoelen zijn R&D, uitbreiding van het spoor en een kwaliteitsslag voor het onderwijs.
Voor een omvangrijk investeringsprogramma is de tijd politiek echter nog niet rijp. Pas na volgende verkiezingen zal de huidige discussie verder worden aangezwengeld – of er moet sprake zijn van een plotselinge economische verslechtering. Zowel de Duitse als de Nederlandse overheid hebben voldoende ruimte om de economie te stabiliseren. Dat kan van de ECB niet langer worden gezegd. De effectiviteit van het monetaire beleid heeft tien jaar na het uitbreken van de crisis zijn grenzen bereikt.
Ook volgend jaar blijven de rentes naar verwachting laag. Dat is goed voor de huizenprijzen: die stijgen dit jaar met meer dan zes procent gemiddeld. In 2020 zal het iets minder zijn. Opmerkelijk is dat de sterkste prijsstijgingen aan de randen van het land plaatsvinden.

Zelfversterkende factoren
Over 2020 ben ik dus relatief optimistisch. Voor de middellange termijn ligt dat anders. De arbeidsproductiviteit staat al langer onder druk. Verder begint de vergrijzing op te spelen, waardoor de beroepsbevolking in veel Europese landen zal krimpen. Vergrijzing gaat gepaard met risicomijdend gedrag, meer sparen en minder investeren. Dat heeft een drukkend effect op de economische groei en daarmee ook op de rente.
De grote vraag is of technologie en slimmer werken voldoende zijn om voor de noodzakelijke productiviteitsgroei te zorgen. Het Nederlandse kabinet heeft goed geanticipeerd op de vergrijzing door het dak te repareren terwijl de zon schijnt, zoals bijvoorbeeld bij de aanpak van de pensioenproblematiek en zorg, zodat de overheidsfinanciën goed op orde zijn. Maar de sturingsmogelijkheden van de overheid voor de groei zijn beperkt. Zo neemt door vergrijzing de vraag af en nemen de kosten van zorg en pensioenen toe. Dat leidt tot een groter beslag van de overheid op het nationaal inkomen en tot bedrijven die minder investeren en dus minder groeien. Ondertussen zullen er maatregelen moeten worden genomen om de opwarming van de aarde te beperken.
Alles bij elkaar ontstaat het risico van wat ik een rad van zelfversterkende factoren noem: veel ouderen, veel spaargeld en minder groei, wat leidt tot volatielere markten en economische stress, wat gepaard kan gaan nationalistisch kiesgedrag met als gevolg politieke fragmentatie in Europa en dus meer beleidsonzekerheid en lagere, volatielere groei.
Met weinig economische groei en veel onzekerheid wordt het voor veel ondernemers lastig winstgroei te boeken. Uitzondering zijn bijvoorbeeld bedrijven die zich richten op energietransitie of ouderenzorg – maar de kans is aanwezig dat de toekomstige winstgroei niet zal overhouden.

Dienstbaar kapitalisme
Er is dus het risico dat Europa fragmenteert en daardoor economisch verzwakt. Het is echter ook denkbaar dat Europa zich, juist door alle externe druk vanuit de wereldeconomie, herpakt en zich onderscheidt met een eigen model van dienstbaar kapitalisme. Daarbij staan niet bedrijven of de staat, maar de burger voorop, enerzijds door extra investeringen in productiviteit, zoals in infrastructuur en onderwijs, en anderzijds door verdere integratie. Dat kan bijvoorbeeld door het instellen van een Europese kapitaalmarkt, bankenunie, en een vrij verkeer van diensten in de Unie. Bij een dergelijk Europees kapitalisme hoort ook een Europese aanpak van misbruik van data en privacy. Op marktmacht zal Europa streng blijven, maar kan daarbij wel meer richting de Duits-Franse voorkeur voor Europese kampioenen schuiven. Het is een route die veel Europese samenwerking en compromissen vereist, maar die voor Europese bedrijven een gunstiger economisch perspectief biedt dan verdere fragmentatie.

Dit essay is gepubliceerd in Management Scope 01 2020

facebook