Erfelijkheid van ondernemerschap
Auteur: Rob Hartgers | 04-01-2011
Onderzoek naar management is het domein van de zachte wetenschappen. De kolommen van de Harvard Business Review en andere gezaghebbende managementvakbladen worden bevolkt door sociologen, psychologen, antropologen, bestuurskundigen en natuurlijk economen (oké, die zijn iets ‘harder').
Hersenwetenschappers
Aan de dominantie van gammawetenschappers lijkt voorzichtig een einde te komen. De eerste barsten in het bastion zijn geslagen door hersenwetenschappers die met hun scanners in kaart brengen wat er omgaat in het brein van de manager. De tweede aanvalsgolf is ingezet door gedragsgenetici, die verbanden zoeken tussen genen en bepaalde gedrags- en karaktereigenschappen.
Onderzoek Michael Zyphur
De Australische organisatie- en industrieel psycholoog Michael Zyphur is zo iemand. Hij deed onderzoek naar eigenschappen als ondernemerschap en de mate waarin mensen bereid zijn om (economische) risico's te nemen. Die onderwerpen zijn niet nieuw, de manier waarop Zyphur ze onderzocht wel. Hij deed zijn onderzoek met eeneiige en meereiige tweelingen. Het is een beproefde methode van gedragsgenetici om de erfelijkheid van bepaalde eigenschappen te achterhalen. Eeneiige tweelingen zijn genetisch identiek. Meereiige tweelingen delen slechts de helft van hun DNA, net als ‘gewone' broers en zussen. Door de verschillen tussen de eeneiige tweelingen te vergelijken met de verschillen tussen meereiige tweelingen kan met redelijke zekerheid worden vastgesteld welke eigenschappen genetisch zijn bepaald en welke niet.
Biologisch of genetisch determinisme?
Daarmee is niet gezegd dat andere, niet-biologische invloeden geen rol spelen, waarschuwt Zyphur: ‘Je zult mij nooit horen zeggen dat karaktertrekken of gedragingen worden "bepaald" door onze genen. Ik ben waakzaam voor iedere vorm van biologisch of genetisch determinisme. De manier waarop we ons gedragen, denken en voelen wordt altijd beïnvloed door genen én door onze opvoeding en andere sociale factoren. Die invloeden zijn niet te scheiden. Zodra je in deterministische termen gaat spreken over genetica begeef je je op gevaarlijk terrein. Iedere geneticus weet dat de werking van genen afhankelijk is van de context. Het strikte onderscheid tussen aanleg en opvoeding (nature versus nurture) is achterhaald. We moeten juist onderzoeken hoe twee zich tot elkaar verhouden.'
Leiderschapskwaliteiten: aangeboren of aangeleerd?
Pas recent zijn wetenschappers gedragsgenetica gaan toepassen op het functioneren van mensen in organisaties. Pionier op dit terrein is de Amerikaanse psycholoog Richard Arvey, de leermeester van Zyphur. Hij onderzocht onder meer in hoeverre leiderschapskwaliteiten aangeboren zijn of aangeleerd (40 procent aangeboren, volgens Arvey) en waarom sommige loterijwinnaars stoppen met werken en andere niet.
Ondernemerschap
Zyphur was betrokken bij een onderzoek van Arvey naar de erfelijkheid van ondernemerschap. Mannelijke en vrouwelijke tweelingen kregen vragen voorgelegd over het starten en het leiden van een bedrijf. Bij de vrouwen gaven de eeneiige tweelingen vaker eensluidende antwoorden dan de meer- eiige tweelingen. Bij de mannen was het verschil tussen de antwoorden van de twee groepen tweelingen minder groot. Daaruit concludeert Zyphur dat bij het ondernemerschap van vrouwen de genen een belangrijker rol spelen dan bij mannen.
Vrouwelijke ondernemers
Dat betekent niet dat vrouwen van nature ondernemender zijn, benadrukt Zyphur: ‘Vrouwen die willen ondernemen moeten meer tegenstand overwinnen dan mannen. Ze kunnen zich moeilijker onttrekken aan huiselijke verplichtingen en hebben meer moeite om in belangrijke sociale netwerken te komen.
Mannen hebben dat probleem veel minder. Niemand kijkt er raar van op als een man een bedrijf begint. Zelfs zonder de juiste genetische aanleg kan een man slagen als ondernemer, omdat hem veel fouten vergeven worden. Vrouwen zonder genetische aanleg maken aanzienlijk minder kans om te slagen. Dat verklaart de verschillen die we vonden in het DNA van mannelijke en vrouwelijke ondernemers. Als over honderd jaar - hopelijk eerder - mannelijke en vrouwelijke ondernemers volstrekt gelijk worden behandeld, zal er geen verschil meer zijn in de invloed van genen op het ondernemerschap van mannen en vrouwen.'
Inzichten DNA onderzoek
Wat moeten we eigenlijk met de inzichten uit de gedragsgenetica? Is het bijvoorbeeld nuttig om een DNA onderzoek uit te voeren als vast onderdeel van een assessment? Aan de andere kant van de lijn reageert Zyphur geschokt. ‘Nooit, maar dan ook echt nooit, moeten werkgevers DNA-materiaal van sollicitanten of werknemers afnemen. Om te beginnen zijn er privacybezwaren. Ik zou mijn genetische informatie nimmer toevertrouwen aan een bedrijf.
Genen niet allesbepalend
Afgezien van het ethische aspect is er ook een praktische reden waarom bedrijven zich niet bezig moeten houden met het DNA van hun werknemers. Stel dat we precies weten welke genen ervoor zorgen dat je meer of minder extravert bent. Voor een verkoper is extraversie een positieve eigenschap, dus zou je verkopers kunnen selecteren op het bezit van dit specifieke gen. Klinkt misschien logisch, maar je schiet er niks mee op. Nogmaals: genen zijn niet allesbepalend. Iemands mate van extraversie wordt ook beïnvloed door zijn opvoeding en zijn omgeving. Genen vertellen maar een deel van het verhaal. Als je echt wilt weten of iemand extravert is, kun je hem beter eens goed bekijken en misschien een vragenlijst laten invullen. Dat is trouwens ook stukken goedkoper dan een DNA-analyse.'
Toepassing gedragsgenetica
Is er dan werkelijk geen toepassing voor de gedragsgenetica? Schoorvoetend stelt Zyphur dat ‘misschien handig is voor mensen die niet weten welke carrière voor hen het meest geschikt is.' Die mensen kunnen met een DNA analyse meer inzicht krijgen in hun sterke en zwakke punten. Maar ook in dit geval haast Zyphur zich om te benadrukken dat er makkelijker manieren zijn om daar achter te komen: ‘Ga eerst eens bij jezelf te rade. Bedenk wat je leuk vindt en waar je goed in bent en neem dat als uitgangspunt voor je toekomstplannen. Dat lijkt me een betere besteding van je tijd en geld dan DNA onderzoek.'
Gedragingen erfelijk bepaald
Richard Arvey publiceerde zijn eerste onderzoeken begin jaren tachtig. Sinds die tijd wint de gedragsgenetica snel aan terrein op de economiefaculteiten en business schools. Heel veel van onze gedragingen blijken - in ieder geval deels - erfelijk bepaald. De Japanse Taiki Takahashi toonde aan dat het stresshormoon Cortisol ons vermogen beïnvloedt om financiële in- schattingen te maken. Proefpersonen die door hun genetische programmering veel Cortisol aanmaken zijn bereid om grotere financiële risico's te nemen. De Chinese onderzoeker Song Zhaoli, ook al een protegé van Arvey, liet zien dat er een verband bestaat tussen een gen dat verantwoordelijk is voor de aanmaak van het hormoon serotonine en de mate waarin mensen tevreden zijn over hun werk.
Voorkeuren terug te leiden naar DNA
Een recente studie van Stanford University stelt dat zelfs voorkeuren van consumenten voor een deel erfelijk zijn. Zo kiezen sommige mensen voor een product dat zichzelf bewezen heeft, terwijl anderen eerder geneigd zijn om iets nieuws te proberen. Volgens de Stanford-onderzoekers is zelfs de liefde voor chocola, mosterd, jazz, science fiction en hybride auto's te herleiden tot het DNA. Uitzonderingen vonden de onderzoekers ook: de keuze voor tatoeages en voor een bepaalde smaak ketchup is niet erfelijk.
Meer onthullingen
Er staan ons nog meer onthullingen te wachten, denkt Michael Zyphur. ‘Gedragsgenetica staat in de kinderschoenen. Ik ben momenteel als meelezer betrokken bij een nieuw onderzoek naar ondernemerschap. Volgens deze onderzoekers is zelfs de hoeveelheid geld die een ondernemer verdient erfelijk bepaald. Wie weet wat ik je kan vertellen als we dit interview over tien jaar nog eens doen.'
Lees ook:
> Rondetafeldiscussie over leiderschap met Mirjam Sijmons, Marry de Gaay Fortman en Henk Breukink
> Managen op resultaat
> Leiderschap in dienst van continuïteit
> Europese leiderschapsmodellen op een rij