Pas niet alleen code aan, maar moderniseer de hele governance

Pas niet alleen code aan, maar moderniseer de hele governance
De voorgestelde actualisatie van de Nederlandse corporate governance code is weinig ambitieus op het gebied van duurzaamheid en de code is geen goede vertolker van het maatschappelijk debat over tal van prangende kwesties. Het is tijd dat de code een lichtend baken wordt voor een maatschappelijk verantwoorde opstelling die aansluit bij Europese wet- en regelgeving, schrijven Leen Paape en Jeroen Veldman. Grijp het momentum aan voor een modernisering van het ondernemingsbestuur.

Transparantie en verantwoording: dat waren de kernwoorden van de 40 aanbevelingen voor goed ondernemingsbestuur die in 1997 werden gepubliceerd door een commissie onder leiding van oud-Aegon-topman Jaap Peters. De term corporate governance – die zijn oorsprong vindt in het Angelsaksische denken over bestuur en toezicht – deed zijn intrede in ons Rijnland. Als andere landen governancecodes publiceerden, konden wij toch niet achterblijven? In 2003 zag de eerste Nederlandse corporate governance code het licht. De insteek was nadrukkelijk principle-based en niet rule-based: richtlijnen in plaats van regels. Bovendien bleef de achterdeur open met het comply or explain-principe: er mag worden afgeweken van de richtlijnen, mits dat wordt uitgelegd. 

Kernpunten actualisatie
Om relevant te blijven, moet de code meeademen met de vigerende opvattingen over goed ondernemingsbestuur. Inmiddels is de code dan ook aan een actualisatie toe (na eerdere herzieningen in 2008 en 2016). De Monitoring Commissie Corporate Governance Code, onder voorzitterschap van Pauline van der Meer Mohr, heeft onlangs een consultatiedocument met actualisatievoorstellen gepubliceerd. De kernpunten: versterking van de betrokkenheid van en dialoog met aandeelhouders, verbreding van diversiteit & inclusie in de toplagen van de organisatie, verzwaring van de interne-auditfunctie, meer aandacht voor cultuur en gedrag bij de evaluatie van bestuur en raad van commissarissen en meer accent op het ESG-beleid: beursgenoteerde ondernemingen moeten een strategie met concrete doelstellingen formuleren voor environment-, social- en governance-factoren.

Principle-based wordt rule-based
Elke aanpassing van de code vormt een verdere verzwaring van de taken en verantwoordelijkheden van bestuurders, commissarissen en aandeelhouders. Bovendien worden inmiddels ook ondersteunende functies als internal audit, compliance en risk vanuit de coulissen naar het podium van goed bestuur geschoven. Wie weet, wordt in een volgende actualisatieronde zelfs de benoeming van een chief sustainability officer verheven tot best practice. De takken van de governanceboom reiken dus steeds verder en buigen dieper door. We begonnen met 40 aanbevelingen, de huidige code bevat 132 best practices en als alle actualisatievoorstellen worden doorgevoerd komen er straks weer vijf bepalingen bij. Het oorspronkelijke principle- based karakter van de code verandert dus stilaan naar rule- based. Daarmee raken we steeds verder af van ons Rijnlands perspectief op het gebied van goed bestuur. Bovendien wordt het risico op een afvinkcultuur steeds groter: we hebben de regeltjes nageleefd, chéck. De naleving van de code bedraagt inmiddels een Noord-Koreaans nalevingspercentage van 93,6 procent, maar de Monitoring Commissie klaagt al jaren over het ontbreken van een inhoudelijke benadering en kwalitatieve uitleg. Code toegepast, governancegeest overleden.

Normatief vacuüm
De code verschuift dus van soft law naar hard law en bevindt zich nu ergens in het midden. Dat kan een goede uitgangspositie zijn om het maatschappelijk debat over grand challenges als klimaatverandering en sociale ongelijkheid te vangen in concrete richtlijnen voor de rol van bedrijven in de samenleving. Het stollen van maatschappelijke normen tot wet- en regelgeving is immers vaak een langdurig en moeizaam proces. Tijdens dit stollingsproces zou de code een voorhoederol kunnen spelen: welk gedrag wordt op maatschappelijk gebied van ondernemingen verwacht? Die rol hebben de opeenvolgende commissies tot nu toe echter laten liggen. In dat normatieve vacuüm hebben ngo’s de regie naar zich toegetrokken en is met de gerechtelijke uitspraak over het duurzaamheidsbeleid van Shell een precedent geschapen. Een groep hoogleraren ondernemingsrecht heeft een vlammend betoog gehouden voor de invoering van een wettelijke maatschappelijke zorgplicht van bestuurders en commissarissen. En de Europese Commissie werkt, naast de vergaande wet- en regelgeving in de Green Deal, aan een richtlijn voor een verantwoorde opstelling van ondernemingen die veel verder zou kunnen gaan dan de code voorstelt en de aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen oprekt.

Een bloedeloos compromis

De huidige code wordt dus links en rechts ingehaald door de ontwikkelingen in samenleving, rechtspraak en wetgeving. De actualisatie van de code had een mooi momentum geboden om de regie terug te pakken en voorop te gaan lopen in de vermaatschappelijking van het bedrijfsleven. Het actualisatievoorstel dat bedrijven een ESG-beleid moeten formuleren, is echter procesgericht en daarmee bloedeloos. Het is te weinig ambitieus en blijft steken in vrijblijvendheid, terwijl we die als samenleving inmiddels voorbij zijn. Dat heeft alles te maken met compromisvorming wegens gebrek aan draagvlak voor het nemen van vergaande maatschappelijke verantwoordelijkheid bij de schragende partijen. Enkele hiervan hebben de afgelopen kwart eeuw bij herhaling als sleepanker gefungeerd voor governance-innovatie.

Moreel kompas voor governancedriehoek
Hoe kunnen we de Nederlandse governance professionaliseren en moderniseren om een goede basis te leggen voor goed bestuur en toezicht in de kómende 25 jaar? Allereerst kunnen meer onderdelen uit de code in het ondernemingsrecht worden belegd en verankerd. De code zelf kan dan weer meer principle-based worden en vooral het maatschappelijk debat vertolken en vertalen. De samenleving vindt dat ondernemingen zich te weinig verantwoord opstellen bij maatschappelijke kwesties als klimaatverandering, economische ongelijkheid, het om- en bijscholen van medewerkers en betrouwbare informatie, zo komt naar voren uit de 2022 Edelman Trust Barometer. Hoe kunnen bestuur en toezicht en grote beleggers proactief aan deze maatschappelijke verwachtingen tegemoetkomen? Alleen met het huidige do no harm, of juist met een vastberaden do good? De code kan binnen dat debat fungeren als aanjager en moreel kompas voor de governancedriehoek. Overigens hoort daarbij ook een uitleg en concretisering van het begrip langetermijnwaardecreatie, dat sinds 2016 een pijler van de code vormt (naast cultuur). Jammer genoeg verzuimen de huidige actualisatievoorstellen om bestuurders en commissarissen meer guidance en houvast te geven op dit gebied.

Comply and explain
Bij een herijking van de code hoort ook een modernisering van de monitoring. Het comply or explain-principe moet plaatsmaken voor comply AND explain: naleving én uitleg. Nu krijgen bedrijven die meedelen op welke punten ze van de code zijn afgeweken automatisch een groen vinkje van de Monitoring Commissie, ook als niet of nauwelijks wordt toegelicht waarom. Als de toepassing van álle principes en best practices moet worden uitgelegd, leidt dat tot een inhoudelijker verantwoording. Dat maakt bovendien een ‘maatschappelijke monitoring’ mogelijk: niet alleen door de commissie, maar ook door bijvoorbeeld pers, ngo’s en andere stakeholders.

Regie terugpakken
Met het aanscherpen van de code als lichtend baken voor de rol van ondernemingen in het maatschappelijk verkeer en de versterking van de monitoring zijn we er echter nog niet. We moeten niet alleen de code actualiseren, we zullen op die verstevigde fundering ook een geheel nieuw governancegebouw moeten optrekken. Alleen met een gemoderniseerd en maatschappelijk ingebed ondernemingsbestuur kunnen bedrijven de regie terugpakken die ze nu in snel tempo lijken te verliezen.

Essay door Jeroen Veldman, associate professor Corporate Governance en lid van het Nyenrode Corporate Governance Institute (NCGI) en Leen Paape, hoogleraar Corporate Governance bij het Nyenrode Center for Entrepeneurship, Governance & Stewardship en voorzitter van het NCGI. Beide auteurs hebben dit essay geschreven op persoonlijke en professionele titel. Deze bijdrage vertegenwoordigt niet de visie van Nyenrode of het NCGI. Gepubliceerd in Management Scope 04 2022.

facebook