Anton Arts, Mark Hillen en Rens van Tilburg over nationale investeringsbank Invest-NL

Anton Arts, Mark Hillen en Rens van Tilburg over nationale investeringsbank Invest-NL
Met de oprichting van Invest- NL wil het Rijk investeringen stimuleren op maatschappelijke terreinen waar Nederland kansen laat liggen. Daarvoor komt een kapitaal van 2,5 miljard euro beschikbaar. Drie experts over de toegevoegde waarde van zo’n nationale investeringsbank: ‘De opdracht is te vrijblijvend. Hoe wil je dan over enkele jaren beoordelen of het geslaagd is?’

Durfkapitaal en garanties voor startups en scale-ups, exportkredietverzekeringen en een betere toegang tot Europese financiering: vanaf 2019 kunnen ondernemers voor al die zaken terecht bij één overheidsloket: Invest-NL. Met een kapitaal van 2,5 miljard euro wil de staat investeringen stimuleren op terreinen waar Nederland ‘nu nog kansen laat liggen’. Het gaat dan bijvoorbeeld om risicovolle activiteiten op transitiegebieden als energie, verduurzaming, mobiliteit, voedsel en digitalisering van de industrie. Oud-minister van Financiën Wouter Bos zal als eerste bestuursvoorzitter de komende maanden de strategie en visie van Invest-NL mede verder vormgeven. De deelnemers aan deze rondetafel – een investeerder, een wetenschapper en een sociaal ondernemer – grijpen de kans aan om duidelijk te maken welke kant het volgens hen (niet) op moet. Anton Arts, partner bij venture-capitalfonds SET, zet vraagtekens bij het feit dat Invest-NL volgens de plannen ‘marktconform’ zou moeten opereren en in feite dus een positief rendement wil halen op investeringen. Ook Mark Hillen, voorzitter van de vereniging van sociale ondernemingen Social Enterprise NL, vindt de nadruk op marktconformiteit verkeerd. Omdat het een publieke organisatie is, zou het succes van Invest-NL primair moeten worden afgemeten aan de maatschappelijke waarde die er wordt gecreëerd. Rens van Tilburg is directeur van het Sustainable Finance Lab van de Universiteit Utrecht, dat onderzoek doet naar de verduurzaming van de financiële sector. Hij ziet voor Invest-NL vooral een rol als regisseur bij innovatieve, complexe projecten met grote risico’s.
De discussie wordt geleid door Tjarda Molenaar, directeur van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP), dat de belangen behartigt van de Nederlandse private equity- en venture-capitalmarkt.

De NVP ziet dat binnen- en buitenlandse partijen best al veel investeren in de nieuwe technologie die nodig is voor maatschappelijke transities, ook in startups en groeiende bedrijven. Invest-NL wil zich specifiek richten op sectoren waar de markt faalt. Is er eigenlijk sprake van marktfalen? En waaruit bestaat dit dan?
Arts: ‘In de plannen is dat niet helder gedefinieerd, maar impliciet lijkt het erop dat de overheid vindt dat private investeerders geen goede afweging maken tussen risico en rendement. Het centrale dilemma dat wordt geformuleerd voor Invest-NL is namelijk dat men marktconform wil investeren in marktfalen. Dat impliceert dat de markt z’n werk niet goed doet en maar liefst 2,5 miljard euro aan goede businesscases laat liggen door een foute beoordeling. Een overheid die marktconform wil investeren in onderwerpen waarvan ze vindt dat de markt die ten onrechte niet oppakt, zegt dus dat ze structureel slimmer is dan die markt. Dat vind ik een heel gewaagde stelling.’
Van Tilburg: ‘Ik ben een stevige pleitbezorger van diversiteit in de financiële sector, een publieke investeringsinstelling misten wij nog in Nederland. De meeste landen hebben al zo’n instelling, zoals de KfW die in Duitsland aan de Energiewende bijdraagt. Ik denk dan ook niet dat de Nederlandse venture-capitalsector de oprichting van Invest-NL als een persoonlijke belediging moet opvatten. Het streven is om die 2,5 miljard in elk geval in stand te houden: dat is natuurlijk niet echt marktconform. Toch zit er wel degelijk een spanningsveld. Ook ik vind dat de nieuwe investeringsbank juist zaken moet oppakken waarvan de markt misschien wel terecht zegt dat het risico te groot is. Als de maatschappelijke baten die ertegenover staan maar groot genoeg zijn, is het goed als Invest-NL dat dan toch mogelijk maakt. Tegenover grote risico’s kunnen ook hoge financiële rendementen staan.’
Hillen: ‘Marktfalen bestaat niet. Het begrip is een overblijfsel uit het oude kapitalisme. De vrije markt is een illusie en dus is de vraag of je als overheid de vrije markt mag verstoren niet relevant. Het is wat mij betreft prima dat er additioneel kapitaal beschikbaar komt, want blijkbaar gebeuren er nu een aantal dingen niet die we met z’n allen – burgers en belastingbetalers – wel belangrijk vinden. De vraag waar het om zou moeten gaan, is onder welke randvoorwaarden Invest-NL mag investeren. Het palet dat nu wordt genoemd is nogal breed. Hoezo valt er bijvoorbeeld exportfinanciering voor het mkb onder? Dat begrijp ik niet. Het gaat om publiek geld en dus moet je het rendement afzetten tegen de publieke waarde die ermee wordt gecreëerd. Dat element ontbreekt nu helemaal.’

Het marktconforme rendement dat de overheid met Invest- NL voor ogen heeft, is in uw ogen dus nauwelijks haalbaar. Waarin moet de toegevoegde waarde dan wel liggen?
Hillen: ‘Er wordt te veel op nieuwe technologie ingezet, terwijl de aandacht juist naar sociale innovatie zou moeten gaan. Neem als voorbeeld de onderkant van de arbeidsmarkt. 1,3 miljoen mensen ontvangen een uitkering, terwijl zij eigenlijk zouden kunnen werken. Plat gezegd kost dat 35 miljard per jaar aan uitkeringen en nog eens 15 miljard aan uitvoeringskosten. Als we dat oplossen door banen te creëren in plaats van alsmaar meer geld te pompen in de technologiesector waarvoor we nu al mensen uit India moeten halen, zouden we onszelf een groot plezier doen. Sociaal ondernemers die op dit vlak experimenteren en primair maatschappelijke waarde nastreven, hebben een extra handicap bij het overtuigen van financiers. Daar zie ik een rol voor Invest-NL. Het mandaat moet dus opschuiven van risk-return naar return-impact, van financieel rendement naar positieve maatschappelijke effecten. Trouwens: als we 100.000 mensen uit de uitkering halen, vloeit elk jaar serieus veel geld terug naar de schatkist. Hetzelfde geldt voor circulaire businessmodellen die de klimaatdoelen van Parijs dichterbij brengen. Indirect rendeert het dus wel degelijk.’
Arts: ‘De overheid moet allereerst erkennen dat de markt wel degelijk een goede afweging maakt tussen risico en rendement. Daar waar die twee niet in balans zijn, kan Invest-NL een aanvullende rol spelen. Het zou de kant kunnen opgaan van de Seed Capital- regeling voor innovatieve ondernemers op technologisch en creatief gebied. Toen die in 2005 werd opgezet, wilde niemand in de markt in zulke bedrijven investeren omdat de historische cijfers lieten zien dat je gemiddeld de helft van je geld verloor. De overheid heeft het risico voor de markt toen verkleind door het kapitaal dat investeringsfondsen wel wilden investeren in de vorm van een lening te verdubbelen en tegelijk voor een deel van de lening garant te staan. Dat heeft uitstekend gewerkt.’
Van Tilburg: ‘Dan richt je je op de marktspelers. Ik zie voor Invest- NL ook een regisseursrol weggelegd. Voor echt innovatieve doorbraken zijn er vaak heel veel partijen nodig die allemaal naar elkaar kijken en allemaal binnen hun eigen kaders zeggen: dit is voor mij een beetje te groot en risicovol. Invest-NL kan de partij zijn die als een spin in het web regelt dat iedereen op hetzelfde moment springt. Het helpt dat Invest-NL dankzij die 2,5 miljard euro net iets meer kan dragen dan de andere partijen aan tafel. Het helpt ook dat de investeringsbank een soort verlengstuk is van de overheid en daardoor bijvoorbeeld bij ministeries kan aangeven dat het in hun eigen belang is om bepaalde regelingen op te zetten. De overheid zelf is naar haar aard ambtelijk. Invest-NL kan leaner en meaner opereren en dus de rol van de ondernemende overheid op zich nemen. Zo kan de gewenste versnelling ontstaan op terreinen waar grote publieke belangen in het geding zijn. Denk bijvoorbeeld aan de vele obstakels die moeten worden overwonnen bij grote infrastructurele projecten als de warmterotonde, het ondergrondse buizennetwerk dat bewoners en bedrijven in Zuid-Holland moet laten meeprofiteren van de restwarmte van de Rotterdamse haven.’

Mag de overheid zelf in bedrijven investeren of zou dat altijd via andere fondsen moeten?
Hillen: ‘Dat is een lastige vraag, vooral omdat het gedrag van de overheid zelf een risicofactor is. Ik ben bijvoorbeeld commissaris bij een bedrijf dat een centrifuge maakt waarmee je mest uit elkaar kunt halen – zodat het niet in het grondwater terecht komt. Als de overheid de milieunormen steeds verder aandraait, komt er een moment waarop dit soort machines rendabel worden. Voor investeerders is dit een lastig te beoordelen proces, maar betekent dit dat de overheid dan maar direct in zulke bedrijven moet investeren?’
Arts: ‘De overheid is inderdaad een grote speler met veel invloed op risico’s en risicoperceptie. Ze kan door haar beleid veranderingen in gang zetten. Met Invest-NL zegt ze eigenlijk dat ze dat pas wil doen als ze vervolgens van die investeringen kan profiteren. Waarom zou je dat doen als je de gewenste maatschappelijke ontwikkelingen ook door regulering of subsidiëring kunt loskrijgen? Invest-NL moet niet zelf keuzes gaan maken tussen project A of B, maar professionele investeerders een steun in de rug bieden door kapitaal beschikbaar te stellen.’
Van Tilburg: ‘Dan ga je voorbij aan die regisseursrol. Het klopt dat onzekerheid over toekomstige wet- en regelgeving een groot risico is voor elk project. Als de overheid niet alleen een handtekening zet maar zelf mee-investeert, wordt het risico kleiner en de handtekening meer waard. Ik vind het belangrijk dat Invest- NL de komende jaren de vrijheid krijgt om maatwerk te leveren. Het beoordelen van individuele businesscases kan daar een onderdeel van zijn. Voorwaarde moet wel zijn dat ze de markt niet voor de voeten mag lopen.’
Arts: ‘Met alle begrip voor de goede bedoelingen achter het standpunt dat Invest-NL de vrijheid moet krijgen om zelf te bedenken welke invulling ze geeft aan haar opdracht… daar geloof ik niet in. Als je ergens 2,5 miljard euro tegenaan gooit, zal er de komende jaren vast wel ‘iets’ in gang worden gezet, maar dat is toch niet genoeg. In mijn optiek ontbreekt het op dit moment aan een duidelijke opdracht en sturing.’

Laten we een aantal jaren vooruitkijken: wanneer is Invest-NL geslaagd?
Van Tilburg: ‘In mijn beleving gaat het om het versnellen van de circulaire economie en de energietransitie. Op die gebieden moet er dus over pakweg drie jaar met een aantal duidelijke cases worden aangetoond dat er dankzij de activiteiten van Invest-NL waarde is gecreëerd op punten waar dat anders niet zou zijn gebeurd.’
Hillen: ‘Bij de energietransitie is het vergezicht – 100 procent elektrisch en 100 procent renewable – wel helder. Bij een hoop andere transities is dat niet het geval en moet veel explicieter worden wat we daarmee bedoelen. Gaat het in de agrifoodsector over minder vlees eten of over minder vervuiling van het water? De onderkant van de arbeidsmarkt ontbreekt al helemaal in de discussie. Invest-NL zou als impact-investeerder een voorbeeldfunctie kunnen hebben door harde methodes te ontwikkelen en adopteren om maatschappelijke waarde te meten.’
Arts: ‘Als bedrijven in een bepaalde sector er nauwelijks in slagen om investeerders te vinden, dan is er blijkbaar een structureel probleem. Invest-NL moet gedegen analyses maken van wat het zogeheten marktfalen precies behelst en moeilijke investeringsmarkten dusdanig vlottrekken dat private partijen zich comfortabel voelen om erin te investeren. Invest-NL is dus geslaagd als het lukt om de rest van de kapitaalmarkt los te krijgen.’

Kijkend naar de plannen zoals die er nu liggen: wat is uw grootste zorg?
Arts: ‘Het grootste risico is dat Invest-NL op eigen houtje bedrijven gaat financieren die toevallig een heel goede lobby in Den Haag hebben.’
Hillen: ‘Mijn zorg is dat Invest-NL niet genoeg politieke ruimte krijgt. Denk aan onze voedselketen. Waarom zit die zo vast en is die zo vervuilend? Voor een deel zit het probleem in regels van de overheid, maar als het gaat over voedselverspilling hebben de boerenlobby, de supermarktketens en de voedingsmiddelenbedrijven enorme belangen. Het helpt als je dit soort dingen eerlijk kunt benoemen, maar of dat gaat gebeuren, hangt wel heel erg af van het soort mensen dat er komt te zitten en hun betrokkenheid.’
Van Tilburg: ‘Die angst deel ik. Toch ben ik optimistisch. Stel dat over drie jaar blijkt dat de 2,5 miljard euro niet helemaal in stand zijn gebleven, maar dat er wel klinkende resultaten zijn behaald als het gaat om maatschappelijke impact. Dan krijg je in politiek Den Haag waarschijnlijk een heel ander gesprek dan in de afgelopen tijd. Degenen die nu vooral op het financiële rendement hameren, zullen dan echt niet roepen: “Dat hadden we niet afgesproken.”’

Interview door Tjarda Molenaar. Molenaar is directeur van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP). Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 10 2018.

facebook