Maurice van Tilburg: 'Nederlandse startups hebben te vaak te weinig ambitie'

Maurice van Tilburg: 'Nederlandse startups hebben te vaak te weinig ambitie'
Nederlandse startups zijn te bescheiden en komen daardoor te weinig op het netvlies van buitenlandse venture capital-investeerders. Maurice van Tilburg van Techleap.nl, een door de overheid gefinancierde belangenorganisatie voor Nederlandse startups en scale-ups, wil de zichtbaarheid verbeteren. ‘Startups moeten meer voeling krijgen met het ecosysteem.’

Maurice van Tilburg dacht met zijn vertrek als ceo van Euronext, eind vorig jaar, wat meer tijd in de agenda vrij te maken voor zijn grote liefde: de kunsten. Van Tilburg was altijd al ‘parttime kunstenaar’ en dat smaakte naar meer. Hij had plannen voor het maken van conceptuele, kamerbrede kunst. Maar het bloed blijkt te stromen waar het niet gaan kan. Van Tilburg liet zich strikken om kort na zijn afscheid van Euronext als directeur capital aan de slag te gaan bij Techleap.nl, een door de overheid gefinancierde belangenorganisatie voor Nederlandse startups en scale-ups. Eric Jones, managing director retail banking hypotheken & advies van ABN AMRO én Young Captain Award 2019-finalist, ging via een videocall in gesprek met Van Tilburg over zijn werk bij Techleap en over kansen in tijden van crisis. ‘Eigenlijk is het nu oorlogstijd.’ 

Hoe heeft u de coronamaanden tot dusver beleefd? Ik las dat u inspiratie haalt uit de Oosterse filosofie. Heeft u daar nu iets aan gehad?
‘Een van de lessen die je uit de oosterse filosofie kunt halen, is dat pijn of frustratie je iets over jezelf leert. Dat je daar conclusies uit moet trekken. Dat hebben we geprobeerd. Bij Techleap hebben we door de coronacrisis onze koers moeten bijsturen. Aanvankelijk waren we bezig met de uitvoering van ons eigen plan: Nederlandse bedrijven op de kaart zetten, data verzamelen, financiering zoeken, talent ontwikkelen, et cetera. Maar dat heeft geen enkele zin als er plots allerlei startups op de intensive care belanden. We hebben ons aangepast en zijn eerst maar eens gaan inventariseren wat nu het meeste nodig is. We hebben ons onder meer beziggehouden met de COL, de corona-overbruggingslening die door honderden startups is aangevraagd.’

En hoe heeft u persoonlijk deze periode ervaren?
‘Nou, ik moet zeggen dat ik na mijn ceo-schap bij Euronext in Amsterdam niet van plan was meteen weer zo’n drukke functie op te pakken. Ik had eigenlijk gepland om het iets rustiger aan te doen en meer tijd vrij te maken om te tekenen en te schilderen. Ik wilde me toeleggen op het maken van tien meter brede tekeningen. Dat is niet helemaal gelukt. Na vijf meter was het klaar. Toen had ik geen tijd meer. De afgelopen periode was uitdagend, niet alleen door mijn directeurschap bij Techleap, maar toch ook door mijn thuissituatie. Ik heb drie thuiswonende kinderen, waarvan er twee thuisonderwijs moesten krijgen. Daardoor heb ik veel in de avonduren gewerkt. Ik heb in coronatijd een advies aan de overheid geschreven. En dat was vooral nachtwerk. Ik merkte toch wel dat ik een dagje ouder word...’

Laten we eens naar het startupklimaat in Nederland kijken en dan met name naar het fintechklimaat… Hoe staan we er, ondanks corona, volgens u voor?
‘Nederland heeft gelukkig een aantal prachtige voorbeeldbedrijven. Ik denk dat succesvolle voorlopers extreem belangrijk zijn. Je hebt als tennisland immers meer aan één Richard Krajicek of Kiki Bertens dan aan duizenden middelmatige tennissers. Mensen hebben rolmodellen nodig. Firma’s als Adyen en MessageBird zijn dat. Zij hebben Nederland goed op de kaart gezet. We hebben een aantal interessante bedrijven die zich internationaal kunnen meten. Maar aan de andere kant is er nog een wereld te winnen, vooral op het gebied van financiering. Nederland denkt op fintechgebied bij de wereldtop te horen, maar als ik bij buitenlandse venture capital-inversteerders ga kijken in welke landen ze investeren, dan komt Nederland op dat lijstje meestal niet voor. Een beetje verrassend misschien.’

Wat is daar de oorzaak van?
‘Ten eerste zijn we hier niet zo van de borstklopperij. Daardoor is Nederland minder zichtbaar. En dat is echt een risico. Ik zie het als een taak voor Techleap om die zichtbaarheid te verbeteren. Ten tweede willen Nederlandse bedrijven over het algemeen vrij veel zelf financieren. Nederlanders zitten kennelijk niet te wachten op vreemde invloed en we zijn terughoudend als het gaat om venture capital. Dat is echt een gemiste kans. Fintechstartups kloppen nu vaak aan bij de reguliere bank en die bank denkt wel twee keer na om geld te steken in een toekomstige concurrent. Ik zou een oproep willen doen aan startups om serieus te kijken naar buitenlands venture capital, niet alleen voor het geld, maar ook voor de expertise en de knowhow. Venture capital geeft ook een soort goedkeuring aan het bedrijf. Nieuwe investeerders komen vaak pas over de brug als andere investeerders de risico’s al hebben afgewogen. Nederlandse startups moeten meer voeling krijgen met dat ecosysteem. Ik merk ook dat Nederlandse startups te vaak een niet al te grote ambitie hebben. We willen organisch groeien, zeggen ze dan. En dan zijn ze blij als ze 20 miljoen ophalen. Maar hé, de Amerikaanse concurrent haalt intussen 150 miljoen op en vaagt je weg. Dat is de realiteit.’

Hoe kan Nederland de race winnen?
‘Door op dit punt actie te ondernemen. Startups moeten goed kijken naar waar ze in uitblinken. Het gaat gelukkig niet alleen om geld, maar ook om kwaliteit en om normen en waarden bijvoorbeeld. Ik denk dat Nederlandse en Europese bedrijven zich een duidelijke mening moeten vormen over welke innovaties ze belangrijk vinden. Gelijkheidsbeginselen of de bescherming van persoonsgegevens zijn ook relevante thema’s. Ondernemingen die dat meenemen in hun producten, kunnen zich onderscheiden van de Amerikaanse of Aziatische concurrentie.’

De grote corporates gaan steeds meer samenwerken met de startups. Ze proberen startups te integreren in de bedrijfscultuur. Hoe kunnen zij het maximale uit die samenwerking halen?
‘Dat is een heel belangrijke vraag. Nu gaat dat te vaak mis, simpelweg omdat de startup dikwijls wordt overvleugeld door de corporate en verzuipt. Een startup wordt volledig gebureaucratiseerd, de founders worden gek en weten niet hoe snel ze moeten vertrekken. De motieven van de corporates zijn niet altijd helemaal eerlijk. Een corporate heeft er soms helemaal geen belang bij dat de startup groeit. Zo’n startup kan de markt disrupten en daar zit een grootzakelijk bedrijf niet op te wachten. Klein houden en de intellectuele kennis vergaren is dan het eigenlijke motief.
In de ideale wereld moet een startup onder de vleugels van een corporate kunnen groeien, een eigen line of business ontwikkelen. Van tevoren moeten corporates dus heel helder nadenken over de end game, over het doel en de verwachtingen. Op boardniveau moet de corporate één iemand hebben die alles een beetje in de gaten houdt, iemand die het begrijpt. Het is net als met kunst: je moet een doel hebben dat voldoende dichtbij is om haalbaar te zijn en voldoende ver weg om er geïnspireerd aan te werken.’

In deze tijden van pandemie is de million dollar question natuurlijk vooral hoe ‘startup Nederland’ tijdens de crisis een duw vooruit kan krijgen, zodat ons land er straks beter uit tevoorschijn komt.
‘Nederland doet het fantastisch als het gaat om early stage startups, maar als bedrijven groter groeien, scoren we plots veel slechter. Dat heeft alles te maken met de financiering die opgehaald wordt, of eigenlijk niét opgehaald wordt. Daar moet echt veel meer aandacht voor komen. Dus moeten we bijvoorbeeld de knowhow van scalers – mensen die ervaring hebben met opschalen – aantrekken. Verder is geografische expansie belangrijk, vooral op het gebied van staffing. Nederland beschikt simpelweg niet over genoeg mens- en denkkracht en moet dus buitenlands talent aantrekken. Ons land moet aantrekkelijk zijn voor buitenlandse specialisten. In zijn algemeenheid moet Nederland als startupland tactisch nadenken over de juiste stappen. Innovatie en technologie vormen een kant van de medaille, maar vervolgens de markt veroveren – tja, dat is gewoon oorlog. Eigenlijk is het nu oorlogstijd. En in oorlogstijd moet je investeren. Dat is ook wat ik bedoel met leren van pijn en frustratie. Ik wil graag lessen trekken uit voorgaande crises. Landen die toen hebben ingezet op innovatie, zijn veel sneller uit de problemen geraakt. Gelukkig lijkt dat urgentiebesef in Nederland aanwezig, bij de overheid en bij startups.’

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 10 2020.

facebook