Olof van der Gaag: 'Een projectontwikkelaarsmentaliteit versnelt de energietransitie'

Olof van der Gaag: 'Een projectontwikkelaarsmentaliteit versnelt de energietransitie'
Charles Honée gaat voor Management Scope in gesprek met (dwars) denkers binnen en buiten het bedrijfsleven over maatschappelijke verwachtingen. Dit keer: Olof van der Gaag. Er is meer dan ooit draagvlak voor de energietransitie, constateert de voorzitter van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE). ‘Ik zit de hele dag door in discussies over de energietransitie, maar ik zit echt nooit meer in een discussie over de waarom-vraag.’ Nu nog de broodnodige versnelling. 

Olof van der Gaag is in Nederland hét aanspreekpunt voor de duurzame energiesector. In ‘zijn’ NVDE zijn ruim 6.000 bedrijven vertegenwoordigd. Hij somt op: ‘Zon, wind, geothermie, warmtepompen, bio-energie, waterstof… Maar ook energieleveranciers, netbeheerders, zakelijke dienstverleners...’ Sinds de NVDE werd opgericht, in 2015, praat de sector zoveel mogelijk met één mond. En dat werd tijd, volgens Van der Gaag. ‘Nederland is een land met meer verenigingen dan inwoners en elke vorm van duurzame energie had op een gegeven moment minstens een eigen vereniging. Als je ziet hoe ontzettend veel er moet gebeuren om tot een volledig duurzaam energiesysteem te komen, dan kunnen we ons dat helemaal niet permitteren, er is een heel krachtige organisatie nodig die alle belangen bundelt.’ En dus was daar de NVDE, mede naar een idee van oud-SER-voorzitter en CDA-prominent Herman Wijffels. ‘Wijffels is onze bekendste inspirator geweest. Hij heeft een rondje gemaakt door de duurzame energiewereld en heeft gezegd: Jongens, het is tijd om over je schaduw heen te springen en om verder te kijken dan je eigen deelbelang.’ 

Wat is uw persoonlijke drijfveer om u zo voor deze sector in te zetten?
‘Dat is evident. Toen ik deze zomer na mijn vakantie het nieuws een beetje doorscrollde, viel me op dat zeker drie van de vier nieuwsberichten een link hadden met de energietransitie. Extreme overstromingen in Pakistan, bosbranden in Zuid-Europa, neerslagtekort in Nederland – allerlei klimaathorror. Iedereen dacht heel lang dat de volgende generatie ermee te maken zou krijgen, maar de problemen treffen ook onze generatie vol. Daarnaast hadden we nog de oorlog in Oekraïne en het daarmee samenhangende nieuws dat mensen en bedrijven de energierekening niet meer kunnen betalen. Al dat nieuws is gerelateerd aan de energietransitie. Dat laat zien hoe urgent die transitie is. Ik wil graag helpen om die problemen op te lossen en iets bijdragen aan die grote maatschappelijke verandering.’

Waar zit volgens u de grootste beweging op het terrein van de energietransitie?
‘Ik denk dat de grootste beweging een economische is. Er is een simpele wetmatigheid die ik ook wel “de wet van de apparaten” noem. Het is een wetmatigheid die voor bijna alle apparaten geldt: hoe meer je er verkoopt, hoe goedkoper en beter ze worden. Toen de dvd-speler op de markt kwam, was die knetterduur – maar na verloop van tijd was het apparaat voor een paar tientjes te krijgen. Een heel groot deel van de energietransitie drijft ook op apparaten. Zonnepanelen, windmolens, warmtepompen, infraroodpanelen, accu’s, elektrische auto’s… Voor al die dingen geldt diezelfde wet: hoe meer je er verkoopt, hoe goedkoper en beter ze worden. Er zal dus vanzelf een economische voorsprong ontstaan voor elke duurzame techniek die een zekere volwassenheid bereikt. Duurzame energie is uiteindelijk simpelweg economisch en technologisch superieur.
Het mooie is dat veel onderdelen van de energietransitie ook nog eens vrij zakelijk te objectiveren zijn. Je kunt uitrekenen hoeveel kilometers je kunt rijden per kilojoule energie, bijvoorbeeld. En dan blijkt dat je met dezelfde hoeveelheid energie met elektrische auto’s veel meer kilometers kan maken dan met een benzine- of een dieselauto. Als je er puur objectief met een technische of economische bril naar kijkt, dan weet je dat elektrisch hoe dan ook gaat winnen.’

Waar zit volgens u nog de grootste blokkade?
‘Ik zou daar vijf jaar geleden een ander antwoord op hebben gegeven dan nu. Toen zou ik hebben gezegd dat politiek en maatschappelijk draagvlak het grootste obstakel was. Natuurlijk, er is nog steeds verzet, zeker tegen specifieke projecten in de directe leefomgeving van mensen, maar overall vind ik juist dat er ontzettend veel draagvlak is voor de energietransitie. Ik zit de hele dag door in discussies over de energietransitie, maar ik zit echt nooit meer in een discussie over de waarom-vraag. Alle discussies gaan nu over de hoe-vraag. Daar zit echt een verschuiving.
De grote uitdaging voor Nederland is dat we dit blikje 25 jaar voor ons uit hebben geschopt. We hebben nooit haast gehad, we hadden gas in Groningen, dus waarom zouden we? De grootste blokkade nu is de doorlooptijd van projecten. Die is in Nederland gigantisch. Bijna alle projecten kunnen in twee jaar gebouwd worden, hoe complex ze ook zijn. Een windpark op zee, 60 kilometer uit de kust? Is in twee jaar gebouwd. Een complex hoogspanningsstation? Staat er in twee jaar. Een groene waterstoffabriek? Kunnen we in twee jaar bouwen. Eigenlijk bouwt iedereen in twee jaar. Maar ja, de processen eromheen zijn stroperig. Alle vergunnings- en beleidsprocessen duren vaak acht tot tien jaar. Dat is niet meer verenigbaar met het tempo dat nodig is in een acute crisis. Dat moet veranderen.’

Wat ziet u als oplossing?
‘Ik zou willen pleiten voor wat meer projectontwikkelaarsmentaliteit. Marktpartijen moeten met overheden en maatschappelijke organisaties afspreken hoe ze projecten gaan aanpakken, met een duidelijke deadline en een duidelijk tijdpad. Als je in twee jaar kunt bouwen, dan moet je ook in twee jaar zijn uitgepraat. Dus laten we een tijdnorm afspreken: twee jaar praten, twee jaar bouwen. En dan gaan terugtellen om uit te stippelen hoe je het proces zo kunt inrichten dat iedereen eerlijk is gehoord en alle belangen zijn gewogen. Maar wel zo dat de trein verder rijdt.’

De bedrijven die zijn aangesloten bij uw organisatie zijn ongetwijfeld erg bewust met de energietransitie bezig. Hoe zit dat met de rest van het Nederlandse bedrijfsleven?
‘Nou, daar zie ik nog wel kansen voor verbetering. Al moet ik zeggen dat het er veel beter voor staat dan vijf jaar geleden. Toen vond men het maar een exotische gedachte om te streven naar een volledig duurzaam energiesysteem, en al helemaal om daar een target van uiterlijk 2050 aan te hangen. Nu is die gedachte al meer mainstream geworden. Ik merk wel dat bedrijven nog erg zoekende zijn. Ze weten niet zo goed welke rol ze moeten of kunnen vervullen. En zolang dat niet helemaal duidelijk is, zie ik veel bedrijven kiezen voor “bij twijfel niet oversteken”.’

Ik merk dat veel raden van bestuur en commissarissen juist een intrinsieke motivatie hebben om het goede te doen, soms zelfs sneller dan klimaatakkoorden of overheden voorschrijven. Waar zit dan die groep van zoekenden volgens u?
‘Die zoekende partijen zitten nog in elke sector. Bedrijven vinden het moeilijk te bepalen waar ze zich op moeten focussen en waar ze precies verantwoordelijk voor zijn. Ik heb ooit geleerd dat er een verschil is tussen maatschappelijk verántwoord ondernemen en maatschappelijk betrókken ondernemen. Verantwoord ondernemen is je eigen emissies wegwerken – de uitstoot uit je eigen schoorsteen, ofwel de scope-1-emissies. Dat gaat over het algemeen best goed in Nederland. Het probleem zit hem vaak verderop in de keten, bij de scope-2- en de scope-3- emissies, dus de uitstoot bij leveranciers en klanten. Daar valt nog veel winst te behalen. Al zijn er ook hoopgevende initiatieven. Windbedrijf Ørsted gaat nu al zijn leveranciers vragen om 100 procent duurzame stroom te gebruiken. Energiebedrijf Eneco heeft gezegd dat ze in 2035 volledig klimaatneutraal willen zijn, in scope 1, 2 én 3. Let wel: Eneco levert nu nog gewoon gas aan mensen met een cv-ketel. En dat kan dan dus over 13 jaar al niet meer. Dat is hartstikke rap.’

Hoe zouden bedrijven volgens u geholpen kunnen worden?
‘Met iets wat de overheid nu al veel meer aan het doen is: maatwerk bieden. Ik was onlangs bij het Rotterdams Havenbedrijf. De Rotterdamse haven is goed voor 14 procent van de nationale CO2-uitstoot. Daar kun je van schrikken, maar eigenlijk is het geweldig dat zo’n groot deel van de nationale uitstoot op één plek is geconcentreerd. Want dat betekent dat je met heel veel focus de problemen voor een groot deel kunt oplossen.
Datzelfde geldt voor Tata Steel in Noord-Holland, de grootste CO2-uitstoter van Nederland. Vanuit de energietransitie gezien is dat geweldig, want je kunt met Tata heel gericht kijken wat er nodig is om van dat bedrijf het groenste staalbedrijf ter wereld te maken. Het antwoord kan zijn: we bouwen 400 windturbines op zee en de elektriciteit daaruit gebruiken we om het bedrijf aan groene stroom en groene waterstof te helpen. Ik denk dat de overheid op die manier bedrijven door de transitie heen moet helpen. We mogen best wat druk zetten, want dit is niet vrijblijvend, maar aan de andere kant zullen we eerlijk moeten kijken naar wat die bedrijven nodig hebben. Om bij Tata te blijven: dat kan alleen een groen staalbedrijf worden als er straks een heel dikke elektriciteitskabel komt te liggen en een enorme buis voor groene waterstof. Dat zijn zakelijke en niet onredelijke randvoorwaarden die Tata Steel in mijn ogen van de samenleving mag terugvragen.’

U stelt dus eigenlijk een soort pact voor tussen overheid en bedrijfsleven?
‘Ja, ik zou willen pleiten voor een meer sturende overheid, voor iets meer industriepolitiek dan we in Nederland gewend zijn. Nederland is tot nu toe meer van de generieke economische stimulering. Het belangrijkste instrument voor de energietransitie is nu de SDE-regeling, de stimuleringsregeling voor duurzame energie. Dat is een soort economen-droom: een competitie van allen tegen allen en degene die de laagste kosten per vermeden ton CO2 maakt, wint de pot. Dat is economisch heel zuiver, alleen geeft het bedrijven volstrekt onvoldoende houvast.’

Wat is uw advies aan bedrijven en organisaties die nog zoekende zijn?
‘Ga niet wachten, maar kom met een proactief verhaal, ook richting de overheid. Ik denk dat we nu nog in een fase zitten dat de overheid heel blij is met bedrijven die zeggen dat ze willen helpen met het oplossen van het probleem. Ik denk dat de overheid die bedrijven heel ruimhartig zal ondersteunen. Maar ik denk ook dat er een moment komt dat dat zal veranderen, dat de overheid de zweep er overheen gooit en zal zeggen: zo gaan we het doen. Als je snel bent, dan heb je nog kans om de goede randvoorwaarden te krijgen.’

U noemde het net al even: er zijn ook allerlei geopolitieke strubbelingen die van grote invloed zijn op de energietransitie. Vanwege de oorlog in Oekraïne en de daarmee samenhangende gascrisis draaien kolencentrales weer op volle toeren... Bent u niet bang voor een terugval?
‘Ik ben juist positief gestemd. Ik denk juist dat het structurele effect van de huidige crisis is, dat mensen het vertrouwen in fossiele energie verliezen. De afgelopen jaren heb ik in veel discussiepanels gezeten en daarin deed men altijd alsof fossiele energie dé betrouwbare, stabiele, degelijke, voorspelbare en goedkope vorm van energie was. Duurzame energie moest zich nog maar bewijzen. Nu is het precies omgekeerd. Ik denk dat veel partijen nog onderschatten wat de psychologische waarde hiervan is. Niemand die twijfelt aan de vraag of in Nederland in de herfst de wind wel zal waaien. Niemand die twijfelt of in het voorjaar de zon weer gaat schijnen. Natuurlijk, daar zit wel een zekere grilligheid in, maar dat is wel voorspelbare grilligheid. De geopolitieke situatie daarentegen is onvoorspelbare grilligheid. En vergis je niet: bedrijven en particulieren die al ver zijn in de transitie worden relatief weinig geraakt door de energiecrisis. Mensen met een goed geïsoleerd huis, zonnepanelen en een warmtepomp merken bijna niets van de gestegen energieprijzen. Bedrijven als NS of KPN die PPA’s ofwel langetermijnstroomcontracten hebben afgesloten met windparken merken helemaal niets van de gestegen energieprijzen. Partijen die vooroplopen in duurzaamheid zijn plots niet langer de tree huggers, maar juist de winnaars.’

Wat zijn uw voornaamste doelen die u op korte en lange termijn wilt bereiken?
‘Op de lange termijn is dat een volledig duurzaam energiesysteem. Op de korte termijn is het dat we op alle fronten beter uit de huidige crisis komen. Dus dat we echt onze afhankelijkheid van Rusland hebben beëindigd, dat de energierekening voor mensen en bedrijven weer betaalbaar is en dat we ook een flinke sloot CO2-uitstoot kwijt zijn. Volgens mij kan dat heel goed op een termijn van maximaal twee jaar. Maar dan moeten we wel een paar dingen versnellen.’

Zoals?
‘Bedrijven zullen veel meer interactie met de overheid moeten hebben. En de overheid zal een aantal dingen moeten doen. Ten eerste moet zij er systematisch voor zorgen dat de duurzame keuze altijd betaalbaarder is dan de vervuilende keuze. Dat is een heel simpel principe dat de overheid consequent moet doorvoeren. En als we geen haast zouden hebben, zou dat goed genoeg zijn, dan zou de markt verder zijn werk doen. Maar we hebben wel haast en daarom zal de overheid simpelweg voor bepaalde zaken een einddatum moeten stellen. Ik vind dat de overheid bijvoorbeeld een einddatum moet stellen voor cv-ketels. Ik vind dat er een einddatum moet komen waarop elektriciteitscentrales CO2 mogen uitstoten. Ik vind, en niet alle lezers van Management Scope zullen het leuk vinden, dat de overheid moet zeggen dat alle zakelijke auto’s vanaf 2025 emissieloos moeten zijn. Als de overheid duidelijke einddata stelt, weten bedrijven en particulieren waar ze aan toe zijn. Dan weten ze weten waar ze naartoe moeten werken. En dat gaat lukken als aan die eerste voorwaarde is voldaan: dat de overheid ervoor zorgt dat de duurzame keuze altijd goedkoper is dan de vervuilende. Dat is cruciaal bij streng beleid.’

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 09 2022.

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 26-10-2022

facebook