Micky Adriaansens: 'Richting geven aan de economie van de toekomst'

Micky Adriaansens: 'Richting geven aan de economie van de toekomst'
Zorgen voor een beter vestigingsklimaat en richting geven aan het Nederland van 2040 en verder: dat is de ambitie van VVD-minister Micky Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat. Focussen en faciliteren zijn kernwoorden, want sommige uitdagingen zijn te groot om alleen aan de markt over te laten. ‘De overheid mag proactiever worden en meer lef tonen.’

Zorgen voor een beter vestigingsklimaat. Dat stond hoog op het to do-lijstje van Micky Adriaansens (VVD) toen ze begin dit jaar aantrad als nieuwe minister van Economische Zaken en Klimaat. Toen Micky Adriaansens begon als minister van Economische Zaken en Klimaat, was de BV Nederland nog maar net een beetje bekomen van het nieuws dat de hoofdkantoren van powerhouses Shell en Unilever zouden ‘vertrekken’ van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk. Niet veel later kondigde ook DSM aan zijn hoofdkantoor te verhuizen naar het kennelijk toch aantrekkelijker Zwitserland. Wat was er mis met Nederland? Is de belastingdruk te hoog? Zijn de klimaatmaatregelen te streng? Is de overheid wel een voldoende betrouwbare partner? 

Adriaansens presenteerde onlangs maatregelen om Nederland aantrekkelijk te houden voor bedrijven om zaken te doen. Later dit jaar volgt de visie 2050, waarin zij schetst: Waar zet Nederland straks wel en waar niet op in? Karen Maas, hoogleraar accounting en duurzaamheid aan de Open Universiteit en wetenschappelijk directeur van het Impact Centre Erasmus van Erasmus Universiteit Rotterdam, gaat in gesprek met de minister. ‘Ik ben bij uitstek iemand die gelooft in de vrije markt. Ik geloof heel erg in marktprikkels. Maar soms werken prikkels niet snel genoeg.’

U heeft onlangs uw Kamerbrief over het ondernemingsklimaat gepresenteerd. Hoe is het wat u betreft gesteld met het ondernemingsklimaat en waarom was het volgens u nodig om met een visie erop te komen?
‘Als je naar de statistieken en de ranglijsten kijkt, doet Nederland het helemaal niet zo slecht. Sterker nog, we staan nog altijd hoog op de meest toonaangevende lijstjes. Dat is natuurlijk geweldig. Het bevestigt dat we in een mooi land leven, waar je een goede boterham kunt verdienen en waar het heel fijn is om te wonen, te werken en te ondernemen. Tegelijkertijd gaan de ontwikkelingen in de wereld heel snel en dat betekent dat we alert moeten zijn om die mooie noteringen op de ranglijsten te houden of zelfs te verbeteren. Dat is geen vanzelfsprekendheid, in deze tijd al helemaal niet. Daarom vond ik het belangrijk om met een visie te komen, ook vanwege de geluiden die mij bereikten tijdens werkbezoeken en gesprekken. Daar kwam uit naar voren dat er wat druk zit op een aantal zaken in het Nederlandse vestigingsen ondernemingsklimaat. Daar moest ik wat mee, vond ik. Een aantal zaken verdient serieus aandacht.’

En waar doelt u dan op?
‘Dan doel ik bijvoorbeeld op de voorspelbaarheid van de overheid. Dat kwam telkens terug in mijn gesprekken. Het is een belangrijk punt. Waar sta je als overheid voor? Waar kunnen bedrijven van uitgaan? De overheid heeft de afgelopen periode te vaak naar het bedrijfsleven gekeken en gezegd: lossen jullie het zelf maar op. Ik denk dat het belangrijk is dat we daar een grens aan stellen en dat we een bepaalde stabiliteit gaan bieden.
Verder heb ik gekeken naar waarom bedrijven zich wel of niet in Nederland willen vestigen en waarom ze blijven of weggaan. Gelukkig zien we nog altijd dat heel veel bedrijven wel hierheen willen komen. Het is dan interessant om te kijken waar Nederland goed in is.’

Kunt u vertellen waarom Nederland een aantrekkelijk land is voor bedrijven om zich te vestigen?
‘Om te beginnen liggen we op een mooie plek op de aardbol. Dat heb je niet voor het uitkiezen, maar we kunnen er wel van profiteren. Nederland heeft een heel sterke infrastructuur, we hebben een relatief hoogopgeleide bevolking. We zijn creatief. We hebben een eerlijke handelscultuur, een goede handelsgeest, een hoog innovatief vermogen. En last but not least: we hebben in Nederland heel sterke ecosystemen. Dat is een van onze krachtigste instrumenten. Nederland is het land bij uitstek dat heel goed is in samenwerken. Dat is hier zo’n vanzelfsprekendheid dat we het bijna niet meer als value zien. Terwijl juist dat hetgene is waarin wij ons onderscheiden. Al die zaken moeten we benutten om voor de toekomst een nog beter klimaat te creëren.’

Nu zijn het zware tijden waarin de ene crisis op de andere crisis volgt, waarin de overheid ook vaak reactief beleid heeft moeten voeren, bijvoorbeeld met coronamaatregelen of met energieprijzen. Ik kan me voorstellen dat het onder dergelijke omstandigheden lastig is om het vizier op de lange termijn te richten. Hoe ervaart u dat?
‘De discussie over de langere termijn helpt juist ontzettend bij de beslissingen die in het hier en nu genomen moeten worden. We proberen de problemen op zo’n wijze op te lossen dat ze bijdragen aan het verhaal voor de langere termijn. Bij beslissingen die we onder druk moeten nemen, kun je juist terugvallen op die vergezichten. Daarom was het ook belangrijk om wat explicieter te zijn over waar we met elkaar naartoe werken. We kunnen in dit land niet alles doen, we zullen duidelijk moeten focussen.’

Kunt u een voorbeeld geven van die keuzes, van die focus?
‘Kijk bijvoorbeeld naar de infrastructuur. Nederland wordt daar altijd om geroemd. Maar van oudsher bestaat infrastructuur in Nederland uit water en wegen. De infrastructuur van morgen vraagt ook om iets anders. Daar komt bijvoorbeeld digitale infrastructuur bij, en de infrastructuur voor nieuwe energie. We zullen juist ook die nieuwe infrastructuur moeten omarmen. Dat betekent dat we moeten nadenken over hoe die digitale infrastructuur van de toekomst eruitziet, dat we moeten nadenken over de invulling van een Delta Corridor om waterstof te vervoeren, het betekent dat we een duidelijke visie moeten hebben over wat we met onze energiesystemen doen. Wij hebben hier wind en zon. We hebben creatieve technologie. Wij zijn daar nu al echt onderscheidend in. De overheid zal dat verder moeten faciliteren. Minstens zo belangrijk is dat we zorgen dat mensen digitaal vaardig zijn en studenten de technische kwaliteiten hebben om de match te maken met het bedrijfsleven. Dat kan allemaal nog wel een tandje beter.’

Ik merk dat er in het algemeen een beweging gaande is waarbij de overheid zich weer iets meer met de markt bemoeit. Ingrijpen als de markt faalt, ‘richting geven’... het woord ‘industriepolitiek’ raakt zelfs weer in de mode… Is dat eigenlijk wel een trend waar u zich als liberaal bij thuisvoelt?
‘We bekennen iets meer kleur dan vroeger, dat klopt. Gezien de situatie waarin de wereld zich bevindt, is dat ook niet onlogisch. De economie wordt steeds meer beïnvloed door geopolitieke krachten en staat onder druk vanwege klimaatproblemen. Je kunt dan wel heel idealistisch of principieel zijn, maar je moet vooral ook naar de realiteit kijken.
Ik ben bij uitstek iemand die gelooft in de vrije markt. Ik geloof heel erg in marktprikkels. Maar soms werken die prikkels niet snel genoeg. Dat heeft uiteindelijk ook met onze eigen doelstellingen en regelgeving te maken. Als de markt iets meer tijd zou krijgen, hadden we ongetwijfeld een ander verhaal. Nu is er druk ontstaan – door klimaatproblemen, door corona, door geopolitiek. We zijn afhankelijk van landen waar we niet afhankelijk van willen zijn. We willen eigenlijk helemaal geen gas meer uit Rusland. En ja, dan kunnen we wel wachten tot de markt het oplost, maar dat gaat niet snel genoeg.’

Zijn die crises dan mogelijk ook een blessing in disguise? Misschien helpt de huidige situatie ons wel om die vergezichten sneller te omarmen?
‘Het heeft zeker ook goede aspecten, maar ik wil daar niet te euforisch over zijn. Ik zie heel veel bedrijven worstelen met de hoge prijzen. Dat is echt een probleem. Dat vraagt van ons dat we daar heel goed over blijven nadenken. Hoe kunnen we die prijzen stabieler krijgen? Om dat te bereiken, zullen we toch vooral in Europees verband moeten samenwerken. De Europese samenwerking is heel belangrijk in het vinden van oplossingen. We zullen als Europa onze afhankelijkheden moeten verminderen. Promote and protect – dat is wat moet gebeuren in Europees verband. Een mooi voorbeeld is de chipindustrie. Europa wil minder afhankelijk zijn van met name China, we willen onze eigen capaciteit opbouwen, onze eigen kennis versterken, we willen meer investeren in batterijen en micro-elektronica. Daar kan Nederland een vooraanstaande rol in pakken.’

U heeft het over focussen. Toch zie ik dat we nog heel veel willen. We willen klimaatneutraal worden of zelfs klimaatpositief, we willen een inclusief Nederland, we willen mee op de digitale snelweg, we willen winstgevend, we willen winstgevendheid blijven… Het lijkt me lastig om al die afwegingen te maken.
‘Ik zie het als mijn taak om daar wat meer richting aan te geven. Het Nederlandse beleid zal altijd zijn dat hier voor iedereen een plek is. Dat zal niet veranderen. We zullen niemand uitsluiten, maar we zullen wel eisen stellen. Dat is uiteindelijk ook alleen maar goed voor onze creativiteit en innovatie. We moeten als overheid niet denken dat we alles ruim van tevoren kunnen voorspellen. We hadden 10, 20 jaar geleden niet kunnen voorspellen dat bedrijven als ASML of Adyen nu heel succesvol zijn. Voor dat soort bedrijven moet altijd ruimte zijn. Ik denk dat we wel kunnen stellen dat we het in de toekomst in Nederland niet zozeer van volumes moeten hebben, maar meer van value. Wij moeten inzetten op hoge waarde. We zullen moeten inzetten op technologie en kennis. Als overheid zijn we daarin vooral voorwaardenscheppend. Je kunt af en toe een zetje geven om de doelen sneller te behalen, door te normeren of door subsidies toe te kennen. Maar zeker ook door te faciliteren.’

U wilt niemand uitsluiten en er is voor iedereen plaats in Nederland. Tegelijkertijd wilt u wat duidelijker op de ambities van bedrijven gaan toetsen. Bent u er al uit op welke thema’s u extra streng wilt gaan toetsen? Welke bedrijven zijn hier extra welkom?
‘Ik vind het belangrijk dat bedrijven die zich hier willen vestigen de al bestaande ecosystemen versterken. Dat is een belangrijke voorwaarde. We hebben verspreid over Nederland een aantal mooie ecosystemen, die heel verschillend zijn. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan de chipindustrie van Brainport Eindhoven, of aan de bio-science rond Leiden. Denk aan digital en high tech rond Amsterdam of aan voeding en gezondheid in de lijn Utrecht-Wageningen. Of denk aan de waterstofeconomie bij de Eemshaven. Dat zijn allemaal superinteressante ecosystemen. Die wil ik verder versterken.’

Is er in uw visie ook nog een belangrijke rol voor investeerders? Kan bijvoorbeeld Invest-NL of het Nationaal Groeifonds nog een extra push geven?
‘Ik wil zeker meer richting geven aan de investeringen die we doen. De door u genoemde fondsen zullen natuurlijk steeds hun eigen afweging maken, maar het lijkt me logisch dat ook zij kijken naar wat Nederland op de langere termijn nodig heeft. Wij zijn op weg naar een klimaatneutraal Nederland in 2050 en financiers zullen bedrijven daarop beoordelen. Ook hier mag de overheid iets meer proactief worden, iets meer lef tonen. Wij lieten dit soort dingen in het verleden eigenlijk altijd aan de markt over. Nu merk ik dat de uitdagingen in feite te groot zijn en we daar iets extra’s nodig hebben.
We kunnen wat dat betreft een voorbeeld nemen aan landen als Zwitserland en Israël rond de financiering van start-ups. Daar is een duidelijke visie op wat de overheid kan doen. Nederland moet ook duidelijke ambities uitspreken. Als we koploper willen zijn op het gebied van schone technologie bijvoorbeeld, moet je daar echt iets doen. Sommige hoog innovatieve bedrijven in de technologische sector krijgen momenteel hun businesscase niet rond. Er ontbreekt dan net een stukje financiering. Daar kunnen die fondsen bij helpen. Datzelfde geldt voor businesscases die voor particuliere financiers nog niet sterk genoeg zijn. Daar kunnen overheidsfondsen bijspringen.’

Hoe kijkt u naar de rol van de leiders van de bedrijven in Nederland?
‘Het valt me op dat die vaak al vooroplopen. Het sociale ondernemen zit er hier al vaak ingebakken. In de rapportages en de strategieën zie je steeds vaker andere elementen terugkomen dan aandeelhouderswaarde. Ik merk ook in mijn gesprekken met ondernemers en ceo’s dat de band met de samenleving er bijna vanzelfsprekend is. Niemand staat los van de maatschappij. Mogelijk heeft dat ook met de nieuwe generaties te maken. De nieuwe generatie wil meer dan alleen geld verdienen. Zij eisen toegevoegde waarde. Er is wat dat betreft de afgelopen tien jaar veel veranderd. Toen ging dit echt moeizaam. Nu is verantwoord ondernemen veel meer top of mind, het is veel minder een kunstje.’

Wat is uw eigen ambitie? Wat wilt u uiteindelijk bereiken?
‘Wat ik als minister wil bereiken, is dat we als Nederland iets meer kleur durven te bekennen. Dat we met elkaar durven te bepalen waar we ons mee willen onderscheiden. Ik probeer richting te geven aan het Nederland van 2040 en verder. Dat wil ik steeds concreter maken. Nu ligt er een Kamerbrief, aan het eind van dit jaar volgt er nog een visiestuk over de Nederlandse economie. Dan wordt het weer een stapje concreter. Uiteindelijk moeten we zo een houvast krijgen voor de krachtige economie van de toekomst. Als dat lukt, ben ik tevreden.’ 

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 10 2022.

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 23-11-2022

facebook