Stroomlijners
25-12-2015 | Interviewer: Erik Suichies | Auteur: Paul Groothengel | Beeld: Mark van den Brink
In steeds meer boardrooms staat energie op de agenda. Daarbij gaat de aandacht vooral uit naar vraagstukken op gebied van duurzaamheid, kostenbeheersing en innovatie. Dat bleek onlangs uit onderzoek dat Management Scope samen met Nuon verrichtte onder Nederlandse ceo’s (zie ook de analyse in dit nummer op pagina 28). Bij supermarktketen Vomar Voordeelmarkt en datacenterbeheerder TelecityGroup staat energie zeker op de bestuursagenda. En dat is ook niet zo gek, want bij Vomar is energie een van de belangrijkste kostenposten, na personeels- en huurkosten, schetst cfo Hein Breekveldt. En bij Telecity is energie zelfs de grootste kostenpost, aldus Alexandra Schless, vice president Western Europe. Erik Suichies, directeur zakelijke markt Nuon, leidt de discussie.
Waarom staat energie in uw organisatie op de agenda van de directie?
Breekveldt: ‘Om drie redenen: kostenbeheersing, wetgeving en onze maatschappelijke rol. We gaan niet alleen zuinig om met het gebruik van energie, maar ook met de goederen die in onze winkels in de schappen liggen. Daarbij kijken we naar de hele levenscyclus van producten. Wat we niet verkopen, halen we allemaal weer terug naar ons distributiecentrum. Daar scheiden we de afvalstromen. Oud brood wordt bijvoorbeeld gebruikt om diervoeding te maken, plastics worden ook opnieuw verwerkt. We gooien niks weg, alles gaat weer een keten in. Dit zien we duidelijk als onderdeel van onze maatschappelijke rol en dat kan bijten met andere speerpunten, zoals in dit geval kostenbeheersing. Want met het recyclen van producten verdienen we geen geld. Het terughalen, scheiden en opslaan van niet-verkochte producten kost nou eenmaal geld.’ Schless: ‘Energie is onze grootste kostenpost. Positief is wel dat door de jaren heen onze leveranciers hun apparatuur steeds energiezuiniger hebben gemaakt. Daarnaast zijn wij zelf continu bezig om zaken efficiënter en energiezuiniger te verrichten. Niet alleen omdat we dat zelf willen, maar ook omdat klanten dat eisen. Als je hen niet kunt laten zien hoe je bezig bent om bewuster om te gaan met milieu en energieverbruik, dan word je in onze branche niet serieus genomen.’
Hoe werkt Telecity dan zuiniger?
Schless: ‘Bij ons valt de energierekening globaal uiteen in twee posten: het energieverbruik van de servers zelf, en energie benodigd om die servers continu te koelen. Vroeger stonden alle systeemkasten, met daarin de servers, samen in één grote ruimte in het datacenter. Aan de voorkant van de apparatuur blies je koude lucht erin om de apparatuur te koelen, aan de achterkant kwam er warme lucht uit. Die twee luchtstromen vermengden zich met elkaar, waarna wij die lucht op een bepaalde temperatuur moesten zien te houden. Nu doen we het heel anders, volgens een eigen ontwerp: we maken een letterlijke afscheiding tussen de voorkant van een rij kasten en de achterkant. De systeemkasten zetten we in dubbele rijen met de voor- en achterzijden naar elkaar toe. Om te voorkomen dat de warme retourlucht vermengt met de koude invoerlucht, sluiten we de koude gangen helemaal af. Het temperatuurverschil tussen beide gangen kan gemakkelijk oplopen tot tien graden Celsius. De koude lucht blijft koud en binnen een gesloten circuit. Daarmee bespaar je heel veel energie.’
In hoeverre dwingen wettelijke maatregelen u tot energiebesparende acties?
Breekveldt: ‘Een paar jaar geleden werd er een nieuwe overheidsmaatregel geïntroduceerd: alle supermarkten werden verplicht hun vriezers en koelingen af te dekken, bijvoorbeeld met draai- of schuifdeuren. Toen we dit invoerden, waren we bang voor irritatie bij onze klanten en voor schade. Maar dat valt allebei enorm mee. Er is welgeteld één keer een serieus ongeluk gebeurd; een deur viel uit de ophanging op iemands voet. Klanten accepteren het heel makkelijk dat ze voor gekoelde producten eerst een deur moeten openen. Ze laten hem ook niet openstaan. Wat het ons oplevert? Dat is moeilijk te berekenen omdat koelsystemen, net als verlichting, veel energiezuiniger zijn geworden. Maar feit is dat ons energieverbruik per saldo flink is afgenomen door deze ingreep in de winkels.’ Schless: ‘Onze sector ligt enorm onder het vergrootglas, met name van de lokale politiek. Zo krijgen we hele strakke richtlijnen als we een nieuw datacenter bouwen. We krijgen pas een bouwvergunning als we kunnen aantonen wat onze power usage effectiveness zal zijn; deze PUE is een waarde waarmee je de energie-efficiëntie kunt meten.
Een PUE van 2 betekent dat voor elke watt it-energie een extra watt wordt verbruikt om te koelen en om it-apparatuur te voorzien van energie. Een PUE van ongeveer 1 wordt beschouwd als het ideaal, maar in de praktijk is dat vrijwel onmogelijk te realiseren: het zou betekenen dat bijna alle energie puur voor de computers wordt gebruikt. Met onze huidige datacenters zitten we op PUE-waardes van rond de 1,25 à 1,3. Politici eisen van ons hele lage PUE-waardes. Ik snap hen wel: Amsterdam is een belangrijk knooppunt van datacenters, met name vanwege het goede glasvezelnetwerk dat hier in de grond ligt. De gemeente heeft hier een paradepaardje van gemaakt. En terecht, want het draagt eraan bij dat veel grote buitenlandse bedrijven zich in Amsterdam hebben gevestigd en grote datacen ters hebben neergezet – denk aan Google of Microsoft. Maar men is snel bezorgd over het energieverbruik van al die ‘energieslurpende’ datacenters.’
Werkt u op gebied van energie samen met sectorgenoten?
Breekveldt: ‘Ja, er zijn wel wat branche-initiatieven. We zijn bijvoorbeeld aangesloten bij het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, onze branchevereniging. Maar we werken wat betreft energieverbruik vooral samen met ketenpartners, bijvoorbeeld op gebied van transport. We doen nu proeven met vrachtwagens die met schonere dieselmotoren rijden, of op aardgas. Zo bepaal je of je voorop wilt lopen in de sector of niet. Wij hebben ongeveer vijftig vrachtwagens rondrijden, van drie vervoerspartners. Die wagens zijn van hen, wij doen de transportplanning. Bij een van onze supermarkten hadden we een tijdje klachten van omwonenden over het geluid van de vrachtwagens, die om zes uur in de ochtend komen lossen. Die winkel ligt midden in een woonwijk, de bewoners klaagden over het geluid van de koeling op het dak die gewoon doordraait tijdens het lossen – de melk mag immers niet bederven. Na samenspraak met de vervoerder hebben we daar nu een hybride vrachtwagen ingezet: de chauffeur zet zijn motor uit zodra hij aandockt. Daarna kregen we heel veel positieve reacties van de omwonenden. Dan is zo’n investering het geld meer dan waard.
Bovendien is zo’n hybride vrachtwagen beter voor het milieu.’ Schless: ‘Voor ons is het lidmaatschap van het internationale consortium The Green Grid van belang. Kennis delen met ontwikkelaars en eindgebruikers van datacentertechnologieën is voor ons belangrijk. En samen kun je vaak ook een steviger geluid laten horen richting wetgevers. The Green Grid is een mondiaal consortium dat branchebrede aanbevelingen doet over best practices en technologieën die de energie-efficiëntie van datacenters verbeteren. We werken samen met andere leden om die kennis te delen. In Nederland werken we ook samen met concullega’s op het gebied van mvo. Vergeet niet: wij zijn nog een heel jonge industrie. Daarom is het soms nodig om bepaalde kennis over ons naar buiten te brengen, bijvoorbeeld richting overheden.’
Zodat u bepaalde wetgeving kunt beïnvloeden?
Schless: ‘Inderdaad. Ik heb wel eens een gesprek gehad met een Amsterdamse wethouder, waarin ik hem uitlegde dat de eisen die hij stelde op gebied van PUE-waardes eenvoudigweg nooit gerealiseerd zouden kunnen worden. Wij werken deels met datacenters die in 2000 zijn gebouwd; die krijg je nooit zo energie-efficiënt als de nieuwste generatie datacenters. Je kunt een auto uit 1960 wel reviseren, maar die krijg je nooit zo zuinig als een auto van nu. Uiteindelijk werd dat wel begrepen en hanteert men nu verschillende richtlijnen voor verschillende typen datacenters. Daarnaast nemen wij, samen met de meeste andere datacenters, deel aan de meerjarenafspraak over verbetering van de energie-efficiency. Dat betekent dat alle deelnemers in deze afspraak hebben toegezegd om in 2020 minstens dertig procent energiezuiniger te werken dan in 2005. Met de overheid maken we in dit verband ook afspraken over de hoeveelheid energiebesparing die we kunnen en willen besparen; dat resulteert in een fiscale tegemoetkoming als we daarin slagen. Binnen Europa varieert de regelgeving nogal per land; naast Nederland ben ik ook verantwoordelijk voor onze vestigingen in Frankrijk, Italië en Duitsland. In ieder land is er op gebied van energie heel verschillende wetgeving, op dit terrein zie ik nog vrijwel geen Europese eenwording. Zo hamert de Britse politiek nogal stevig op het terugdringen van de CO2-uitstoot. In Duitsland kopen we energie relatief heel goedkoop in, maar heft de Duitse overheid vervolgens een forse energieaccijns...’
In hoeverre investeert u in decentrale opwek van energie?
Breekveldt: ‘We zijn al lang bezig met de mogelijkheden op dit gebied. Zo’n vijftien jaar geleden introduceerde de gemeente Heerhugowaard het project ‘Stad van de zon’: een woonwijk die in hoge mate zelfvoorzienend zou moeten zijn, met name door het opwekken van zonne-energie. Wij mochten onder meer participeren in dit project omdat we een supermarkt wilden neerzetten waarbij we de warmte die in de winkel vrijkomt, opslaan onder de supermarkt. Om met die warmte vervolgens de appartementen boven de winkel te kunnen verwarmen. Dat is gelukt, het gaat om enkele tientallen appartementen die voor ruim de helft van hun benodigde warmte voorzien worden vanuit onze opslag. Maar we investeren alleen in decentrale opwek als er een gezonde businesscase onder ligt. Zo overwegen we om het dak van ons distributiecentrum in Alkmaar vol te leggen met zonnepanelen. Mijn vraag als cfo is dan wanneer zo’n investering geld gaat opleveren. We willen vooral investeren in de voorkant van onze winkels, want daar komen onze klanten.’ Schless: ‘Vroeger koelden we onze datacenters via koeltorens op het dak, maar die verbruikten erg veel energie. In onze nieuwste datacenters maken we gebruik van warmte-koudeopslag, om de vereiste PUE-waarden te kunnen halen. Daartoe hebben we bronnen geslagen van 160 meter diep, waarin we koude kunnen opslaan die we in de zomer weer kunnen gebruiken voor koeling. De warmte die in onze datacenters vrijkomt, gebruiken we om onze kantoren te verwarmen in de winter.’
Wat verwacht u met betrekking tot duurzame energiebronnen?
Breekveldt: ‘Ik ben vooral heel benieuwd naar de verdere ontwikkelingen rond alternatieve, duurzame energie. Ik denk dat we nog maar aan het begin staan van een grote ontwikkeling. Waarbij ik, vanuit mijn rol als cfo, wel erg benieuwd ben naar de ketenkostprijs van een alternatief geproduceerde eenheid energie versus een traditioneel geproduceerde eenheid energie.’ Schless: ‘Wij krijgen vaak de vraag waarom we geen wind- of zonne-energie gebruiken. Dat gaat nu nog niet, want wij hebben voortdurend veel energie nodig. Continuïteit gaat voor ons boven alles, anders ben ik mijn klanten kwijt. Ik zal dus niet zomaar gaan experimenteren met alternatieve energiebronnen. Al ben ik wel heel benieuwd naar de verdere ontwikkelingen, het staat wel bij ons op de agenda.’ Breekveldt: ‘Logisch dat je continuïteit vooropstelt. We hebben dit voorjaar met die grote stroomstoring kunnen zien hoe kwetsbaar je als samenleving bent als de stroom even wegvalt. We konden in onze winkels niet meer afrekenen, de deuren gingen niet meer open of dicht. En we waren bang dat we al onze diepvriesproducten zouden kunnen weggooien. Het ging gelukkig allemaal net goed, er was weer op tijd stroom.’ Schless: ‘Wij hadden geen centje pijn, omdat we in ieder datacenter twaalf generatoren hebben staan. Die nemen het gewoon over. We testen die generatoren iedere maand, door de inkomende stroom vanuit het net uit te schakelen. Tijdens de stroomstoring liep ik door een van onze datacenters en hoorde de generatoren draaien. Daar kreeg ik toen wel even kippenvel van, zo gaaf was dat.’
Deze rondetafeldiscussie is gepubliceerd in Management Scope nummer 10 2015
Erik Suichies
Directeur zakelijke markt Nuon.