Nieuwe EU-ambities falen zonder het realisme van politici en bedrijfsleven

Nieuwe EU-ambities falen zonder het realisme van politici en bedrijfsleven
Het bruist van de plannen in de zoektocht naar hernieuwde Europese economische en politieke macht. Een ongekende sfeer van verandering hangt in de lucht. Europese hervormingen zijn broodnodig, maar eerdere ambities en hervormingen liepen vast en politici lijken liever nieuw beleid te presenteren dan dat zij lessen trekken en evalueren. Hier ligt een rol voor Nederland én voor het bedrijfsleven, schrijft Adriaan Schout van Instituut Clingendael.

Opnieuw staat de EU op een kruispunt. Het bruist van rapporten en initiatieven in het nieuwe werkprogramma van commissiepresident Von der Leyen. Dit biedt kansen voor zowel de overheid als het bedrijfsleven, maar het brengt ook onzekerheden en risico’s met zich mee. Vorige Europese hervormingsprojecten stagneerden of werden teruggedraaid. De EU is goed in het formuleren van grootse plannen, maar hapert in de uitvoering. Daar moeten we van leren, want zoals de rapporten van Enrico Letta over de interne markt en Mario Draghi over concurrentiekracht aantonen: het moet beter in de EU. Een actieve rol van Nederland en het bedrijfsleven is vereist om het realisme in de turbulentie van het Europese beleidsoptimisme te waarborgen. 

Een rap kantelend zelfbeeld
Het nadenken over nieuwe Europese koersen begon serieus toen China van een economische systeemrivaal ook een militaire bedreiging voor de wereldorde werd, en toen Rusland in 2022 Oekraïne aanviel. Recentelijk is de Amerikaanse president Donald Trump voortvarend te werk gegaan met onder andere ingrijpende deregulering, het verminderen van overheidsmaatregelen en het stellen van grenzen aan de Europese afhankelijkheid van de Amerikaanse defensie. Dit alles dwingt de EU tot reacties. De EU sprak wel over een geopolitieke rol, maar kwam niet verder dan discutabele mantra’s over geopolitieke autonomie. De gevaren van afhankelijkheid van China en Rusland waren duidelijk, maar juist de wereldmarkt zorgde voor nieuwe aanvoerlijnen van energie en voedsel. Europese autonomie is een voorbeeld van een ambitie met rafelranden.
Lange tijd waande de EU zich veilig met het zelfbeeld van wereldwijde regelmacht (Brussels effect). Anderen moesten aan onze regels voldoen om de Europese markt te betreden. Dit zelfbeeld is de afgelopen maanden rap gekanteld. Vorig jaar uitte Mario Draghi zijn kritiek op de onsamenhangende Europese overregulering en de veronachtzaming van de chronisch economische achterstand ten opzichte van de VS. Inmiddels is de VS drastisch aan het dereguleren. In de EU is het besef ingedaald dat het ook hier anders moet, en de hervormingen beginnen vorm te krijgen.

Een nieuwe aanpak?
Nu lijkt echter álles prioriteit te hebben en rest de vraag: wat is nu echt een prioriteit? Na maanden van Europese inertie in 2024, als gevolg van de Europese verkiezingen en de formatie van de Europese Commissie, komt Von der Leyen nu uit de startblokken met ambitieuze agenda’s. Het bruist van de plannen in de zoektocht naar hernieuwde economische en politieke macht. Een ongekende sfeer van verandering hangt in de lucht. Concurrentiekracht noemt Von der Leyen de North Star van de nieuwe Commissie; voorstellen voor een nieuw Europees defensiebeleid en een CIA-achtige veiligheidsstructuur volgen. Er komt een Clean Industrial Deal en verdere stappen richting ‘geopolitieke autonomie’ zijn in de maak. Onder de noemer van fresh approach worden liberale uitgangspunten vervangen door buy European voor kritische goederen en het vergemakkelijken van staatssteun. Ook wil de Commissie opnieuw proberen om een Europese bedrijfsstatus te creëren, zodat bedrijven de verschillen in nationale wetgevingen, belastingsystemen, arbeidsrecht en faillissementsrecht kunnen overstijgen.
Hier is weinig fresh. De Franse publicist Jean-Jacques Servan- Schreiber waarschuwde in 1967 in zijn invloedrijke boek Le défi américain reeds voor de Amerikaanse voorsprong. Bij de invoering van de euro beloofde de EU zichzelf dat het in 2010 de VS zou hebben ingehaald als meest concurrerende blok. Ook zijn discussies over staatssteun en vormen van industriebeleid in de EU nooit ver weggeweest. L’histoire se répète.

Inertie en frictie
De huidige context is in menig opzicht moeilijker dan tijdens eerdere hervormingen. Plannen voor verdiepte integratie wedijveren met discussies over deregulering en met de consequenties van de opkomst van partijen als de AfD in Duitsland, de PVV in Nederland, Rassemblement National in Frankrijk, en andere. Tegenover het Europese vertrouwen in de hernieuwde Europese veiligheid, concurrentiekracht en verduurzaming staat de vrees voor afbrokkeling van de Europese eenheid omdat landen simpelweg Europese afspraken over migratie, milieu en staatsschuld negeren.
Naast inertie en verscherpte politieke fricties speelt ook de vraag over de financiering. De plannen leiden tot schermutselingen over aanzienlijk hogere EU-uitgaven voor onder andere industrie- en technologiebeleid, defensie, digitalisering, infrastructuur en energietransitie. Ook in de lidstaten wordt naarstig gezocht naar financiering voor defensie, digitalisering, ai, en nationale doelen zoals woningbouw en pensioenen.

Laaghangend fruit
Voor overheid en bedrijfsleven moet nu gelden: ‘bezint eer ge begint’. Met zoveel Europese dadendrang is het essentieel het hoofd koel te houden. Ten eerste heeft de EU een matige staat van dienst als het aankomt op het omzetten van plannen in succesvol beleid. Veel van de plannen zijn eerder geprobeerd, en de onderlinge samenhang is onduidelijk. Zo wordt gesproken over dereguleren, vereenvoudigen en samenvoegen van wetgeving (‘omnibus’-wetgeving). Vereenvoudigen is niet hetzelfde als deregulering en dat creëert onduidelijkheid of de aandacht naar de linker milieuflank overhelt, of naar de rechterkant die concurrentiekracht ambieert. Verder verschillen nationale belangen en geldt voor een aantal lidstaten, inclusief Duitsland: ‘eigen economische problemen en begrotingsperikelen eerst’.
Ten tweede is het twijfelachtig of de EU en de lidstaten de politieke en bestuurlijke capaciteiten en het vereiste leiderschap hebben. Deregulering, bijvoorbeeld, is bijzonder moeilijk. Het raakt gevestigde belangen en investeringsplannen van (grote) bedrijven en van werknemers, en het druist in tegen andere ambities zoals verduurzaming. Vorige deregulerings- en subsidiariteitsexercities kwamen amper verder dan het laaghangende fruit. Achter industriebeleid kunnen Franse belangen schuilen die getemperd moeten worden, omdat de markt waarschijnlijk beter is in het bepalen van kansen. Ook is voorzichtigheid geboden bij het aangaan van nieuwe begrotingsplannen. Het bestaande EU-budget wordt, ondanks verwoede moderniseringspogingen, al decennia bepaald door landbouw- en regiobeleid. Landen verdedigen hun verworven rechten, en tijdelijke nieuwe fondsen zullen leiden tot gevechten om ze permanent te maken. Bedenk ook dat het toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de EU-uitgaven onder de maat is. Zoals we nu zien bij het grote coronanoodfonds, zal een hoger EU-budget onvermijdelijk leiden tot nieuwe compromissen, moeizame controles en nieuwe verstarringen. De huidige plannen zullen effectief toezicht vereisen, iets waar de EU niet goed in is, zoals blijkt bij de controle op overheidsschulden, de buitengrenzen, stikstofuitstoot en het EU-budget.

Een rol voor het bedrijfsleven
In de EU wordt veel gedaan aan management by speech in de hoop dat gaandeweg zaadjes worden geplant. De EU en de lidstaten zijn minder maakbaar dan gehoopt. Toch zijn Europese hervormingen nodig. De concurrentiekracht moet omhoog, publieke investeringen moeten infrastructuur, veiligheid en duurzaamheid versterken, en EU-wetgeving is toe aan een ferme dereguleringsoperatie. Een werkbaar model voor Europees toezicht moet nu echt komen, en subsidiariteit als basis van integratie moet invulling krijgen. Hierbij gaat het om de spelregels van de EU, en juist die verdwijnen uit het zicht als alle aandacht uitgaat naar ambitieuze beleidsbeloftes.
Samen met de Commissie moeten de lidstaten terugkijken naar waarom eerdere ambities en hervormingen vastliepen. Het proces van evalueren, lessen trekken en voorwaarden scheppen mist sexappeal voor politici die het liefst nieuw beleid willen presenteren.
Hier ligt een rol voor Nederland en het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven denkt immers zelf ook goed na voordat het ambitieuze koerswijzigingen aangaat: waarom zijn veranderingen nu echt nodig, wat verwachten aandeelhouders, wat is haalbaar, wat zijn de voorwaarden waaraan actoren moeten voldoen en waar kan gesnoeid worden? Het bedrijfsleven en de Nederlandse overheid moeten aangeven waar economische knelpunten zitten, waar deregulering vereist is en wat essentieel is om de nieuwe ambities te laten slagen. De regering zal uitgangspunten van goed Europees bestuur stevig moeten bewaken zodat impact-assessments feitelijk juist zijn, projectevaluaties professioneel worden uitgevoerd en doelen niet gecompliceerd worden door misleidende compromissen.
Dit kost tijd, investeringen en betrokkenheid van de top van het bedrijfsleven en van de politiek. De kwaliteit van de EU is geen luxe en komt niet zonder prijskaartje. Ik ben benieuwd of en hoe het Nederlandse bedrijfsleven kritisch en daadkrachtig van zich zal laten horen in de komende maanden en jaren. 

Dit essay, door Adriaan Schout, senior expert bij Clingendael en voormalig professor European Public Administration aan Radboud Universiteit Nijmegen, was gepubliceerd in Management Scope 03 2025.

facebook