ING-economen Gerben Hieminga en Rico Luman over klimaat versus economie

ING-economen Gerben Hieminga en Rico Luman over klimaat versus economie
De klimaatdoelstellingen in Nederland zijn zó ambitieus dat ze alleen haalbaar zijn met inspanningen op het gebied van baanbrekende technologie. Dat betogen economen Gerben Hieminga en Rico Luman, verbonden aan het energieteam van het ING Economisch Bureau, die onderzoek naar de economische onzekerheden rond de nieuwe Klimaatwet verrichten.


Er is lang over gesteggeld in Den Haag, maar eind juni 2018 waren we getuige van een historisch politiek moment: de langverwachte Nederlandse Klimaatwet zag het levenslicht. Nederland is het zevende Europese land met een wet die een leidraad moet zijn voor het klimaatbeleid in de komende decennia. Niet langer de waan van de dag, maar een vastgelegd doel met jaarlijkse evaluatie van resultaten bepaalt de koers. Dat is dan ook de grote winst van de nieuwe wet: de richting is nu in elk geval helder.
Over de exacte streefcijfers in de wet is lang onderhandeld. Uiteindelijk gaat de Klimaatwet ervan uit dat de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 49 procent gedaald moet zijn ten opzichte van 1990. Dat is minder dan 55 procent reductie die Nederland in Europees verband wil afdwingen, maar de komende jaren zal blijken dat het desalniettemin uitgesproken lastig wordt om de streefcijfers te halen.

Het kabinet verwacht straks van iedereen een extra inspanning: van de consument die af moet van zijn gasgestookte cv-ketel tot aan de elektriciteitssector die afscheid moet nemen van de kolencentrales en op grote schaal moet overschakelen op schone energie. Het wordt zo’n grote operatie dat we met zekerheid kunnen stellen dat de energietransitie het wel en wee van de Nederlandse economie de komende decennia gaat bepalen. Er zullen forse (extra) investeringen moeten volgen, want één ding is duidelijk: met de huidige voortgang en inspanningen zullen de hoge ambities zeker niet worden waargemaakt.

Reductie tegen de stroom in
Het kabinet heeft vijf verschillende sectoren aangewezen die moeten bijdragen aan de klimaatwinst. Zo wordt van eigenaren en huurders in de gebouwde omgeving een CO2-reductie verwacht van 33 procent ten opzichte van 2016 en van de industrie een reductie van 37 procent. Wij hebben gekeken naar de risico’s en uitdagingen voor elke sector en komen tot de conclusie dat de richting weliswaar helder is, maar dat er tegelijkertijd nog veel economische onzekerheden rond de oplossingen zijn.
Neem de elektriciteitssector, die de kern vormt van de energietransitie. Van die sector wordt straks de grootste inspanning verwacht: een uitstootreductie van 77 procent tot 2030. Om daar te komen, moet het CO2-verbruik van de sector vanaf nu jaarlijks met zo’n tien procent afnemen, terwijl de uitstoot van CO2 in de sector sinds 1990 jaarlijks met één procent is gestegen en de vraag naar stroom de komende decennia sterk zal gaan toenemen. Verschillende sectoren voorzien een verregaande ‘elektrificatie’. Voor hen is een elektrische toekomst juist een manier om de klimaatdoelen te halen. De transportwereld zet in op elektrisch rijden, de bouwwereld ziet heil in de elektrische warmtepomp en de industrie ziet een eindpunt waarin complete productieprocessen zijn geëlektrificeerd. De elektriciteitssector zal moeten dealen met deze toenemende vraag – en dat terwijl de komende jaren alle bestaande kolencentrales gesloten worden.

Concurrentiepositie in gevaar 
Maar niet alleen de elektriciteitssector krijgt te maken met de onzekerheden naar aanleiding van de nieuwe Klimaatwet. Ook voor de Nederlandse industrie is de wet een uitdaging. Van de industrie wordt in 2030 een uitstootreductie verwacht van 37 procent ten opzichte van 2016. Door snelle stappen te zetten in de energietransitie kan de sector vooroplopen, maar tegelijkertijd kunnen de kosten nu niet al te veel stijgen. De industriële sector opereert bij uitstek in een internationaal speelveld. Een sterke concurrentiepositie is cruciaal voor succes. Als de Nederlandse industrie veel forser moet investeren in klimaatmaatregelen dan elders, kan dat ten koste gaan van die positie. Nederland wil de doelstellingen sneller realiseren dan andere landen in Europa, en bovendien is het niet duidelijk wat er in andere landen van de industrie wordt gevraagd. In hoeverre er in Europa internationale afspraken voor de industrie kunnen worden gemaakt om tot het gewenste level playing field te komen, is nog uiterst onzeker. Een ander risico is dat grote industriële bedrijven in Nederland onderdeel zijn van een buitenlandse moederorganisatie. Omvangrijke investeringsbeslissingen worden genomen op het buitenlandse hoofdkantoor. Dit kan invloed hebben op het tempo van de transitie in Nederland.
Behalve bedrijven zijn er natuurlijk ook nog de huishoudens die moeten helpen de CO2-uitstoot te reduceren. De vraag is gerechtvaardigd hoe de lasten worden verdeeld bij het klimaatneutraal maken van alle woningen. Het van het gas halen van veel woonwijken is best mogelijk, maar relatief duur. Voor de transportsector zijn investeringen in tank- en laadinfrastructuur voor emissieloze auto’s van belang, de landbouwsector zal op zoek moeten naar klimaatvriendelijkere mestverwerking.
De lucht- en scheepvaart vormen nog zo’n lastig dossier en vallen door hun internationale oriëntatie grotendeels buiten de Nederlandse doelstellingen. De uitstoot van deze sector hangt bijna letterlijk en figuurlijk als een donkere deken boven Nederland. De Nederlandse lucht- en scheepvaart alleen al zijn samen goed voor 22 megaton aan uitstoot. Nederland is een belangrijke internationale hub voor het bijtanken van schepen en vliegtuigen, dat geldt met name voor de Rotterdamse haven en luchthaven Schiphol. Dit soort emissies wordt op dit moment nog niet aan landen toegeschreven, maar dat kan in de toekomst veranderen. Omdat elektrificatie van vliegtuigen en internationale scheepvaart vooralsnog zo goed als onmogelijk is, is dat een serieus probleem. Verder zal de luchtvaart dankzij de relatief lage ticketprijzen flink blijven groeien: daar kunnen zuinige vliegtuigen niet tegenop.

Van het gas af 
De energietransitie in Nederland kent sinds kort een belangrijke extra dimensie: de gaswinning in Groningen wordt teruggedraaid tot nul. Ook hiervoor is 2030 aangemerkt als doeljaar. Is een ambitieuze reductiedoelstelling nog wel realistisch als de gaskraan straks dicht gaat?
Interessant in dit verband is recent onderzoek van de Groningse hoogleraar Machiel Mulder. Hij stelt dat er inderdaad extra gascentrales nodig zullen zijn om de elektriciteit op te wekken om elektrische auto’s te laten rijden en huizen elektrisch te verwarmen. Als we zelf geen gas meer produceren, zullen we meer moeten importeren. Natuurlijk is het technisch mogelijk om Nederland van het gas af te halen, maar de uitvoering is vrij lastig en de kosten liggen relatief hoog. Zo zullen sommige lokale elektriciteitsnetwerken flink moeten worden aangepast om de in de stroomtoevoer te voorzien. Dat is vooral in de (oude) binnensteden een probleem.

Innovatie is de oplossing 
Ook aan de oplossingskant is er nog veel onduidelijkheid. De eerste stap is natuurlijk energie besparen, maar dat is nog geen hoofdprioriteit bij veel bedrijven. Daar kan verandering in komen als de Wet milieubeheer strakker wordt gehandhaafd.
Bij de hoge ambitie voor offshore windenergie ligt de uitdaging niet zozeer in het opwekken van de energie, maar in het opslaan. Weer en wind laten zich moeilijk sturen; de zon schijnt niet altijd en wind laat het zelfs in Nederland weleens afweten. De in dit verband genoemde waterstofeconomie staat nog in de kinderschoenen. Hetzelfde geldt voor batterijtechnologieën en systemen waarbij we energie uit water kunnen halen. Ook op het gebied van CO2-afvang en -opslag moeten nog belangrijke technologische, economische en juridische stappen worden gezet, net als bij het hergebruik van gassen of de koppeling van warmtenetten van verschillende sectoren, waarbij bijvoorbeeld de tuinbouw profiteert van de restwarmte van de industrie.
Op dit vlak zal de oplossing moeten komen van innovatie. Er zal dan ook meer geld geïnvesteerd moeten worden in onderzoek naar nieuwe technologieën die kunnen leiden tot een doorbraak en de grootschalige uitrol van succesvolle technologieën.

De nieuwe klimaatwet is kortom een duidelijke leidraad. Feit is dat de streefcijfers alleen te halen zijn met extra inspanningen en investeringen. Feit is ook dat veel oplossingen financieel nog ondersteuning nodig hebben. Daarvoor mag geen van de betrokken partijen de ogen sluiten.

Dit artikel is geschreven op basis van het rapport ‘Zicht op de klimaatopgave’ van ING Economisch Bureau. Het rapport beschrijft aan de hand van 19 vragen de belangrijkste doelen, zekerheden en onzekerheden rondom de klimaatopgave van Nederland. Het rapport is te vinden op https://www.ing.nl/zakelijk/kennis-over-de-economie/ ondernemen/zicht-op-de-klimaatopgave.html

Tekst door Gerben Hieminga, econoom energiemarkten en duurzaamheid, en Rico Luman, econoom transport en industrie. Dit essay is gepubliceerd in Management Scope 07 2018.

facebook