Pensioenadviseur Jacintha van Bijnen-Den Haag (Aon): ‘Bedrijven staat heel wat te wachten’

Pensioenadviseur Jacintha van Bijnen-Den Haag (Aon): ‘Bedrijven staat heel wat te wachten’
Jacintha van Bijnen-Den Haag, strategisch pensioenadviseur van verzekeringsmakelaar Aon, omschrijft zichzelf naar aanleiding van de nieuwe Wet toekomst pensioenen (Wtp) als ‘Wtp-kritisch’: ‘Deze wetgeving hangt van pleisters aan elkaar. Bedrijven, die tot nu toe erg afwachtend zijn geweest, staat nog heel wat werk te wachten. Het wordt een drukke tijd.’

Dit voorjaar stemde de Eerste Kamer na een lang en moeizaam traject in met een nieuwe pensioenwet. En daarmee werd ‘de meest fundamentele wijziging in het pensioenstelsel die er ooit in Nederland heeft plaatsgehad’ een feit: de Wet toekomst pensioenen (Wtp) is per 1 juli ingegaan. En dat betekent dat iedereen aan de slag moet om alle nieuwe deadlines te halen. Jacintha van Bijnen-Den Haag, strategisch pensioenadviseur van verzekeringsmakelaar Aon, voorziet nog veel problemen, met name ook voor de bedrijven in Nederland. ‘Het bedrijfsleven staat een zware bergbeklimming te wachten.’
In het langdurige traject om tot de Wtp te komen, kende Van Bijnen-Den Haag vorig jaar haar moment of fame toen ze in de Tweede Kamer mocht aanschuiven tijdens een rondetafel over de Wtp. Ze werd aan de pensioenspecialisten van de Kamerfracties geïntroduceerd als een van de topactuarissen van Nederland. Met veel plezier kijkt ze terug op haar optreden, zegt ze tegen Joost de Visser, senior consultant van verzekeraar elipsLife. ‘Ik vond het ontzettend leuk om te doen. Het viel mij eerlijk gezegd 100 procent mee hoezeer de Kamerleden zich in dit dossier ingelezen hadden.’ 

Wat heeft u met uw optreden in de Kamer bereikt?
‘Dat is natuurlijk de grote vraag. Als je cynisch bent, kun je zeggen dat de meeste partijen hun standpunt al van tevoren hadden ingenomen en bij mij slechts de argumenten zochten die hun standpunt bevestigden. Ik heb niet meteen de indruk dat ik invloed heb gehad op de uiteindelijke uitkomst van het pensioendebat, maar ik heb wel degelijk invloed gehad op het proces. Er zijn nog steeds Kamerleden die me benaderen met inhoudelijke vragen over het nieuwe stelsel. Nu en dan zie ik mijn opmerkingen ook terugkomen in Kamervragen die worden gesteld. Dat is leuk en eervol.’

U hebt in Den Haag niet bepaald een juichverhaal gehouden over de nieuwe pensioenwet. Wat is uw bezwaar tegen de Wet toekomst pensioenen?
‘Ik ben zeker niet “anti-Wtp”. Maar ik zou mezelf wel als “Wtp-kritisch” willen omschrijven. Er zitten namelijk behoorlijk wat weeffouten in de nieuwe pensioenwet. Mijn belangrijkste bezwaar was en is dat de wetgeving vooral gericht is op de standaardsituatie: het bedrijfstakpensioenfonds. Alle andere vormen leken vergeten. En dat zijn er best een hoop: verzekerde regelingen, DC-regelingen (Defined Contribution: vaste premie, onbekende uitkering, red.), gesloten pensioenfondsen met al dan niet nog maar een paar deelnemers… Steeds opnieuw kwam er weer een onderdeel boven water waar niet aan was gedacht. Hoe gaan we het doen als je niet kan invaren? Wat doen we met de partnerpensioenen? Om alle opgeworpen vragen te beantwoorden, zijn er pleisters geplakt. Maar inmiddels zijn dat er zoveel dat de wetgeving van pleisters aan elkaar hangt. De groep specialisten die mee heeft geholpen in het voortraject, is denk ik een te eenzijdige groep geweest. Zij waren met name afkomstig uit de wereld van bedrijfstakpensioenfondsen.’

Wat zijn de positieve aspecten van de Wtp in uw ogen?
‘Een belangrijk punt is dat je straks bij pensioenfondsen niet meer die enorme buffers hebt liggen. Het is natuurlijk waanzin dat als de laatste deelnemer doodgaat, er dan een enorme bak geld over blijft. Dat is met de Wtp opgelost. Ook goed nieuws is dat we straks af zijn van alle beperkingen rondom het indexeren. En in zijn algemeenheid: als we vandaag een pensioenregeling zouden moeten starten, is de Wtp in grote lijnen een mooie wet. Het probleem is alleen dat je ergens vandaan komt. Je neemt een hele geschiedenis aan regelingen mee. Iedereen kijkt straks achterom: dit had ik ooit en wat krijg ik straks?’

Een van de doelen van de nieuwe pensioenwet was om het pensioen voor de deelnemers transparanter en eenvoudiger te maken. Is men daarin geslaagd?
‘Nee. Ik heb niet de indruk dat deelnemers ervan doordrongen zijn dat dit de meest fundamentele wijziging in het pensioenstelsel is die er in Nederland ooit heeft plaatsgehad. Het pensioen kan in de toekomst flink variëren en fluctueren. Daar is niet iedereen zich voldoende van bewust. Ik maak me daar wel zorgen over. Ergens halverwege het traject zijn we het belang van de deelnemers een beetje uit het oog verloren.
De hele pensioenhervorming is erg ingewikkeld geworden. Het is zo complex gemaakt dat ook de uitvoeringskosten weer heel erg hoog worden. Een solidaire premieregeling is al heel ingewikkeld; een premieregeling met een risicodelingsreserve kun je aan de gewone man bijna niet meer uitleggen. Ik denk dat zelfs in de pensioenfondsenwereld, de advieswereld en onder actuarissen de gevolgen van die complexiteit worden onderschat. Er gaat een hoop op ons afkomen. Werkgevers zullen straks de bal grotendeels terugkaatsen. Ze zullen zeggen: ik stop 30 procent van de pensioengrondslag als premie in het nieuwe pensioen, inclusief uitvoeringskosten, en beste werknemers: zeggen jullie maar of je een solidaire of een flexibele regeling wil. Zo zal het vaak gaan. En met name bij “solidair” heb je geld nodig voor de reserves en de uitvoering – daar komt een hele kerstboom aan systemen bij.’

Er zal straks inderdaad een keuze moeten worden gemaakt tussen flexibel en solidair. Heeft u een voorkeur voor solidair of flexibel?
‘Ik zeg niet dat solidair of flexibel beter is. Het moet passen bij de deelnemers. Je zult vooral heel goed naar hun specifieke situatie moeten kijken. Ik denk wel dat we eerlijker moeten zijn in de communicatie erover. De vakbonden hebben wellicht iets te vaak en iets te snel een standpunt ingenomen. Dat werkt beklemmend. Als je iets anders wil dan wat de bonden als inzet hebben, en dat is vrijwel altijd de solidaire regeling, zul je een overtuigende business case moeten hebben. Ik denk dat het een taak voor ons is als branche om gewoon het eerlijke verhaal te vertellen. Geen enkele oplossing is namelijk zaligmakend. Je zult per situatie moeten bekijken welk pensioen het beste bij je past.’

Hoe gaat de sector zorgen voor dat ‘eerlijke verhaal’?
‘In ieder geval niet op de manier zoals de sector het nu doet. De huidige communicatie werkt misschien zelfs wel contraproductief. Deelnemers hebben niets aan een pensioenoverzicht van twaalf kantjes vol cijferreeksen: netto/ bruto-profijtberekeningen, ALM-berekeningen, met alle verschillende scenario’s. Niet één van de genoemde bedragen komt overeen met wat je uiteindelijk krijgt. Negen van de tien deelnemers zullen denken: hop, in de la ermee. Ik heb tijdens de hoorzitting in de Kamer gezegd dat er straks een keuze gemaakt zal moeten worden tussen volledigheid en begrijpelijkheid. En dat we wat mij betreft voor begrijpelijkheid moeten kiezen.
Bij enkele klanten van mij willen we een aantal fysieke sessies gaan houden. Dan nemen we met de deelnemers alles stap voor stap door – en dan gewoon maar eens kijken wat mensen ervan vinden. Ik merk nu dat er onder deelnemers nog veel vooroordelen bestaan.’

Wat betekent de Wtp concreet voor het Nederlandse bedrijfsleven? Zit dat op schema?
‘Er moet nog heel veel werk worden verzet. Het wordt een drukke tijd. Het bedrijfsleven staat een zware bergbeklimming te wachten. De meeste werkgevers zijn heel afwachtend geweest. De grote corporates bijvoorbeeld bleken grote moeite te hebben met voorsorteren op wetgeving die nog niet definitief was. Eigenlijk zijn zij pas echt in actie gekomen toen de wetgeving in mei in de Eerste Kamer werd aangenomen.
Bij sommige werkgevers die nog een eigen pensioenfonds hebben, is de stand van zaken echt rampzalig. De meeste fondsen willen toch wel medio volgend jaar weten waar ze aan toe zijn, welke keuzes bedrijven maken over het toekomstige pensioen. Dat betekent dat er nog maar negen maanden resteren. Ze moeten nu nog een heel proces inrichten met het management, het fondsbestuur, de deelnemers en de sociale partners. Hoe wil je dat allemaal opgelijnd krijgen in negen maanden? Dat wordt een ramp. Bij werkgevers met verzekerde regelingen zie ik in veel gevallen eveneens een enorm passieve houding. Die hebben heel lang op hun handen gezeten. Heel onverstandig. Net zoals het enorm onverstandig is om de deadline van de nieuwe consultatiewetgeving te verschuiven van oktober 2026 naar oktober 2027. Dat geeft nóg meer aanleiding om voorlopig even niks te doen. Als je zo lang wacht, krijgen uitvoerders het niet voor elkaar om alles voor de invoerdatum van 2028 rond te hebben. Dat gaat gewoon niet.’

Voorziet u grote problemen aan de uitvoerderskant?
‘Daar ben ik wel bang voor. Je ziet nu dat het aan de pensioenfondskant al piept en kraakt. Aan de verzekerdenkant hebben we nog capaciteit. Maar al het werk dreigt zich voor de deadline op te stapelen. Ik maak me daar zorgen over. Ook omdat ik voorzie dat er allerlei adviseurs op de markt komen die deze transitie helemaal niet aankunnen. Ik ben bang dat bijvoorbeeld de hypotheekadviseurs zich plots met de pensioentransitie gaan bezighouden. Dat lijkt me geen goede zaak. Dat is een issue waar iedere bestuurskamer zich bewust van moet zijn. Lang wachten houdt een risico in.’

Laten we inzoomen op wat inhoudelijke thema’s. Veel bedrijven die al een DC-regeling hebben lijken hun toevlucht te zoeken tot de mogelijkheid van de zogeheten ‘eerbiedigende werking’, waarbij de nieuwe pensioenregels, met name op het terrein van de ‘vlakke premie’, enkel en alleen gelden voor nieuwe deelnemers. Wat vindt u daarvan?
‘Ik vind dat persoonlijk zeer onverstandig.’

En vanuit welk perspectief vindt u dat onverstandig?
‘Welk perspectief wilt u hebben? Laten we beginnen met het efficiency-perspectief. Het is niet efficiënt. We hebben net allerlei verschillende ondernemingen geholpen met het harmoniseren van een lappendeken aan regelingen. Gaan we dan nu weer beginnen met een nieuwe lappendeken, met allemaal verschillende regelingen voor verschillende groepen medewerkers? En gaan uitvoerders over een aantal jaren nog al die verschillende staffels uitvoeren? Of neem het perspectief van het personeelsbeleid: hoe wil je jongeren aan je binden op het moment dat ze bij de buren een 10 procent hogere pensioenpremie krijgen? Voor ouderen geldt het omgekeerde: zij kiezen nooit meer voor een andere werkgever. Eerbiedigende werking is daarom heel slecht voor je personeelsbeleid. Ik zou dan ook zeggen: niet doen, bijt nu gewoon door die zure appel heen.’

Onder het nieuwe stelsel is het niet meer mogelijk om bij overlijden voor de pensioendatum de opgebouwde pensioenpot vrij te laten vallen voor de nabestaanden, om daarmee de nabestaandenpensioenen te optimaliseren. Wat vindt u daarvan als adviseur?
‘Ik denk dat dit een van die fikse weeffouten is. Dit werkt namelijk averechts. Ik heb daar al heel veel gesprekken over gehad met klanten en ondernemingsraden. Wat gebeurt er als ik doodga met mijn gespaarde kapitaal? Dat is een veelgestelde vraag. Stel: je hebt net een financieel planningsgesprek gehad, je hebt gezien dat er drie ton in jouw potje zit en dan ga je dood. Die drie ton wordt straks uitgesmeerd over andere polishouders. Dat voelt niet helemaal eerlijk. Het is dan letterlijk zo dat je beter wat geld had kunnen sparen in een ouwe sok. Ik denk dat er nog wel wat alternatieven ontwikkeld zullen worden, met name door verzekeraars, bijvoorbeeld door het afsluiten van een zogeheten collectief derdepijlerproduct. Dat is namelijk wel overerfbaar, zelfs in bredere zin: niet alleen naar je partner of kinderen, maar naar alle mogelijke erfgenamen.’

Denkt u dat alle wijzigingen invloed hebben op het aantal pensioenuitvoerders in Nederland?
‘Het is moeilijk om daar een voorspelling over te doen. Ik denk dat het uitvoeren van een flexibele premieregeling voor een pensioenfonds niet altijd de optimale oplossing is. Het zal voor een pensioenfonds uitermate ingewikkeld zijn om op dat vlak competitief te zijn met de grote premiepensioeninstellingen, ofwel de PPI’s. Ik spreek weleens met pensioenfondsen die willen beginnen met een DC-regeling. Maar de beleggings- en uitvoeringskosten zijn voor hen zoveel hoger dan voor een PPI. Dat moet je eerst allemaal maar weer goed zien te maken. Dat is gewoon echt heel risicovol.’

Wat zouden pensioenfondsen kunnen leren van de PPI’s?
‘Laten we eerst eens beginnen met communicatie. Met het bouwen van fatsoenlijke portals en goede tools. Ze lopen, door de bank genomen, tien jaar achter op het gebied van communicatie.’

Wat zou u onmiddellijk veranderen aan de Wtp als u het voor het zeggen had?
‘Zonder twijfel het invaren zonder enige vorm van instemming of bezwaarrecht. Daar heb ik echt een principieel bezwaar tegen. In het verleden moest je als een tijger in het circus door 12 brandende hoepels springen om dat bij De Nederlandsche Bank voor elkaar te krijgen. Dat lukte bijna nooit omdat de aard van de toezegging dan wijzigt. Nu gaan we wel invaren zonder instemmen. En nu gaan we ineens een uitkeringsovereenkomst wijzigen naar een premieovereenkomst met terugwerkende kracht. Dat kun je naar mijn mening echt niet maken.’

Denkt u eigenlijk dat we met de nieuwe Wtp voor lange tijd klaar zijn? Of komt er nog meer aan?
‘Ik denk niet dat dit de laatste wijziging is. Ik denk ook niet dat we heel lang én een solidair én een flexibel pensioen naast elkaar zullen hebben. Uiteindelijk gaan we toe naar een flexibel pensioen voor iedereen. Wellicht voegen we er een risicodelingsreserve aan toe, maar uiteindelijk wordt dat de regeling voor ons allemaal. Dat is mijn stellige overtuiging. Binnen nu en 20 jaar is het zover, vermoed ik.’ 

Interview door Joost de Visser, senior sales consultant bij elipsLife. Gepubliceerd in Management Scope 09 2023.

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 24-10-2023

facebook