Koen Jonkers (DAF Trucks) wil realistisch blijven over digitalisering
'De machines gaan hier echt niet alles overnemen'
Koen Jonkers in gesprek met Jeroen Borst
04-09-2019 | Interviewer: Jeroen Borst | Auteur: Paul Groothengel | Beeld: Erik van der Burgt
Terwijl Koen Jonkers op de foto gaat, neemt de voorlichter van DAF Trucks ons mee naar een van de fabrieken. Vanuit het trappenhuis komen we op een hoger gelegen bordes, vanwaar we goed zicht hebben op de imposante fabriekshal waar de trucks traag langs de werknemers schuiven, die ieder hun eigen taak hebben. We staan exact op de plek waar vroeger de gebroeders Van Doorne, die in 1928 begonnen met Van Doorne’s Automobiel Fabriek, zo nu en dan hun sigaartje rookten, terwijl ze vol trots het productieproces gadesloegen. Hub de techneut, die in 1958 het befaamde ‘pientere pookje’ van de DAF zou uitvinden, en Wim, de man van de commercie.
We treffen de bustes van de broers aan in een hoek van de ontvangsthal van DAF Trucks in Eindhoven. Het uitzicht zou de gebroeders aanstaan: middenin de hal pronken de nieuwste modellen van DAF Trucks. Twee daarvan, de vernieuwde XF en de wat compactere CF, wonnen de prestigieuze prijs International Truck of the Year 2018, een verkiezing door ruim 20 internationale vakjournalisten.
Bij DAF Trucks plukt men waar mogelijk de vruchten van de digitale transitie. De vrachtwagenproducent won in 2018 nóg een prijs: de Computable Award voor de digitale innovatie van het jaar. Het gaat om de 3D DAF Configurator, een geavanceerde tool waarmee klanten online op intuïtieve wijze hun truck kunnen samenstellen. Het intikken van allerlei productcodes en het doorspitten van een catalogus aan informatie is voorbij, de klant kan elke denkbare truck- en chassisvariant (bijvoorbeeld twee-, drie- of vierassers, enkele of dubbele aandrijving, cabine-inrichting) online samenstellen en direct haarscherp in 3D bekijken. Maar de digitalisering binnen DAF Trucks vindt vooral in de productie plaats, gericht op meer efficiency en het besparen van kosten. Zo heeft de plaatcomponentenfabriek in Eindhoven een 85 meter lange, automatische productiestraat, waar zeven robotmachines zorgen voor het lasersnijden, sorteren en afkanten van het plaatwerk voor de trucks. Maar al te veel kan er ook niet gerobotiseerd worden, want letterlijk iedere truck die van de band rolt is weer anders. En dat vergt uiteindelijk toch mensenwerk, schetst Koen Jonkers, binnen DAF Trucks eindverantwoordelijk voor kwaliteitsmanagement en innovatie: een sleutelfunctie.
Hoe heeft DAF Trucks zichzelf gepositioneerd?
‘Wij blinken uit in betrouwbaarheid. Onze trucks vergen structureel het minste onderhoud en zijn ongeëvenaard zuinig. Een DAF-truck hoeft dankzij zijn service-interval tot 200.000 kilometer gemiddeld slechts één dag per jaar naar de werkplaats voor onderhoud. Dat kan voor de eigenaar precies het verschil zijn tussen winst of verlies. De meeste chauffeurs kiezen voor DAF vanwege de ergonomie en het comfort, de heerlijke bedden en de geweldige stoelen, de ruimte in de cabine, de stille motor en het prettige stuurgevoel. In die zin waart de geest van de gebroeders Van Doorne nog steeds door het bedrijf: hun uitgangspunt was vrachtwagens te produceren die fantastisch zijn voor zowel de eigenaar als de trucker. Ons marktaandeel? Marktleider is Mercedes, wij zijn de nummer twee op de Europese truckmarkt.’
In 1996 werden jullie overgenomen door het Amerikaanse PACCAR. Welke invloed hebben zij?
‘Binnen DAF Trucks hebben we een sterke luistercultuur. We praten zeer intensief met dealers, met eigenaren en zeker ook met chauffeurs, om erachter te komen wat hun wensen zijn. Die klantwensen en -behoeften proberen wij zoveel mogelijk te honoreren bij het ontwikkelen en doorontwikkelen van onze producten. Per dag produceren we ruim 200 vrachtwagens, en die zijn allemaal verschillend, made to order. De klant kan bijvoorbeeld kiezen uit 140 soorten banden, 3.000 kleuren lak, talloze chassisvarianten, assen, overbrengingen, software-instellingen, motoren, brandstoftanks en ga zo maar door. Dat betekent dat wij onwaarschijnlijk veel verschillende onderdelen verwerken. PACCAR focust sterk op de kostenkant. Bij iedere investering die we willen doen, kijken zij naar de return on investment (ROI). Lastig? Nee, we proberen daar zo goed mogelijk onze weg in te vinden. Je moet gewoon telkens zorgen voor een sluitende businesscase.’
Kunt u daar een voorbeeld van geven?
‘Soms raakte vroeger de behuizing van een achteras na een jaar of zes wat verweerd. Dat is geen probleem, maar het stoorde ons. Om dat op te lossen, hadden we bedacht een grote straalmachine te installeren in onze fabriek in het Belgische Westerlo. Als je een achteras goed straalt voordat je ’m aflakt, voorkom je verwering. Dat vergde wel een investering van twee miljoen euro waarvoor PACCAR een goede businesscase verlangde. We hebben ze gelukkig kunnen overtuigen en kregen het vereiste budget.’
Onderdeel van uw functienaam is ‘continuous improvement’. Hoe werkt u daaraan?
‘Bij alles wat met onze productie en de logistiek daaromheen te maken heeft, kijken we nauwlettend waar we zaken verder kunnen verbeteren. We zijn alert op bedrijfsprocessen die efficiënter kunnen, met lagere kosten tot gevolg. De afdeling innovation & improvement – die vanouds onder meer actief is met Six Sigma maar nu ook met data-analytics, robotics en artificial intelligence (AI) – valt onder mijn verantwoordelijkheid. We doen veel om op bepaalde kpi’s te blijven verbeteren. Zo werken we nu met software waarmee we bij een productiefout die bij de kwaliteitscontrole aan het licht komt, kunnen analyseren waar die fout is ontstaan. Zo weten we dat de kans op een menselijke fout flink stijgt zodra de zoemer voor de pauze gaat, dat gaat dan toch even ten koste van de concentratie. Een machinestoring of een onderdeel dat er niet op tijd is, zijn andere oorzaken van oponthoud in het productieproces of van fouten. Dat is voor ons cruciaal, want dat heeft meteen negatieve gevolgen voor onze leverbetrouwbaarheid.’
Steeds meer autofabrikanten zetten in hun productieprocessen toepassingen van robotics en AI in. Hoe ver bent u daarmee?
‘De laatste anderhalf jaar is digitale transformatie binnen DAF Trucks in een stroomversnelling terechtgekomen. Ook door impulsen vanuit ons moederbedrijf, waar ze bijvoorbeeld werken met PACCAR Connected Manufacturing. Automatisering heeft uiteraard veel voordelen, maar wat bij ons een complicerende factor is, is dat elke truck die we produceren uniek is. Dat zorgt voor een oneindig aantal varianten en codenummers en vergt dus relatief meer handwerk. Daarom zie je in onze fabrieken nog steeds veel medewerkers rondlopen: zowel in onze motorenfabriek, de cabinefabriek als de truckfabriek zijn dat er zeker meer dan 1.000. Hoe meer je automatiseert, des te groter de kans op verstoringen in de productie. Daarom zetten wij met AI vooral in op toepassingen die onze fabrieksmedewerkers helpen in hun werk. Ik heb niet de illusie dat wij binnen tien jaar volledige assemblagelijnen hebben draaien waar geen mensenhanden meer aan te pas komen. We werken wel veel met cobots, dat zijn “collaboratieve” robots die relatief eenvoudige handelingen doen, zoals het in- en uitnemen van onderdelen in persmachines. De medewerker hoeft zich dan alleen nog toe te leggen op de kwaliteitscontrole. Hij blijft baas van de robot en bepaalt zelf wat hij al dan niet aan de robot wil uitbesteden.’
Hoe gaat u om met big data? Hoe waak je ervoor dat dat uitgroeit tot doel op zich?
‘Dat is een terecht punt, data zijn hooguit een middel tot en kunnen nooit een doel op zich zijn. Daar passen we wel voor op. In onze nieuwe lakstraat doen we veel met data-analyse, en met deep learning. Daar komt best veel uit, maar vooralsnog moet ik constateren dat we het meeste al wisten. Maar data-analytics wordt voor ons in de toekomst een steeds belangrijker instrument.’
Wat zijn op dit moment de speerpunten van DAF Trucks op het gebied van digitalisering? ‘We zijn nu druk met het verder optimaliseren van bestelprocessen, om tot een beter voorraadbeheer te kunnen komen. Zo kunnen we beter voorspellen wanneer we welke onderdelen nodig hebben, en hoeven we dus minder onderdelen op voorraad te hebben. Een ander speerpunt is de inzet van technologie voor kwaliteitsverbetering, zoals image recognition, waarmee we eerder en beter kleine beschadigingen aan de wagens kunnen detecteren. Dan gaat het niet om flinke krassen, maar om kleine beschadigingen in de lak. Daarnaast werken we hard aan digitale mogelijkheden op het gebied van onderhoud, we kunnen grote winst boeken als we het aantal ongeplande stilstanden van machines kunnen terugdringen.’
Het aantal mogelijkheden van technologie is tegenwoordig oneindig. Hoe maakt u de juiste keuzes met betrekking tot welke technologie DAF Trucks in de digitale transitie in gaat zetten?
‘Het is inderdaad best moeilijk om door de bomen het bos te blijven zien. We beginnen dan toch “bovenaan”, met het rijtje kpi’s vanuit SQDC, dus safety, quality, delivery en cost. Veiligheid en kwaliteit staan bij ons altijd voorop. Maar we worstelen eerlijk gezegd wel met al die technologische, digitale mogelijkheden. We gaan nou eenmaal niet zomaar tien projecten starten. Daar hebben we de capaciteit en het budget niet voor. We moeten dus kiezen. Ook op dit punt werken we nauw samen met PACCAR, om over en weer van elkaars ervaringen te leren.’
Wat betekent de digitale transformatie voor u en de mensen op uw afdeling?
‘De buitenwereld verwacht van onze afdeling dat we continu met fantastische ideeën komen. De sky is toch de limit? De Hollywood- factor, zoals ik het noem, is dus best hoog. Dat zorgt wel voor enige druk. Maar ik houd de collega’s voor dat ze wel realistisch moeten blijven waar het gaat om toepassingen van AI en robotica. Het is echt niet zo dat machines hier alles gaan overnemen. Feit is wel dat het ontzettend leuk is om hiermee bezig te zijn. De mensen op mijn afdeling, veelal jonge collega’s, komen continu met nieuwe ideeën. Ik laat ze die dan zelf pitchen op de werkvloer in de fabriek, dat is leerzaam en ook goed voor hun persoonlijke ontwikkeling. Het is goed dat wij niet continu in een ivoren toren allemaal slimme dingen zitten uit te vinden, maar dat we geregeld met collega’s op de werkvloer en met klanten praten om heel praktisch ideeën en technologie te toetsen.’
Moeten de medewerkers in de fabrieken flink omscholen, naarmate er meer technologie wordt geïntroduceerd?
‘Sommigen wel en niet iedereen trekt dat. We hebben laatst onze lakstraat vernieuwd, de vorige was al 35 jaar in bedrijf. Daar werkten nog spuiters die al decennia gewend waren met de hand de cabines te spuiten. De overgang naar werken met een high-end spuitinstallatie was voor een deel van hen te veel. Die mensen hebben we gelukkig elders binnen het bedrijf kunnen plaatsen. Anderen zijn wel met succes omgeschoold tot operator, zij weten goed om te gaan met de software.’
Welke lessen hebt u getrokken uit zaken die minder goed gingen?
‘Allereerst moet je het gewoon toegeven als projecten niet gaan zoals je dat zou willen. Bij onze Amerikaanse collega’s is dat nog wel eens moeilijk, die zijn dat totaal niet gewend. Maar je kunt fouten beter hardop toegeven, is mijn overtuiging, zodat je er samen van kunt leren. Daarnaast leren we van allerlei dingen. Zo bedachten we ooit dat het handig zou zijn als we beeldschermen zouden ophangen op de werkvloer met daarop allerlei instructies over veiligheid et cetera. Maar de monteurs keken nauwelijks op die schermen, omdat het niet interactief was. Ze konden zelf niets invoeren. Dus dat bloedde snel dood.’
Is medewerkertevredenheid, naast klanttevredenheid, voor u een belangrijk aspect?
‘Uiteraard. Met die tevredenheid zit het wel goed. De meeste medewerkers hebben ongelooflijk veel passie voor onze trucks. Mensen die met pensioen gaan, zijn hier vaak al op hun 18e begonnen. Ze willen de wagens voortdurend beter maken, vereenzelvigen zich met iedere DAF-truck die ze op de weg passeren. Als ze hier de deur achter zich dichttrekken, gaan ze vaak dezelfde dag nog door naar het DAF Museum, twee kilometer verderop. Om te vragen of ze vrijwilliger mogen worden. Nou, die vrijwilligerspool is inmiddels enorm groot.’
Gepubliceerd in Management Scope 07 2019