Estafette Jan Post – Rob Westerhof
04-02-2005
Trots voor Philips blijft altijd bestaan. Dat is duidelijk te merken in het gesprek tussen PSV-voorzitter Rob Westerhof en Jan Post, die in december afscheid nam als algemeen directeur van het Rode Kruis. De heren kennen elkaar uit hun Philipstijd, waar ze onder leiding van bestuursvoorzitter Jan Timmer de reorganisatie ‘Centurion’ doorvoerden. Westerhof vanuit verschillende internationale functies en Post als directeur van Philips Electronics Nederland. Dit was een mooie leerschool die Post goed kon gebruiken bij het reorganiseren van het Rode Kruis. De vrijwillige hulporganisatie was namelijk niet bepaald efficiënt ingericht en transparantie was ver te zoeken.
“Daarom hebben ze mij vijf jaar geleden gevraagd als voorzitter.” De dag na het interview neemt Post afscheid van het Rode Kruis: “Ik heb gister mijn laatste werkdag gehad en zit nu in een heerlijke vrije periode. ”Als de ramp in Azië eerder had plaatsgevonden of als hij geen goede opvolger had gehad, was Post zo een paar maanden of langer aangebleven. “Ik was onherroepelijk pas weggegaan als dat had gekund, maar ik heb het volste vertrouwen in mijn opvolger, Kees Bredeveld. Op zijn eerste werkdag vloog hij naar het rampgebied om te kijken wat er nodig was. Het is een prettig gevoel een goed ingewerkte opvolger te hebben, hij zat al acht jaar in het bestuur. Maar ik heb natuurlijk wel direct met kantoor gebeld. Al onze mensen van de tracing-afdeling, gespecialiseerd in het opsporen van vermisten, waren toen al vertokken. Zo snel gaat dat dus. In principe wordt bij dergelijke rampen alles gecoördineerd vanuit Genève.”
Hoe werkt de samenwerking van het Rode Kruis in de wereld als er een ramp gebeurt?
“Wat er gebeurt: zodra de ramp zich voltrekt, gaat de alarmbel in Genève. Er zit een rampenhulpverleningsclub die acuut mensen naar de plek des onheils stuurt om de schade op te nemen. Binnen twee uur zijn de lokale mensen al ter plekke. Het eerste etmaal is er altijd lokale ondersteuning: politie, brandweer, artsen, Rode Kruis. Daarna heb je al die tentenkampen en noodziekenhuizen nodig. Genève brengt dan een zogenaamd appeal uit. Er is bijvoorbeeld veertig miljoen euro nodig en deze lijst goederen is noodzakelijk. Als Rode Kruis Nederland schrijven we dan zowel financieel als inhoudelijk in op verschillende appeals. En we zijn natuurlijk gespecialiseerd. Zo zijn de Duitsers goed in het opzetten van noodziekenhuizen, de Noren in psychologische nazorg, zijn wij meesters in het opzetten van keukens en tenten om kinderen en bejaarden op te vangen. We zijn ook gespecialiseerd in het zogenaamde tracing. We hebben systemen om familieleden op te sporen. Het Rode Kruis is vrij flexibel georganiseerd, maar kent veel discipline. De rampenpoot doet het heel goed. Gelukkig is het Rode Kruis in Indonesië zelf ook heel groot en goed georganiseerd. Die hulp kwam direct op gang.”
Hoe is de relatie van het Nederlandse Rode Kruis met de moederorganisatie in Zwitserland?
“We hebben grote invloed in Genève. Ondermeer via prinses Margriet. Al 42 jaar doet zij, buiten het oog van de camera, nationaal en internationaal werk. Ik ben dol op haar. Op haar achttiende fietste Margriet reeds van Soestdijk naar de afdeling Amersfoort, waar ze in een verpleegkundige rol meehielp. De laatste acht jaar was ze wereldwijd voorzitter van de ‘standingcommission’. Het Rode Kruis bestaat uit drie poten. De Zwitserse oorlogspoot, die door de neutrale opstelling zaken kon doen met Saddam Hoessein en Bush tegelijk. De tweede is de organisatie van de 187 landen die redelijk zelfstandig hun werk doen. En de laatste federatie, een internationale club die zich bezighoudt met internationale rampen en grote ontwikkelingsprojecten. Daar overheen fungeert dan die ‘standingcommission’.”
Als landen in oorlog zijn, wat is dan de positie van het Rode Kruis?
“Onze positie is heel bijzonder. Het Rode Kruis is wereldwijd verantwoordelijk voor het naleven van het zogenaamde humanitaire oorlogsrecht, een deel van het internationaal recht dat de regels voorschrijft voor strijdende partijen. Aan welke regels moeten militairen zich houden, waar mogen ze wel of niet op schieten. Ze mogen verder geen clusterbommen gebruiken, geen kindsoldaten inzetten, geen landmijnen gebruiken waar burgers leven. Het Rode Kruis is de enige organisatie die krijgsgevangenen mag en moet bezoeken. In tijden van oorlog is het Rode Kruis de eerste die tussen de strijdende partijen staat. Ik was nog geen drie maanden in dienst toen we afreisden naar Pristina in Kosovo. Ik sloot contracten af met het moslimdeel in de moskee en dan stak ik de straat over om met het kerkbestuur voor het christelijke deel afspraken te maken. Als Philipsman kom je overal binnen maar ik zal nooit vergeten hoe enlighted ik me voelde toen ik die straat overstak. 140 jaar neutraliteit geeft je een enorme power. Zo´n Rode Kruis-brand dáar kun je zoveel mee doen.”
Vrijwilligers van het Koninklijk Huis. Is dat exclusief voor Nederland?
“Nee, je ziet dat adel in de hele wereld voorop loopt met vrijwilligerswerk. Je ziet dat dat in ons land is gevolgd door de Stork-vrouwen, de Philips-vrouwen, de Van Heecke-vrouwen, die hielpen de Rode Kruisboodschap te verspreiden. Mevrouw Van Riemsdijk, de oudste zuster van Frits Philips, inmiddels 98 jaar, is een pionier van het Nederlandse Rode Kruis geweest. Ook nu nog is de familie Philips-Van Riemsdijk bestuurlijk actief. Je ziet de Philips-genen ook in het Rode Kruis terugkomen. Die mensen zijn absoluut uit het goede hout gesneden, daar ben ik apetrots op. Zo hebben we verschillende families die generaties lang betrokken zijn. Wij zijn actief op alle niveaus, van het koningshuis tot mensen zonder opleiding die werken in de haven. Iedereen kan een goede vrijwilliger voor ons zijn.”
Jouw werk was de organisatie van het Rode Kruis in Nederland professionaliseren. Veel liefdadigheidsorganisaties vinden het lastig om te laten zien wat ze doen met geld dat binnenkomt. Hoe gaat dat bij het Rode Kruis?
“Tot voor kort waren wij een zeer gesloten organisatie. We hebben ook laat geïnvesteerd in automatisering en in het professioneel professioneel runnen van de organisatie. Dat is één van de redenen waarom de verslaggeving niet voldoende transparant en accuraat was. Maar er is een hoop gebeurd en nog veel gaande. Sinds kort kun je ook lid worden van de Donateursvereniging, een soort consumentenbond die oordeelt over de kwaliteit en de betrouwbaarheid van goede doelen. Het is een initiatief van Esther Jacobs, die in der tijd bekend is geworden met Coins for Care. Verder heb je sinds een aantal jaar het Centraal Bureau Fondsenwerving, dat keurmerken afgeeft. Als je dat keurmerk krijgt, voldoe je aan een groot aantal eisen. Een van de dingen die het CBF voorschrijft, is dat je maximaal een kwart van de inkomsten die je door fondsenwerving genereert aan kosten mag spenderen. Wij zitten op het moment op twintig procent en de target ligt op 17 à 18 procent. Minder kan echt niet.”
Wat doen jullie verder om de transparantie te vergroten?
“We hebben een keurig jaarverslag. Wat ik heb ingevoerd, als oud-Philipsman, zijn de zogenaamde ‘barrelmeetings’. Dat heb ik van Jan Hommen (CFO Philips - red.) geleerd. Op maandelijkse basis nemen we op businessunit-niveau de kosten en dekkingen door. Daardoor geef je al veel transparantie in de groep. Een samenvatting hiervan willen we in het jaarverslag opnemen. Bovendien staat deze informatie op de website. Verder is de branchevereniging van de goede doelen, VFI, bezig paal en perk te stellen aan de vermogens van de goede doelen. Geld moet zo snel mogelijk worden uitgegeven. Als je eigen regio er geen project voor heeft, geef je het aan een andere regio of desnoods terug aan de gever, maar het geld moet rollen. Je mag wel een behoorlijke reserve aanhouden om de continuïteit van je organisatie te waarborgen. En verder hebben we nog te maken met de zogenaamde geoormerkte gelden. Er zijn families die ons aanzienlijke bedragen nalaten met duidelijke bestemmingen. Als je bijvoorbeeld van Dieren naar Arnhem rijdt - de streek waar ik ben opgegroeid - dan kom je langs het familiehotel De Valkenberg. Dat is ons door een rijke dame geschonken onder één conditie: tot in lengte van dagen moeten daar zestien koeien grazen. Het geld om dat soort dingen te realiseren, mag je op voorraad hebben en volgens bepaalde regels beleggen. Met dit soort extra regels komt het CBF binnenkort naar buiten.”
Waar komen de fondsen van het Rode Kruis vandaan?
“Voor het grootste deel uit de eigen leden. We hebben 700.000 leden en nog eens 250.000 donateurs. Vroeger betaalden de leden één keer per jaar hun contributie. Dat hebben we flink veranderd. Ik ben helemaal dol geworden op jonge dertigers. Die laptop-driven generatie, vrouwen voorop, hebben zich bekommerd om onze leden. Zij hebben alle leden aangeschreven met: ‘Als er nu eens meer problemen zijn, mogen we u dan bellen of schrijven voor meer geld?’. Een derde vond dat prima. Dus inmiddels groeit de geldstroom uit het bestaande ledenbestand enorm. De tweede belangrijke bron is de Postcodeloterij. Een derde de legaten. We krijgen zo´n tien tot vijftien miljoen euro jaarlijks aan nalatenschappen. En verder is nog steeds de overheid een belangrijke bron, al geeft die minder dan voorheen. Vooral wanneer er rampen zijn - we verwachten dat het aantal rampen dat te maken heeft met de grote dichtheid van de bevolking en met het broeikaseffect toeneemt - is de overheid een belangrijke financier.”
Twintig miljoen vrijwilligers Welke businessunits heeft het Rode Kruis?
“We hebben een aantal lijnunits: internationale hulp, hotels en dergelijke en ondersteuning van de vrijwilligers. We hebben drie hotels, een schip en binnenkort drie gezinsvervangende tehuizen voor kinderen die ongeneeslijk ziek zijn en geen thuis hebben. De derde unit is de ondersteuning van de 34.000 vrijwilligers in Nederland. Dan hebben we nog een aantal stafunits, zoals fondsenwerving en communicatie, accounting en financiën en personeelszaken. De professionele staf is de afgelopen paar jaar teruggebracht van 330 naar 275 fte’s in dit land en dan hebben we nog tachtig expatriates aan het werk in dertig voornamelijk ontwikkelingslanden. Onder de vaste medewerkers zijn veel vrouwen die drie dagen werken. Bij elkaar staan er zo´n 380 mensen op de loonlijst. Die ondersteunen dus 34.000 vrijwilligers. Als je al die vrijwilligersuren tegen tien euro per uur waardeert kom je aan zestig miljoen euro. Verder hebben we een werkbudget van zo´n vijftig miljoen euro, dus alles bij elkaar bestieren we in Nederland zo´n honderd miljoen euro. De wereldwijde geldstroom is ongeveer tien miljard euro. Dus het niveau van een flinke multinational. We hebben honderd miljoen leden-donateurs en twintig miljoen vrijwilligers, die minimaal drie uur per week voor ons actief zijn.”
Heb je voor het Rode Kruis een missie geformuleerd, zoals je in het bedrijfsleven doet?
“Ja, ik heb zelfs een speciaal boekenleggertje bij me. Dat soort dingen leer je ook bij Philips. Hierop staat onze missie en wat we doen. Onze ‘Centurion’ heet: ‘Focus op hulp’. Wij zijn op twee key-activiteiten actief: rampen, wereldwijd en in Nederland, en sociale hulp in de breedste zin. Wij zijn actief waar en wanneer professionele instellingen en overheid niet aan hulp toekomen.”
Moet er aan de interne organisatie ook nog wat veranderen?
“We zijn een organisatie - bijna gênant - met een gemiddelde leeftijd van de vrijwilligers van 53 jaar. Dat is tien jaar te hoog. Veel jongere vrouwen hebben een baan en komen niet aan vrijwilligerswerk toe. Daarom zijn we bezig met een interessant programma om jonge mensen, studenten voorop, een paar uur per week vrijwilliger te laten worden. Dat loopt als een trein. Die mensen komen niet onze gebouwtjes binnen, waar ze soms weer gillend weglopen door de vloerbedekking en de gordijnen uit de jaren zeventig. Dat Rode Kruis verdwijnt steeds meer. We zoeken contact via sms en internet. We hebben scooters voor jongeren die in de zomer als pizzakoeriers in de grote steden hulp gaan verlenen. Je zult nog wat meemaken met het Rode Kruis. Jongeren reageren daar heel goed op. Jouw en mijn kinderen zijn veel meer met zingeving bezig dan onze generatie. Overigens blijven we duizenden vrijwilligers tussen de vijftig en de zeventig jaar nodig hebben vanwege hun vaardigheden en levenservaring”
Wat voor eisen stel je aan mensen die voor het Rode Kruis kunnen werken?
“We hebben op het hoofdkantoor in Den Haag een internationaal team waar ook expats uit andere landen zitten. Als Philipsman voel ik me er thuis. Het Rode Kruis heeft mensen uit het bedrijfsleven nodig om extra expertise binnen te krijgen. Dat is de reden dat ik directeur werd. Ik ben vijf jaar een soort ‘ Jan Timmer’ van het Rode Kruis geweest. Vijf jaar ‘Focus op hulp’. Ik heb alles gedurfd en kon sneller werken dan gebruikelijk was omdat ik zo’n transformatie al een paar keer had gedaan. Onder andere als general manager van Philips Pakistan en als directievoorzitter van Philips Spanje en Nederland. De mensen met betaalde banen binnen het Rode Kruis, de directeur voorop, moeten een groot hart hebben. Ze moeten vrijwilligerswerk hebben gedaan. Dat mag ook bij de hockeyclub geweest zijn. Dat zijn vaak de doeners die anderen graag een handje helpen. Naast vrijwilligerservaring, moet je ook professionele vaardigheden hebben. Het kenmerk van vrijwilligers is dat ze verdomd lastig kunnen zijn. Het zijn mensen die vanuit een ideële overtuiging een deel van hun tijd aan het Rode Kruis geven. Ze verwachten dat de beroepskrachten dag en nacht voor ze klaar staan. Ik denk dat je bij PSV hetzelfde ziet, vrijwilligers verwachten dat ze van de betaalde krachten de nodige ondersteuning krijgen. De bestuurlijke vrijwilligers, zoals ook de de voorzitter van Eindhoven, moeten goed kunnen organiseren, veel mensenkennis hebben, kunnen communiceren en speechen en vooral een groot hart hebben. Anders houd je het werk niet vol.”
Lees ook:
> De topman ook eens doorgelicht
> Wat telt is vaak niet meetbaar
> Nieuwsgierig leiderschap
> Succesvol zijn verlangt goede nachtrust
> Board of directors Philips
> cv Rob Westerhof