Van Halderen, Niggebrugge en Koster: Liberalisering energiemarkt stopt bij de grens

Van Halderen, Niggebrugge en Koster: Liberalisering energiemarkt stopt bij de grens
Een internationale energiemarkt is er wel, maar de overheid zorgt ervoor dat buitenlandse energie net zo duur is als de Nederlandse. Er is dus nog geen sprake van een open markt.

Is er een Europese energiemarkt? Betalen bedrijven nu minder voor hun elektriciteit? Voor bedrijven als Nuon bestaat de internationale energiemarkt reeds, maar slechts weinig bedrijven hebben van die open markt de vruchten kunnen plukken. NS sloot in 1999 een importcontract voor stroom af met het Duitse PreussenElektra dat de helft van al het stroom van de vervoerder levert. Maar de vervoerder werd daar financieel niet beter van omdat de overheid de prijzen hoog houdt. Ludo van Halderen, CEO van energiebedrijf Nuon, Marcel Niggebrugge, CFO bij grootverbruiker NS Holding en Weero Koster, partner bij het advocatenkantoor Norton Rose en gespecialiseerd in energiezaken, spreken er over in een rondtafelgesprek.

“Op elke consument verdienen wij jaarlijks niet meer dan een paar tientjes”, zegt Van Halderen. “Deze winst verdwijnt als sneeuw voor de zon als een consument ons ook maar één keer belt of schrijft over iets wat volgens hem of haar niet helemaal goed zit. Zo’n reactie kost ons namelijk meer dan tien euro.”

Is er tien jaar na het opengaan van de Europese energiemarkt sprake van concurrentie? Van Halderen: “Bij de wat kleinere organisaties in de zakelijke markt die goed zijn voor bijna de helft van het verbruik maakt de openstelling wel degelijk verschil. Op die markt hebben de grote leveranciers als Nuon wel degelijk concurrentie ervaren. Vanaf 2002 zien we klanten die plotseling weglopen, die kiezen voor twee of drie leveranciers in plaats van één, of die een heel ander product willen. Kijk ik naar de prijs dan is deze in de periode 2000 tot 2005 gedaald met twintig tot dertig procent. Hoezo geen concurrentie? Voor de grote internationale concerns in ons land, die samen vijftien tot twintig procent van alle elektriciteit afnemen, maakt het niet veel verschil. Die hadden altijd al de mogelijkheid om internationaal tegen concurrerende prijzen in te kopen. Die zullen niet veel gemerkt hebben sinds 1998 de elektriciteitsmarkt feitelijk een open markt is.”

Ik ben benieuwd wat een klant van Nuon daarvan vindt. Marcel Niggebrugge van NS, heeft u de prijs van elektriciteit wel zien dalen? Niggebrugge: “In 2004 zijn de prijzen gelijk gebleven aan het voorgaande jaar. Nu zijn lagere prijzen overigens niet onze eerste zorg. Primair is dat de treinen blijven rijden. Daarom moeten we zeker weten dat er stroom wordt geleverd. We zouden overigens wel tegen lagere prijzen in het buitenland stroom kunnen inkopen, maar dan lopen we tegen Tennet aan, de Nederlandse Transmission System Operator (TSO) en beheerder van ons landelijke hoogspanningsnet. Deze operator verbindt alle regionale elektriciteitsnetten en het Europese net met elkaar. Tennet is voor honderd procent eigendom van de overheid en stelt zijn transportnet beschikbaar voor elektriciteitstransporten en voor buitenlands transport van elektriciteit. De beheerder van het net werkt samen met andere Europese TSO’s en roomt prijsverschillen bij de grens af. Daar komt het eigenlijk op neer.” Koster: “Er is inderdaad sprake van een beperkte interconnectiviteit tussen de Europese netten. Als we kijken naar de prijzen, dan is die voor elektriciteit opgebouwd uit een groot aantal componenten. Slechts een klein gedeelte daarvan kan door de commercieel werkende energieleveranciers worden beïnvloedt. Het grootste deel gaat naar de fiscus.” Van Halderen: “Voor de consumentenmarkt gaat dat ook op. Als de prijs voor 1 kWh 18.5 cent is, dan is 10 cent voor de fiscus, 3 cent is voor de bedrijven die netwerken exploiteren, 4 cent is beschikbaar voor bedrijven die de elektriciteit verdelen en dan blijft er nog 1,5 cent om het product in de markt te zetten. Vergeet die hele prijsconcurrentie voor consumenten dus maar. We produceren anno 2005 elektriciteit voor een prijs die zelfs iets lager is dan in 1992. De prijs voor de consument is in die tijd met gemiddeld tachtig procent omhoog gegaan als gevolg van belastingheffingen. Voor de industrie evenwel is de situatie anders. Die betaalt minder belasting, kan veel bewuster inkopen, kan bewuster kiezen voor een bepaald productportfolio en kan er bijvoorbeeld voor kiezen de prijzen gedurende langere tijd vast te zetten. Wie dat spel goed speelt kan uiteindelijk goedkoper uit zijn, omdat risico’s worden gemanaged. Dat geldt niet alleen voor grote bedrijven, maar ook voor kleinere bedrijven als ze met elkaar samenwerken en hun wensen bundelen tot een pakket dat voor leveranciers interessant is. Dat zie je steeds meer gebeuren. “

Nu hoor ik Niggebrugge net zeggen dat de prijzen dit jaar gelijk gebleven zijn. Wil dat zeggen dat de ruimte die er was nu zo ongeveer wel opgesoupeerd is? Van Halderen: ‘De energiemarkt is in Nederland aan de zakelijke kant inderdaad gestabiliseerd en er wordt geconcurreerd op kwaliteit in dienstverlening, niet zozeer op prijs. Wat ontbreekt is, zoals Marcel al aangaf, de internationale competitie.” Niggebrugge: “We kunnen niet echt de internationale markt op. Op Corus en Pechiney na zijn we de grootste afnemer van elektriciteit in Nederland, dus we hebben natuurlijk wel de inkoop van elektriciteit zo georganiseerd dat we over het af te nemen pakket goed met leveranciers kunnen onderhandelen.” Koster: “Onderschat dat niet. NS is een complexe klant, met maar liefst 170 afnamepunten. Overal moet er sprake zijn van gelijke netspanning terwijl er grote pieken zijn in de afname. Als een trein gaat rijden, stijgt het verbruik enorm.” Van Halderen: “Zonder direct met veren te willen strooien, denk ik dat de NS een voorbeeld is van een bedrijf dat goed heeft nagedacht over hoe een portfolio van elektriciteitsproducten zo samen te stellen dat het voor een leverancier interessant is en er dus sprake kan zijn van concurrentie. Laten we wel wezen, onze business is het dealen op de kolen-, olie- en CO2-markt. Aan de ene kant kopen we per jaar bijvoorbeeld twee miljoen ton kolen in uit vele landen en aan de andere kant handelen we met de klant die als hij dat wil bijvoorbeeld in zijn een positie gaan verwerven. We zijn bezig met verbindingen te realiseren naar Engeland en Noorwegen. Die landen komen er dus zoetjesaan ook bij. Het komt dus wel, de ontwikkeling gaat gestaag door, maar het gaat langzaam, ook omdat het openbreken van deze markt gepaard gaat met heel veel investeringen. In dit segment is internationale concurrentie niet zo makkelijk te organiseren.” Koster: “Mijn inschatting is dat het nog wel acht tot tien jaar kan duren. Overigens is het nog maar de vraag of een kabel naar Engeland of Noorwegen tot lagere prijzen zal leiden.” Niggebrugge: “Zes jaar, acht jaar, ik zet er toch mijn vraagtekens bij. In Nederland wordt stroom geproduceerd met onder meer dure aardgas als grondstof. In Frankrijk wordt stroom vele malen goedkoper en met aanzienlijk minder CO2 uitstoot opgewekt met kernenergie. Stel eens dat Europa in een keer opengaat, dan weet ik niet wat er met een bedrijf als Nuon gaat gebeuren. Ik zeg daarmee niet dat internationale concurrentie kansloos is, maar als Nederland wil concurreren met landen als Frankrijk en tegelijkertijd haar eigen productie zeker wil stellen, dan moeten er toch een aantal vragen beantwoord worden. Bijvoorbeeld: willen we volledig afhankelijk zijn van het buitenland waar veel goedkoper kan worden geproduceerd.” Koster: “In de Tweede Kamer wordt serieus over dit soort vragen nagedacht. Vanuit de zijde van de milieubeweging bestaat evenwel nog veel weerstand tegen stroom die wordt opgewekt met kernenergie.” Van Halderen: “In Nederland bestaat de hypocriete situatie dat we in eigen land stroom opwekken met schone aardgas, dat we kernelektriciteit importeren uit Frankrijk en stroom binnenlaten uit Duitsland dat met zeer milieubelastende bruinkolen is geproduceerd. We zeggen dan ook tegen minister Brinkhorst dat we het fantastisch vinden om naar een open markt toe te gaan, maar dat er dan wel sprake van enig evenwicht moet zijn. Als wij ons openstellen, en andere landen als Duitsland, Frankrijk en Scandinavië protectionistisch blijven dan draagt dat niet bij tot de ontwikkeling van de Nederlandse energiesector. Wij zijn als Nuon bijvoorbeeld een groot voorstander van duurzame energie, maar wil je een concurrerende positie opbouwen dan denken we niet dat je dat zonder kolen en kernenergie kunt doen.” Niggebrugge: “De hele situatie dwingt ons om in Nederland te opereren. Als grote afnemer zijn er voor ons mogelijkheden om goedkoper in te kopen, maar dan moet er wel een Europese markt zijn. Het zijn niet de Nuons en Essents die ons verhinderen om de Europese markt op te gaan.” Koster: “Toch ben ik optimistisch gestemd. Er komt bijvoorbeeld binnen een paar jaar meer capaciteit om te importeren.”

Wordt rol van de overheid nog dominanter nu de overheid de elektriciteitsnetten wil afscheiden van de energieproducerende bedrijven om ook zo de concurrentie op de energiemarkt te bevorderen? Koster: “Ik denk het wel. Bijkomend probleem voor leveranciers is dat in Nederland het beleid op dit terrein sterker wisselt dan in welk ander Europees land ook. Was Jorritsma volledig voorstander van privatisering, met een aantal tussenstops in de personen Heinsbroek en Wijn wordt nu een splitsing nagestreefd waarvan weer wordt gezegd dat de consumenten daarvan zouden kunnen profiteren via lagere tarieven. Ik zie het nog niet gebeuren. Een probleem dat nog wel even moet worden opgelost, is dat de netten in ons land in de meeste gevallen verkocht zijn aan Amerikaanse investeringsmaatschappijen. Ze worden door de energiebedrijven geleased. Splitsing heeft dus grote financiële consequenties. Desalniettemin, de wet voor de splitsing is klaar en wordt dit jaar door de Tweede Kamer behandeld. Interessant is overigens hier de vraag welke invloed deze splitsing heeft op de productie van duurzame energie. Die zou daar nog wel eens een negatief effect op kunnen hebben. De plannen om windmolens met een gezamenlijke capaciteit van 6000 MW neer te zetten, kunnen alleen maar rendabel zijn als er grote afnemers zijn. Als je de sector gaat splitsen dan zou daar wel eens weinig terecht van kunnen komen. Buitenlandse cliënten van mij zeggen dat het in Nederland tussen de netten en de energieproducerende bedrijven helemaal niet nodig is omdat ook andere stroomleveranciers zich in Nederland kunnen vestigen en toegang hebben tot de infrastructuur. In een land als Spanje is dat anders.” Van Halderen: “Ik kan me niet voorstellen dat Nederland op dit terrein zo ver vooruit wil lopen. Ik ga er dus vanuit dat er andere oplossingen komen.” Niggebrugge: “Als klant is het voor mij overigens helemaal niet helder hoe ik door zo’n splitsing een lagere energieprijs krijg. Dat heeft niemand mij nog kunnen uitleggen. De splitsing bij NS in trein en rails heeft ook niet geleid tot lagere prijzen voor de treinkaartjes.” Van Halderen: “Wij hebben altijd als standpunt naar buiten gebracht dat Nuon niet goed kan bedenken waarom dit goed voor de klant zou zijn. Het leidt tot meer coördinatie en daarom meer kosten. Het leidt niet tot verhoging van concurrentie omdat er netto minder spelers uit het buitenland op de markt zullen komen.”

De Nederlandse Spoorwegen hebben de nodige ervaring opgedaan wat betreft splitsen van functies. Wat kan de energiesector daarvan leren? Niggebrugge: “Je kunt organisaties wel splitsen, maar de afzonderlijke delen moeten daarna nog steeds met elkaar samenwerken. Bij de spoorwegen duurde het een tijdje voordat dat gebeurde. We zijn nu weer zover dat, na een periode die heeft geleid tot verwarring en inefficiëntie, we weer op een juiste manier met elkaar samenwerken. Dat wil nog niet zeggen dat we weer terug bij af zijn. We hebben focus gekregen, de organisatie is gedwongen te veranderen en we zijn ook gedwongen efficiënter te werken. Of ene energieleveranciers iets van ons kunnen leren, weet ik niet.” Van Halderen: “Als er commentaar is, kritiek is op ons functioneren, als er een probleem is met de toegang, het transport over het net, dan moeten we daar over spreken. Het netbedrijf is bij ons apart georganiseerd. Daar heb ik niets over te zeggen, het heeft zijn eigen besluitvorming, zijn eigen raad van commissarissen. Het is niet zo dat we na een eventuele splitsing een betere partner voor - zeg - de NS zouden kunnen zijn. We verdienen geld met het doen van goede voorstellen aan bedrijven, niet met het discussiëren over structuren.” Niggebrugge: “Er zijn inderdaad nog wel onderwerpen te bespreken. Zo is mij voorbeeld nog niet helemaal duidelijk hoe een energieleverancier handelt in situaties waarin bepaalde afnemers moeten worden afgeschakeld omdat er minder gebeurt er tijdens een calamiteit? Waar liggen de prioriteiten? Wanneer schakelen ze NS af? Ik denk dat men wel zo verstandig is om eerst een aantal anderen af te sluiten, maar zeker weten doe ik dat niet. Denk ik aan een Europese energiemarkt, dan stellen we het als grote afnemer op prijs als een deel van de productiecapaciteit in Nederland blijft. Grote landen zullen in geval van calamiteit toch denk ik eerst aan zichzelf denken.” Van Halderen: “Die volgorde wordt mede bepaald door het maatschappelijke belang. Eerste prioriteit is het beschikbaar houden van verbindingen met onder meer het buitenland. De systemen die daarvoor nodig zijn moeten altijd stroom houden. Wat je vervolgens moet afschakelen, Gelderland of toch maar Groningen, daarover wordt nu overlegd op ministeries en in provincies. Daar wordt geïnventariseerd wat het belang is van een maatschappelijke voorziening en daar komen uiteindelijk criteria voor afschakeling uit. Dat is niet iets wat techneuten van Nuon of Essent kunnen bedenken. In het verleden ging dat zeer technocratisch, maar daar is nu toch een democratische beslissingsproces te zien.” Koster: “Uiteindelijk beslist Tennet omdat men denkt dat wanneer de overheid achter een besluit staat er meer transparantie is en men zeker weet dat er goed wordt ingegrepen.”

Wat hadden we anders aan moeten pakken? Van Halderen: “Nederland had zich meer op de internationale concurrentie moeten richten. Tien jaar geleden hadden we nog 162 bedrijven, dat zijn er nu 9 en er zijn circa 10 nieuwe leveranciers toegetreden. Dat is eigenlijk te veel. We hebben een slag gemist om organisaties op te zetten die qua grootte internationaal kunnen meedraaien. We zijn teveel bezig geweest met het opzetten van structuren. Dat heeft geleid tot een zekere introversie. We hebben ons bijvoorbeeld niet zozeer beziggehouden met energiebesparing bij consumenten. Dat is grotendeels uit het zichtveld verdwenen. De echte agenda had moeten zijn: leveringszekerheid, voorzieningenzekerheid, energiebesparing, het versterken van de internationale infrastructuur, kernenergie, CO2, milieu, acceptatie van kolen. Dat zijn belangrijkere thema’s dan bijvoorbeeld splitsing. Besparingen in energieverbruik zijn bijvoorbeeld volledig ondergesneeuwd. In huishoudens kan tot dertig procent minder stroom worden verbruikt. Al die mooie platte tv’s, ze vreten energie, het zijn grote kachels. Met een kleine chip kan dat omgebouwd worden.”

facebook