Kansen en uitdagingen voor biotech
27-10-2021 | Interviewer: Saskia Laseur | Auteur: Ellis Bloembergen | Beeld: Maartje Geels
Een tomaat die vijf keer zoveel gezonde voedingsstoffen bevat als de huidige tomaat. Kweekvlees waarvoor we geen koeien meer hoeven te slachten. Landbouwgewassen die minimaal water nodig hebben. Maar ook de ontwikkeling van het coronavaccin en een toekomstig medicijn tegen kanker: Nederland telt momenteel zo’n 1.800 biotechbedrijven die gebruikmaken van complexe processen uit de natuur voor een beter, duurzamer en gezonder leven. Dankzij deze bedrijven, toonaangevende kennisinstellingen en investeerders beschikt Nederland over een sterke biotech-sector. Zo werd onlangs bekend dat acteur Leonardo DiCaprio in het Nederlandse kweekvleesbedrijf Mosa Meat investeert. Maar er liggen nog volop kansen, stelt Annemiek Verkamman, directeur van HollandBIO, de belangenvereniging van 250 biotechbedrijven.
Dat vindt ook Pieters Wolters, managing director van DSM Venturing. De corporate venture capital-tak van Koninklijke DSM participeert momenteel in zo’n 35 startende bedrijven, met name in de Verenigde Staten, Europa en Israël. Zo investeert DSM onder meer in Meatable, een Nederlandse koploper die bezig is met de verdere ontwikkeling van kweekvlees. Vanuit Boston, het kloppend hart van Amerikaanse startups in biotech, deelt hij zijn visie op de Nederlandse sector. Negen jaar geleden begon hij bij DSM, daarvoor leidde en adviseerde hij een groot aantal startups in met name de biomedische hoek.
Verkamman en Wolters ontmoetten elkaar eenmaal eerder. Dat was in 2019 toen het Grote Kantoor van DSM op de Biotech Campus in Delft officieel tot Nationaal Chemisch Erfgoed werd benoemd. Het rijksmonument – dat momenteel gerestaureerd wordt en als kantoorgebouw gaat fungeren – was de voormalige hoofdzetel van DSM. Meer dan 100 jaar vormde het gebouw een broedplaats voor expertise en innovatie op het gebied van fermentatie en biotechnologie in Nederland. In het Grote Kantoor was in dat jaar ook een expositie te zien over de rol van microben en biotechnologie in het oplossen van wereldwijde problemen. Een van de bezoekers was Saskia Laseur, managing partner bij advocatenkantoor Van Doorne. Sinds de jaren ’90 ziet zij – ook in haar praktijk – de vele mogelijkheden van biotechnologie. Nu verkent ze met Wolters en Verkamman de actuele ontwikkelingen in de sector.
Welke positie neemt Nederland in op het gebied van biotech?
Verkamman: ‘Boston is de internationale hotspot voor biotechnologie, maar Nederland heeft alles in zich om het Boston aan de Noordzee te worden. We beschikken over hoogstaande kennisinstellingen en innovatieve bedrijven. We zijn sterk in medische biotechnologie, maar blinken ook uit in fermentatie – het productieproces om met bacteriën, schimmels of gisten voedsel te transformeren. Nederland kent verschillende koplopers, denk aan aardappelveredelaar Solynta, biochemisch bedrijf Corbion en biofarmaceutisch bedrijf UniQure dat de eerste goedgekeurde gentherapie op zijn naam schreef. Mosa Meat en Meatable staan momenteel in de schijnwerpers omdat ze bezig zijn met de ontwikkeling van kweekvlees.’
Wolters: ‘Naast onze focus op voeding, gezondheid en bioscience, richten wij ons op startups die werken aan digitale oplossingen voor precisie en personalisatie. Binnen onze startup- portefeuille waren er enkele jaren geleden een of twee Nederlands. Nu zijn dat er meer. Innovatie door startups neemt dus toe in Nederland en ik vind dat we internationaal goed meedoen op biotech-gebied, ook al is Nederland een klein land. Op r&d-gebied is veel capaciteit en talent. Tot voor kort liep het nog niet altijd even lekker met opschalen. Daarom is het goed dat startups als Mosa Meat en Meatable nu financiële steun krijgen van corporate en financiële venture capital-investeerders om de productie van kweekvlees op te schalen.’
Hoe anders is innovatie in Amerika dan in Nederland?
Wolters: ‘In Nederland werd innovatie traditioneel vanuit grote bedrijven bedreven, terwijl in Amerika het vooral startups waren die voor innovatie zorgden. Die startups werden vervolgens opgekocht door grotere bedrijven. In Europa kan die beweging nog wat doorzetten, al is het de vraag of Europa cultureel deze soms wat ruwe vorm van kapitalisme in dezelfde mate als de VS kan en wil omarmen. Er gaat soms wel eens wat mis. Al vind ik dat op de enkele slechte appel in Europa soms te veel nadruk ligt, bijvoorbeeld het Theranos-verhaal (de frauduleuze startup die met een druppel bloed honderden ziekten zou kunnen detecteren, red.), want over het algemeen werkt het Amerikaanse systeem bijzonder goed voor innovatie.’
Waar liggen kansen om de Nederlandse biotechsector verder te helpen?
Verkamman: ‘Het lastigst is: hoe haal je kennis uit de universiteit en vertaal je die naar waardevolle producten? Het innovatiebeleid van Nederland is al 20 jaar bezig met valorisatie. Er zijn veel rapporten over verschenen. We hebben lang geprobeerd om de onderzoeker ondernemender te maken, maar dat is niet de oplossing. Mensen die goed zijn in fundamenteel onderzoek, kunnen vaak geen startup runnen. We zouden een betere infrastructuur moeten creëren waarbij het bedrijfsleven en onderzoekers elkaar vinden. Het is ontzettend belangrijk dat het wetenschappelijke brein betrokken blijft; daar ging soms tien jaar onderzoek aan vooraf. Zonder die input ga je het als bedrijf niet redden.
Ik geef toe dat het benutten van wetenschappelijke kennis in de praktijk niet alleen in Nederland moeizaam is. Ook elders in Europa en zelfs in Amerika wordt ermee geworsteld. Er zijn slechts enkele universiteiten zoals het MIT en Harvard, beide in Boston, die er wel sterk in zijn. Daarnaast is er vaak te weinig geld om een wetenschappelijk idee daadwerkelijk verder te ontwikkelen. De financiering verloopt vaak in kleine porties. Zo hangen biotechbedrijfjes aan een druppelinfuus.’
Wolters: ‘Startups gaan vaak met een eerste pot geld ambitieus aan de slag om een idee verder te ontwikkelen. Maar opschalen blijkt vervolgens lastig, zeker in de biotechnologie, want de opschalingsstappen verlopen in dit vakgebied niet lineair. Je hebt partijen nodig die het eerder hebben gedaan, die vaak het netwerk en de praktijkervaring hebben om op industriële schaal biotechnologie toe te passen. En vooral ook technici die bekend zijn met de processen. Ik denk dat hier ook het cultuurverschil met Angelsaksische landen een rol speelt. In Amerika zijn wetenschappers veel nauwer betrokken bij startups. Als een Amerikaanse topprofessor aan MIT niet ten minste een of twee startups heeft opgericht, heeft zij of hij toch iets uit te leggen.’
Hoe bereik je gedragsverandering binnen de samenleving, bijvoorbeeld bij het eten van kweekvlees?
Verkamman: ‘Het gaat nu vooral om bewustwording: consumenten informeren dat er wordt gewerkt aan de productie van gecultiveerd vlees. Het is nu vooral van belang om te laten zien welke alternatieven er zijn.’
Wolters: ‘Je moet een maatschappelijke discussie niet te vroeg, maar ook zeker niet te laat voeren. Ook is het belangrijk om zorgvuldig over duurzame producten te praten. Kweekvlees schrikt sommige mensen al af, je moet goed opletten dat er in de media geen verkeerd beeld wordt neergezet.’
Hoe zou de ideale rol van de overheid moeten zijn op het gebied van biotechnologie?
Verkamman: ‘Er is vooral veel winst te behalen rondom Europese regelgeving op het gebied van genetische modificatie, bijvoorbeeld van planten of micro-organismen. De overheid zou het beleid beter moeten afstemmen op wat de maatschappij wil en nodig heeft. We staan nog voor ongelooflijke uitdagingen. De coronapandemie lijken we onder controle te hebben dankzij de snelle komst van vaccins, nu zullen we – mede met hulp van biotechnologie – oplossingen moeten vinden voor een groeiende wereldbevolking, klimaatverandering, brandstoffen die opraken.
Het zou goed zijn als de overheid kaders schept waarbinnen het makkelijker is nieuwe producten met een lagere footprint te ontwikkelen. De huidige kaders voor genetisch gemodificeerde toepassingen zijn erg technologie-gebaseerd. Dat betekent dat wanneer je nieuwe technologieën gebruikt voor gerichte mutaties, je hoge drempels tegenkomt. Wat daarbij grappig is: de natuur muteert er voortdurend op los. Vanuit biologisch oogpunt is het dus heel onlogisch om naar de onderliggende technologie te kijken. Het gaat er uiteindelijk om wat ermee gebeurt. Het is voor Nederland ook economisch van belang om technologie te stimuleren. Natuurlijk staat veiligheid voorop en moet het proces zorgvuldig worden gecheckt. De regelgeving is alleen hopeloos verouderd. Dat heeft Europa inmiddels ook erkend, al zal het nog lang duren voordat die wordt aangepast.’
Wolters: ‘De overheid zou veel proactiever moeten inspelen op veelbelovende technologieën en vroegtijdig eigen kennis moeten binnenhalen, zodat men weet waar het over gaat. Daarbij moet de overheid af van de notie dat alle risico’s te vermijden zijn. We moeten de risico’s heel goed kennen en die vervolgens kunnen managen en minimaliseren. Ik vind het onaanvaardbaar dat bepaalde innovaties die we hard nodig hebben voor een duurzame wereld wellicht nooit op de markt komen. Dat helpt de wereld niet verder. We moeten uiteraard geen concessies doen aan veiligheid voor mens en milieu. Geen enkel bedrijf wil te kort door de bocht gaan.’
Verkamman: ‘De opportuniteitskosten van iets niet doen, worden nooit meegenomen. Neem plantenveredeling. Veredelaars willen graag een bepaalde variëteit hebben, bijvoorbeeld of planten met minder water kunnen of op zilte grond kunnen leven. Ze kijken nu met de modernste technologie of dat mogelijk is. Maar het verder ontwikkelen wordt tegengehouden door onze regelgeving. Dat is waanzin. We hebben de kennis om een Tesla te ontwikkelen, maar rijden nog steeds met paard en wagen. Ondertussen zit de rest van de wereld niet stil. Sommige Nederlandse biotechbedrijven besluiten naar het buitenland te vertrekken.’
Welk rol pakt Nederland hierbij?
Verkamman: ‘Nederland ziet het probleem al langer en is ook succesvol in het agenderen van het thema binnen de Europese Unie. Het zal echter nog jaren duren voordat er echt betere regelgeving is. Tegelijkertijd is er binnen de Nederlandse wetgeving ook ruimte voor verbetering. Sommige nationale wetten zijn strenger dan die Europa voorschrijft.’
Welke revolutionaire technologieën zijn daardoor buiten Europa ontwikkeld?
Verkamman: ‘In Japan zijn net genetisch gemodificeerde tomaten goedgekeurd, die gezonder zijn omdat ze vijf keer zoveel aminozuren bevatten. In Amerika zijn appels ontwikkeld die niet bruin worden. Ook zijn er gewassen ontwikkeld die bestand zijn tegen schimmels zodat je minder hoeft te spuiten. In Europa zijn dergelijke toepassingen ondenkbaar. Men begint er niet eens aan.’
Hoe verloopt het samenwerkingsproces met startups?
Wolters: ‘Voordat we investeren in een startup hebben we strategisch onderbouwd waarom we in deze partij willen investeren. Zo hebben we bijvoorbeeld een samenwerking met een onderdeel van DSM voor ogen. We nemen altijd een minderheidsparticipatie in een startup; we willen geen zeggenschap of controle. Dat klinkt misschien vreemd, maar we leggen de eindverantwoordelijkheid bij de startup. We zijn een strategische investeerder, maar wel op armlengte. We willen dus niet op de stoel van de bestuurder gaan zitten, maar willen wel een non-executive functie in de board. Onze mensen bij DSM Venturing hebben zoveel kennis en ervaring dat ze een ceo van een startup enorm vooruit kunnen helpen. Ze kunnen ook andere venture capital-investeerders aantrekken, zodat het management niet de hele tijd achter geld hoeft aan te rennen. Corporate venture capital is daarmee slim geld. Tegelijkertijd blijft het durfkapitaal. We calculeren in dat het bij een aantal startups in ons portfolio niet gaat zoals we vooraf hadden verwacht. Dat is onderdeel van het accepteren en vervolgens managen van risico’s.’
Wat zijn de lessen van de coronapandemie?
Wolters: ‘De pandemie heeft duidelijk gemaakt dat het ongelooflijk belangrijk is om basale technologieën te ontwikkelen, ook al weet je aan het begin wellicht nog niet precies waarvoor ze uiteindelijk allemaal gebruikt zullen worden. Neem de technologie om vaccins te ontwikkelen, die was al door drie startups – Crucell, BioNTech, Moderna – in vergaande mate ontwikkeld. Daarom hadden we zo snel een vaccin tegen COVID-19. Dat principe geldt breder. Het is van groot belang dat startups ruimte en financiële steun krijgen om zich bezig te houden met het ontwikkelen van basistechnologieën voor maatschappelijke uitdagingen die nu misschien nog niet nijpend zijn, maar op termijn wel. We kunnen in de toekomst geen tien miljard monden voeden als we doorgaan met de manier waarop we nu voedsel produceren en distribueren. Daar moeten we nu mee aan de slag.’
Verkamman: ‘De coronapandemie heeft vooral ook laten zien hoe snel geneesmiddelenbureaus EMA en de FDA kunnen acteren als de nood hoog is, zonder concessies te doen aan veiligheid. Je zou zeggen dat de huidige goedkeuringsprocessen ook wat sneller kunnen. Wat ik daarnaast mooi vind: de startups hadden de mRNA-technologie vooral bedoeld als vaccin tegen kanker. Door de coronapandemie is de ontwikkeling van deze technologie versneld. Er heeft dankzij de coronapandemie op zo’n grote schaal validatie plaatsgevonden, dat het ons dichter bij een medicijn tegen kanker heeft gebracht. En er zijn nog veel meer mogelijkheden.’
Speelt de biotechsector ook een rol bij het voorkomen van ziektes?
Verkamman: ‘Preventie is zeker belangrijk, maar het is ook lastig. Er zijn zoveel factoren die van invloed zijn op onze gezondheid. Niet alleen voeding, maar ook leefstijl en erfelijkheid spelen een rol. Maar we krijgen zo langzamerhand de algoritmes en kunstmatige intelligentie om betekenisvolle verbanden te leggen in de enorme hoeveelheid data.’
Wolters: ‘We kunnen steeds betere voorspellingen doen over het effect van nieuwe technologie, dus bijvoorbeeld wat het gezondheidseffect zal zijn van het eten van kweekvlees. Daar investeren we ook fors in. Met de gecombineerde kennis van startups én grote bedrijven, met ontwikkelingen als digitalisering, data-analyse en kunstmatige intelligentie, voorspellende waarden en machine learning staan we aan de vooravond van grote stappen op het gebied van gezondheid voor mens en dier.’
Dit dubbelinterview is gepubliceerd in Management Scope 09 2021.
Dit artikel is voor het laatst aangepast op 27-10-2021