Robert Eccles: 'ESG is in de VS volledig gepolitiseerd'
26-10-2022 | Interviewer: Jeroen Veldman | Auteur: Marike van Zanten | Beeld: Chantal Heijnen
Op 28 december 2020 bereikte Robert Eccles bij het gewichtheffen zijn persoonlijke record: een dead lift van 410 pond (ofwel 205 kilo). Die topprestatie bracht hem in de hoogste regionen van zijn leeftijds- en gewichtsklasse: 99,8 percentiel. ‘Dat is meer dan mijn IQ’, grapt hij. Toen Eccles begin 2020 in Nederland was voor een congres en interview op Business Universiteit Nyenrode, stond zijn record nog op 340 pond (170 kilo): hij moet het eerste coronajaar dus keihard getraind hebben.
Het indrukwekkende aantal extra kilo’s aan de halter is niet het enige dat er in ruim twee jaar tijd is veranderd, als we Eccles najaar 2022 opnieuw spreken. De Amerikaanse zwaargewicht op het gebied van duurzaam ondernemen, investeren en rapporteren heeft ook de context voor ESG (environment, social & governance) volledig zien veranderen, vooral in de tot op het bot verdeelde Verenigde Staten. Waar ESG-beleid voorheen hoopvol werd gezien als de panacee voor alle duurzaamheidskwalen voor ondernemingen en grote beleggers, wordt het concept in The States nu aangevallen door zowel links als rechts en is het verworden tot een politieke speelbal, aldus Eccles. ‘We are in a completely different world now.’
Wetenschap en praktijk
De oud-Harvard Business School-prof is een wereldwijd erkend expert op het gebied van ESG en integrated reporting. Momenteel is hij visiting professor management practice aan Saïd Business School, University of Oxford. Een studeerkamergeleerde is Eccles bepaald niet: hij verbindt wetenschap met de praktijk. Zo is hij adviseur van consultancyfirma BCG en voorzitter van de eerste sustainability expert advisory council van private equity-reus KKR. Ook was hij consultant voor Philip Morris International. Aan kritiek is Eccles gewend, als columnist van het Amerikaanse zakenblad Forbes. De hausse aan negatieve reacties op zijn op LinkedIn geposte artikel over waarom bedrijven de International Sustainability Standards Board zouden moeten steunen (eerder verschenen in Harvard Business Review) had hij echter niet voorzien. ‘Trollen smeten met vitriool, een vriend heeft me laten zien hoe ik ze kon blokkeren.’
Topologie van de haat
Het bracht de aan MIT opgeleide wiskundige tot een ‘topologie van de haat’ voor ESG, waarin hij vier verzamelingen (en een subset) in de topologische ruimte onderscheidt: de Sustainability Taliban, de Flat Earthers, de Advocates, de Pragmatists en de subset van de Opportunists. Respectievelijk te typeren als (in onze eigen woorden): de duurzaamheidsfundamentalisten, de klimaatcrisisontkenners, de ESG-gelovigen, de greenwashers en de pragmatici, die zoeken naar een redelijk alternatief als antwoord op de polarisering. Eccles zelf valt naar eigen zeggen in de laatste categorie en positioneert zich daarmee in het verhitte ESG-debat als een overtuigd duurzaamheidspragmaticus. Het gesprek met hem vormt een opmaat voor de prestigieuze Piet Sanders-lezing – genoemd naar de eminente ondernemingsrechtadvocaat – van Erasmus Universiteit Rotterdam, die Eccles dit jaar voor zijn rekening neemt.
Kunt u uw topologie van de haat voor ESG nog wat verder toelichten? Hoe staan de verschillende entiteiten tegenover elkaar?
‘Allereerst de Sustainability Taliban: dat zijn de puristen in het duurzaamheidsdebat. Ze haten de term ESG, omdat ze vinden dat partijen door middel van ESG alleen maar bezig zijn met geld verdienen en niet met het verbeteren van de wereld. De duurzaamheidsinspanningen van bedrijven en beleggers gaan hen nooit ver genoeg: ze willen altijd meer, meer, meer en schreeuwen om overheidsingrijpen. Hun motivatie gaat gepaard met een groot ego en vurige retoriek.
Dan de Flat Earthers. Die haten de term ESG net zo intens, maar vanuit een diametraal tegengestelde visie. De Flat Earthers houden ook van stevige retoriek en zijn juist van mening dat bedrijven en ondernemingen door het sturen op ESG mínder geld zullen verdienen: de druk om duurzamer te opereren bedreigt volgens hen de winstgevendheid, zal het Amerikaanse bedrijfsleven kapotmaken en banen kosten. De Flat Earthers geloven niet in klimaatverandering, stellen dat die niet door de mens veroorzaakt is of denken dat de vrije markt en technologische innovatie het wel zullen oplossen. In de Verenigde Staten hebben de Flat Earthers het begrip ESG inmiddels volledig gepolitiseerd in hun poging stemmen weg te halen bij de Democraten. Voormalig vicepresident Mike Pence omschreef ESG onlangs als een slinkse strategie van links om buiten het kieshokje wokeness, linkse waarden en een radicale agenda voor milieu- en sociale verandering erdoor te drukken, als een aanval op ‘echte’, patriottische Amerikanen.’
Welke andere groepen zijn in deze topologische ruimte te vinden?
‘Allereerst de Sustainability Advocates: zij geloven heilig in ESG en stakeholder capitalism. Je vindt ze in het bedrijfsleven en de beleggingsgemeenschap, bij de zakelijk dienstverleners, de ngo’s en de gewone burgers. Hun intentie is goed, maar hun claims kunnen te ver gaan: ze presenteren ESG naïef als een silver bullet. Ze beweren dat je als bedrijf en belegger met ESG zelfs méér geld kunt verdienen dan zonder en tegelijkertijd de wereld kunt verbeteren. Zónder ESG goed te definiëren, hun claims feitelijk te onderbouwen en de kloof tussen droom en daad in de praktijk te overbruggen. Daarmee spelen ze de kritiek van zowel de Sustainability Talibans als de Flat Earthers in de kaart. De Advocates kennen ook een subklasse: de Opportunists. Die zijn behendig meegelift op de zeitgeist en hebben ESG omarmd als een welkome marketingtool om hun merkreputatie een boost te geven. En dan heb je dus nog de Pragmatists, waartoe ik mezelf reken.’
Voor we daar verder op ingaan: wat betekent deze verdeeldheid voor het klimaat- en duurzaamheidsbeleid in Amerika?
‘De rode staten (in de VS staat rood niet voor links, maar juist voor Republikeins, rechts, red.) vallen vooral de grote beleggers aan op hun ESG-beleid. Zo heeft de staat Texas onlangs een wet aangenomen die lokale overheden verbiedt om zaken te doen met vermogensbeheerders die ‘onvriendelijk’ tegenover fossiele bedrijven staan – wat dat ook betekent. Zij zien ESG als een oorlog tegen de Amerikaanse energiesector. Mike Pence stelde bijvoorbeeld ook dat de drie milieuspecialisten in de board van ExxonMobil – daar geplaatst door de activistische aandeelhouder Engine No. 1 –het olie- en gasbedrijf van binnenuit ondermijnen, terwijl het alle drie ervaren bestuurders zijn in de olie- en gassector. Ervaring die, verrassend genoeg, tot nu toe ontbrak in die board. Daarnaast zijn de aandelenkoers en verwachte cashflow van het bedrijf nog nooit zo hoog geweest! Dat laat zien dat de anti-ESG campagne gebaseerd is op politiek, en niet op feiten.
Een ander voorbeeld van de anti-ESG-lobby is de kruistocht tegen het voorstel dat Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven over hun klimaatbeleid moeten gaan rapporteren van de SEC (de Securities and Exchange Commission, de Amerikaanse toezichthouder van de effectenbeurzen, red.). De tegenstand komt van zowel de Taliban als de Flat Earthers. Voor die eersten is het nog lang niet genoeg, terwijl de anderen juist helemaal geen klimaatrapportages willen, en ongetwijfeld doorprocederen tot aan de Supreme Court.’
Welke invloed heeft deze haatcampagne op het ESG-beleid van bedrijven? Ziet u de mindset in de boardrooms erdoor veranderen?
‘Het verhitte ESG-debat zorgt misschien voor onzekerheid in de bestuurskamers: is ESG nog steeds een goede zaak of niet? Maar ik denk niet dat bedrijven hierdoor ineens hun klimaatinspanningen zullen terugschroeven, of stoppen met de rapportage over hun CO2-emissies. Misschien heeft het debat zelfs een positief effect: het tegengaan van greenwashing door het bewustzijn bij boards dat het bij duurzaamheidsbeleid niet gaat om de publicatie van een glossy verslag met mooie plaatjes van een blauwe lucht, helder water, spelende kinderen en mensen uit allerlei culturen, maar om daadwerkelijke langetermijnwaardecreatie.
Momenteel zijn echter niet bedrijven, maar de grote beleggers het belangrijkste doelwit van de Taliban en de Flat Earthers. Ze stellen dat bijvoorbeeld pensioenfondsen niet voldoen aan hun fiduciaire plicht om de hun toevertrouwde gelden zo goed mogelijk te beheren: als ze stoppen met investeringen in fossiele energie (zoals het Nederlandse pensioenfonds ABP, red.) dan zou dat ten koste gaan van het rendement en dus de hoogte van de pensioenen. Terwijl je natuurlijk ook kunt stellen dat je je juist níet aan je fiduciaire plicht houdt als je zwaar investeert in de olie- en gasindustrie, omdat dat risico’s met zich meebrengt die het toekomstig rendement ernstig kunnen bedreigen.’
Welke rol kan een pragmatische benadering spelen het gepolariseerde ESG-debat?
‘De kern van het debat is het verschil tussen enkelvoudige en dubbele materialiteit. Bij het eerste gaat het om materiële klimaatrisico’s die de waarde van de onderneming negatief kunnen beïnvloeden, bij het tweede draait het om materiële negatieve effecten van de ondernemingsactiviteiten op de externe omgeving. De Sustainability Taliban vinden dat ondernemingen moeten gaan rapporteren over die externe impact, over dubbele materialiteit. De Flat Earthers zien dat als politiek gevoed milieuactivisme met het doel om bedrijven kapot te maken. Ze verzetten zich ertegen en willen niet verdergaan dan rapportage over enkelvoudige materialiteit. Als Democraat heb ik samen met Republikein Dan Crowley een stuk geschreven waarin we een pragmatische oplossing voorstellen waarin beide kampen zich kunnen vinden. Daarin zeggen we: ga terug naar de basis, laat bedrijven gewoon rapporteren over risico’s die aandeelhouders materieel vinden, al of niet klimaat-gerelateerd. Als je door die pragmatische bril bijvoorbeeld naar de olie- en gasindustrie kijkt, dan zie je dat ExxonMobil op materiële kwesties een stuk beter scoort dan elektrische-autofabrikant Tesla, dat een puinhoop maakt van de sociale dimensie van verantwoord ondernemerschap. Je moet het met gezond verstand en feitelijk benaderen, niet vanuit ideologie en emotie.
De komende maanden gaan Dan en ik een soort campagne voeren. We gaan langs bij brancheorganisaties, de staf van senatoren en ceo’s om de common ground te verkennen: waar kunnen we het over eens zijn? Daarbij moeten we niet de term ESG gebruiken, want dan wordt iedereen boos. Laat die term maar gewoon vallen, drop it! Het zou ook effectiever zijn om klimaatverandering anders te framen en in plaats daarvan woorden te gebruiken als energiezekerheid, werkgelegenheid en levensstandaard. Er moet een nieuw, pragmatisch narratief in het publieke domein ontstaan.’
U bent bij private-equityfirma KKR voorzitter van de adviesraad voor duurzaamheid. Welke rol speelt de raad?
‘Private equity-investeerders kunnen in mijn ogen een leidende rol spelen bij verduurzaming, juist omdat ze primair kijken naar waardecreatie en controle hebben over de asset. Als sustainability expert advisory council van KKR fungeren we als zowel constructieve adviseurs als critici. De samenstelling is zeer divers. Van workforce tot data en klimaat, we hebben goede groep die ene rijkdom aan ervaring brengt. Onze taak is met onze individuele perspectieven de board van KKR de issues vanuit een 360-graden-standpunt te laten bekijken: waarom doe je dit wel of niet, heb je hieraan gedacht? De board van KKR heeft altijf opengestaan voor ons externe perspectief en is bereid te luisteren als er een ongemakkelijke boodschap is. Ik vind dat goed, ze kijken intuïtief naar verschillende standpunten bij vaak lastige onderwerpen.’
U heeft ook tabaksfabrikant Philips Morris International (PMI) geadviseerd. Met wel praktijkdilemma’s werd u daarbij geconfronteerd?
‘PMI is openhartig over de externe impact die ze als bedrijf hebben: roken doodt mensen. Ze spreken hun ambitie uit voor een rookvrije toekomst, en zeggen dat ze met de juiste regelgeving en support uit de maatschappij een eind aan de verkoop van sigaretten in veel landen zien in 10 tot 15 jaar. Ze voeren een transformatie door om dat doel te bereiken door het ontwikkelen van rookvrije producten die minder schadelijk zijn dan de sigaretten die mensen anders zouden blijven roken, ze hebben de beloningscriteria eraan gekoppeld en geven inzicht in de voortgang in een geïntegreerd jaarverslag.
Cynici zeggen: ze hebben die mensen eerst verslaafd gemaakt aan sigaretten en nu verkopen ze hen gewoon een andere manier om aan hun nicotine te komen. Maar dan zeg ik: een miljard mensen rookt nog steeds sigaretten, weten jullie een andere manier om dat probleem op te lossen? Als de sector zelf zich niet daaraan committeert, zie ik het niet veranderen. En het is duidelijk dat uitsluiting door investeerders het probleem niet gaat oplossen. Plus: als een controversieel tabaksbedrijf zo’n transformatie kan doormaken, dan kunnen andere bedrijven het zéker. Er is trouwens wel een grens aan mijn betrokkenheid als adviseur, ja. Als PMI zich verbindt aan projecten die het einde betekenen van het streven naar een rookvrije toekomst, ben ik weg: bye, bye! Dan wil ik daar niet langer mijn naam aan verbinden.’
In Nederland heeft de rechter bepaald dat Shell de duurzaamheidsdoelstellingen moet aanscherpen. Wat vindt u daarvan?
‘Ik vind het fascinerend. De rechter heeft in feite gezegd: het beschermen van de kwaliteit van het leven is belangrijker dan als bedrijf waarde creëren voor de aandeelhouders. En als dat ten koste gaat van de winstgevendheid, is dat niet ónze zorg. Het is een interessant voorbeeld van hoe wet- en regelgeving en rechtspraak kunnen worden ingezet om bedrijven te vertellen dat ze verantwoordelijk zijn voor de impact op de externe omgeving en wat ze wel en niet moeten doen op het gebied van verduurzaming. Dat roept ook de vraag op of we het vennootschapsrecht fundamenteel moeten heroverwegen, om recht te doen aan de veranderende rol van de onderneming in de maatschappij en ontwikkelingen als stakeholderkapitalisme en langetermijnwaardecreatie. Ik vond het trouwens wel ironisch dat de gerechtelijke uitspraak Shell betrof, omdat dat bedrijf sneller gaat in de transformatie naar nieuwe energie dan bijvoorbeeld ExxonMobil.’
Tot slot: hoe moeten bestuurders van bedrijven zich volgens u opstellen in het duurzaamheidsdebat?
‘Wees moedig, stel je niet langer op als een lafaard. Spreek de Sustainability Taliban aan: je verwacht te veel van ons als bedrijf, we doen wat we kunnen. Spreek ook de Flat Earthers aan: we laten ons niet leiden door een woke agenda, maar door waardecreatie. Schets de businesscase: geef aan dat je door de duurzaamheidsinspanningen als bedrijf in staat bent om millennials te boeien en binden en daardoor beter te presteren. Richt je op slechts vier of vijf zaken en durf te zeggen: we kunnen het niet iedereen naar de zin maken, als het je niet bevalt is dat jóuw probleem.’ Samengevat: ‘Speak up!’
Interview door Jeroen Veldman, associate professor Corporate Governance en lid van het Nyenrode Corporate Governance Institute (NCGI). Gepubliceerd in Management Scope 09 2022.
Dit artikel is voor het laatst aangepast op 26-10-2022