Dit zijn de echte obstakels bij verduurzaming
Bedrijven experimenteren volop met verduurzaming, maar ondanks goede intenties ontbreekt het veelal aan fundamentele stappen voorwaarts. Welke hefbomen kunnen ervoor zorgen dat de duurzame transitie echt in gang wordt gezet? Over die vraag buigen zich twee economen en een politicoloog voor De Raad van Management Scope. Sandra Phlippen is hoofdeconoom van ABN Amro. Rick van der Ploeg is hoogleraar economie aan de Universiteit van Oxford en aan de Universiteit van Amsterdam. De politicoloog in het gezelschap, Frank Biermann, is hoogleraar global sustainability governance aan de Universiteit Utrecht. Gespreksleider Marc-Jan Reumers, managing partner Benelux bij strategisch advieskantoor Kearney, wil hun advies over best practices om bedrijven wél (en snel) in de goede richting te laten bewegen.
1. Stop met het subsidiëren van fossiel
Phlippen: ‘Dat is echt stap nul, nog voordat je het gaat hebben over CO2-beprijzing. Als de overheid fossiel niet meer subsidieert, zullen bepaalde economische activiteiten die niet toekomstbestendig zijn failliet gaan. Dat heeft als bijkomend voordeel dat er zo mensen beschikbaar komen die aan de slag kunnen waar het wél nodig is, bijvoorbeeld in de energietransitie.’
Van der Ploeg: ‘De impliciete en directe subsidies op fossiel bedragen wereldwijd zo’n 7 procent van het bbp. Ook in Nederland gaat het om miljarden euro’s. De grootste vervuilers worden ontzien door onder andere kortingen op de energiebelasting en vrijstelling van accijnzen op kerosine. Het is dus een no-brainer om daarmee te beginnen. Je hoeft daarvoor dus niet eens beleid uit te voeren. De overheid moet simpelweg geen gehoor geven aan de sirenes van de lobbyisten.’
Biermann: ‘Zowel bij het afschaffen van subsidies als bij CO2-beprijzing is het wel essentieel om altijd de belangen van de armste mensen mee te nemen. De protesten van de “gele hesjes” tegen stijgende brandstofprijzen in Frankrijk hadden in eerste instantie alles te maken met het feit dat vooral de lage inkomens erdoor werden geraakt. Mensen die zich geen woning in Parijs kunnen permitteren, waren gedwongen om voor hun werk met de auto Parijs in te rijden. De hogere energieprijzen werden dus niet geaccepteerd. Zo zullen mensen ook nooit accepteren dat vliegverkeer wordt beperkt door het te beprijzen, terwijl er tegelijk een groep mensen is die nog steeds in private jets continu de wereld over reist. Hetzelfde speelt op internationaal niveau. De “gele hesjes” op de klimaatconferentie in Sharm-el-Sheikh waren India en Afrika die terecht zeiden: zonder compensatie doen wij niet mee.’
Phlippen: ‘Die morele rechtvaardigheid moet je inderdaad in ogenschouw nemen. Zo is het principe van “de vervuiler betaalt” mede problematisch omdat CO2-beprijzing doordruppelt in het boodschappenmandje van de consument en met name degenen met weinig inkomen en spaargeld treft, zelfs als je dat probeert te omzeilen door het in de vorm van een dividend terug te storten op hun bankrekening. Als CO2-beprijzing door het electoraat niet wordt geaccepteerd, moeten overheden overigens wel in staat worden gesteld in hoge mate groene schulden te creëren. Nu wordt vaak geargumenteerd dat je toekomstige generaties niet mag belasten met die extra schulden, omdat zij het probleem immers niet hebben veroorzaakt. Toch denk ik dat die toekomstige generaties liever een groene overheidsschuld hebben dan een nog veel grotere klimaatschade dan nu al het geval is.’
Van der Ploeg: ‘Het concept van “de vervuiler betaalt” vind ik bovendien gevaarlijk omdat het daardoor een melkkoe dreigt te worden. Het is niet de bedoeling om geld binnen te harken, maar om de prikkel te gaan voelen om fundamentele verandering in gang te zetten. Andere ingrepen zijn daarvoor beter geschikt.’
2. Creëer positieve kantelpunten
Van der Ploeg: ‘Ik zou willen dat de regering negatieve kantelpunten – zoals een onomkeerbare opwarming van de oceanen – probeert te vermijden door juist positieve kantelpunten in werking te zetten. Ten eerste op het gebied van technologie. Bij elke verdubbeling van het aantal zonnepanelen dalen de kosten met 30 procent. Voor elke verdubbeling van het aantal windmolens of het aantal batterijen in gebruik, dalen de kosten van een volgende windmolen met 20 tot 40 procent. De overheid moet als launching customer voorbeeldprojecten beginnen, zodat de kosten dalen en er op de markt een acceleratie van de verlaging van kosten plaatsvindt. Daarnaast zijn er politieke kantelpunten nodig. Het is nu nog duur en weinig efficiënt om een stad of wijk van het gas te halen en op warmtepompen te zetten, maar we moeten het toch doen. Op de lange termijn dalen de kosten en wordt het voor lokale politici interessant om ook in actie te komen. Ten slotte is er nog het Greta Thunberg-kantelpunt. Als jij je buurman groen ziet doen, zorgt het social peer-effect ervoor dat je ook groener wordt. Er moet kortom een door de overheid aangejaagde big push op technologisch, sociaal, politiek en psychologisch gebied plaatsvinden om van het negatieve evenwicht waar we nu in zitten naar een positief evenwicht te komen.’
Biermann: ‘Een rechtvaardige transitie in subsidies en technologie kan ook zo’n kantelpunt zijn. Zo gaat een vereniging voor zonne-energie in India pleiten voor de tijdelijke inzet van steenkolen, omdat ze nu niet voldoende capaciteit hebben voor de uitbreiding naar solar energy en zonder kolen niet snel genoeg vooruitgang in de energievoorziening van arme mensen boeken. Als ze de benodigde financiële en technologische steun krijgen van overheden in rijke westerse landen, kan dat een beslissend omslagpunt zijn. Het bedrijfsleven in het Westen kan daar vervolgens wel op inspelen. Er ligt daar echt een rol voor bedrijven om actief de schouders eronder te steken, bijvoorbeeld via brancheorganisaties met ondersteuning van aandeelhouders en commissarissen. Als heel India en Afrika in zonne-energie gaan, is dat een grote en snelgroeiende markt.’
Phlippen: ‘De honderden miljarden die in de Verenigde Staten naar groene subsidies gaan, kunnen ook bijdragen aan de kentering. Toch is er in Europa vooral commentaar op het protectionisme en wat het voor ons bedrijfsleven betekent. Vanuit wereldwijd perspectief is het van het allergrootste belang dat we technologisch een reuzesprong vooruit maken. Wat dit met de concurrentiepositie van de Europese industrie doet, is een belang van de tweede orde: als we de draai niet maken kost het namelijk ook enorm veel economische groei die de industrie pijn gaat doen. Het is veel belangrijker dat die technologie überhaupt beschikbaar komt. Ik ben overigens ook positief over de Europese Carbon Border Adjustment Mechanism. Die CO2-grensbelasting zorgt voor behoud van het level playing field tussen landen en prikkelt multinationals uit andere landen om CO2 te reduceren als ze de Europese markt willen betreden omdat hun producten anders te duur worden. Heel veel multinationals gebruiken de Europese wet- en regelgeving en standaardisering als norm, omdat ze hun producten dan in één keer uit kunnen rollen in de rest van de wereld. De uitstralingseffecten kunnen dus heel groot zijn. Ook dat is positief.’
3. Staar je niet blind op ESG. De capex moet in de goede richting bewegen
Van der Ploeg: ‘De kapitaalstock van veel bedrijven is vrij vuil en carbonintensief. Daarom moet je bedrijven afrekenen op wat ze zelf – dus zonder overheidsgeld – investeren in nieuwe, groene activiteiten. Mijn vraag aan ceo’s zou daarom zijn: welk deel van je capex is groen? Als je echt de omslag wil maken, moet het percentage van je nieuwe capex niet twee of tien procent zijn, maar 90 tot 100 procent. We weten nu niet of dat het geval is, want het is verdomd moeilijk om dat uit data of jaarverslagen te peuteren. Er moet dus betere rapportering op bedrijfsniveau komen, want meten is weten. Nu hebben we rondom dat meten is weten een heel ESG-circuit opgebouwd, maar dat is quatsch. Bedrijven met de beste ESG-scores hebben vaak ook de hoogste emissies. Het voelt goed en het is mooi meegenomen dat beleggers een lager rendement accepteren als er een ESG-label op zit, maar eigenlijk houden bedrijven zichzelf en beleggers voor de gek. ESG-labels zijn vaag; een groene capex kun je gewoon meten. Daar kan niet mee geknoeid worden.’
Phlippen: ‘Ik onderschrijf dat ESG bijna een rookgordijn is om goed uit de verf te komen, maar komt dat niet vooral omdat de E, S en G er samen in zitten? Als je de E van environmental isoleert, kun je CO2-uitstoot of -reductie wel hard aantonen.’
Van der Ploeg: ‘Dat bevestigt alleen maar dat je je niet blind moet staren op ESG. In meerdere studies is inmiddels aangetoond dat er geen enkele correlatie is tussen de ESG-doelen en de emissies van bedrijven.’
Phlippen: ‘Aandeelhouders spelen een cruciale rol bij het verduurzamen. Nu is het zo dat steeds meer aandeelhouders eerst hun winst maximaliseren. Vervolgens besteden ze een deel van die winst aan hun maatschappelijk mandaat, zoals een ngo. Die gebruikt het zo verkregen geld om bij een overheid te lobbyen voor wet- en regelgeving, zodat alle bedrijven zich met behoud van een level playing field aan die nieuwe regels gaan houden. Dat level playing field is uiteraard belangrijk, omdat je als onderneming in een concurrerende markt maar zeer beperkt voor de muziek kunt uitlopen. Toch is er een snellere en meer doelmatige manier om hetzelfde effect te sorteren, blijkt uit baanbrekend onderzoek van de economen Oliver Hart en Luigi Zingales uit 2017. Dat alternatief is dat je winst niet eerst maximaliseert, maar bij voorbaat een lagere winst voor lief neemt vanwege dat maatschappelijk rendement. Dit betekent in de praktijk namelijk dat aandeelhouders ervoor zorgen dat bedrijven vervuilende economische activiteiten niet eens starten. Dat kost hen rendement zolang er geen juiste CO2-prijs is, maar doordat de aandeelhouder dit als zijn maatschappelijk mandaat accepteert, verliest het bedrijf geen concurrentiepositie. Daarmee bereik je, zo blijkt uit hun onderzoek, dat bij productiebeslissing in bedrijven de sterk vervuilende activiteiten afnemen en het groene percentage van de Capex groeit, terwijl het level playing field toch behouden blijft. De omweg via de ngo’s heb je dan dus niet nodig. Je zou met name van overheden en pensioenfondsen verwachten dat ze niet duwen op winstmaximalisatie, maar bij onze eigen staatsdeelnemingen en ook een deel van de pensioenfondsen gebeurt dat dus niet.’
4. Realiseer je hoe diep de crisis is
Gespreksleider Reumers: ‘U benoemt vooral hefbomen waarbij de overheid een grote rol heeft. Hoe krijgen we het bedrijfsleven zelf, dus zonder tussenkomst van de overheid, in beweging?’
Biermann: ‘Bewustwording speelt daarbij een rol. Dat we echt in een diepe planetaire crisis zitten, is blijkbaar nog niet doorgedrongen tot de mensen in het bedrijfsleven die de beslissingen nemen. De 20ste eeuw is voorbij. We beginnen nu echt aan de 21ste eeuw en die eist een fundamenteel ander handelen van zowel overheid als bedrijfsleven. Zo is er een sterke trend naar minder of geen vlees eten. Wat gaat dat betekenen voor al die takken van het bedrijfsleven die iets met vlees doen? Wat betekent de klimaatverandering voor verzekeraars? Kun je nog hypotheken verlenen als iemand een huis buiten de dijken of laag liggend aan de kust in Florida bouwt? Grote veranderingen voor de business context zijn ook maatschappelijke trends zoals de degrowth-beweging en de doelgerichte en redelijk succesvolle lobby van maatschappelijke actoren tegen grote vervuilers; maar een van de grootste uitdagingen zijn misschien wel de stranded assets. De kolenmijnen die nu nog in bezit zijn van bedrijven mogen ze niet meer allemaal gebruiken. Veel van de olievelden zullen nooit meer worden geëxploiteerd. De waarde daarvan zal dus niet meer stijgen en ergens in de toekomst wordt het verval van die waarde heel groot. Dat heeft niet alleen een enorme impact op de bedrijven die het betreft, maar ook op de financiële wereld. Denk aan banken en verzekeraars.’
Van der Ploeg: ‘Als je de totale reserves van olie- en gasvelden en steenkool afzet tegen het CO2-budget dat er de komende jaren mag worden uitgestoten, gaat het om een factor 8 keer te veel. Dus óf die bedrijven zijn straks bankroet óf het milieubeleid is totaal ongeloofwaardig. En wat erger is: er worden jaarlijks nog miljarden geïnvesteerd – ook door onze pensioenfondsen – aan nieuwe exploitaties. Dat is niet toekomstbestendig. Als je door blijft investeren in de technologie van het verleden in plaats van in de technologie van de toekomst, snijd je jezelf alleen maar in de vingers. Je moet niet langer in toekomstige stranded assets willen investeren, zoals we ook niet willen investeren in wapens of kinderarbeid. Het is goed om bij dit soort vragen de wetenschap te betrekken. Wetenschappers komen graag langs om bestuurders, commissarissen en aandeelhouders gedegen te informeren.’
5. Stop de tegenwerking
Reumers: ‘Hoe kunnen bestuurders van bedrijven – als ze dat al willen – de overheid helpen om deze richting te kiezen?’
Biermann: ‘Door er niet tegen te lobbyen. Daar begint het mee.’
Phlippen: ‘Als het voor ondernemers echt duidelijk is dat ze in 2030 CO2-neutraal moeten zijn om hun marktaandeel te behouden of te vergroten, gaan ze als een speer – ook omdat het bij henzelf en binnen hun organisaties meer energie losmaakt om onderdeel te zijn van zo’n positief kantelpunt dan maatregelen almaar zitten tegen te houden en je te verdedigen. Het probleem is dat er nog steeds ambivalentie boven de markt hangt: gaan we die kant op of toch niet?’
Reumers: ‘Wie moet die duidelijkheid creëren?’
Biermann: ‘Rutte in zijn torentje. Net als tijdens de COVID-periode moet hij in een stemmig zwart pak aan het volk vertellen dat er echt iets gaat veranderen. Hoewel de overheid tijdens COVID heel sturend is opgetreden, tot en met een lockdown, was de sociale acceptatie redelijk groot. Om de duurzame transitie voor elkaar te krijgen, ook vanuit financieel-economisch oogpunt, hebben we nu een stevig en ingrijpend klimaatbeleid nodig. Harde maatregelen zijn nu net zo onontkoombaar als tijdens de pandemie.’
Dit artikel is gepubliceerd in Management Scope 02 2023.
Dit artikel is voor het laatst aangepast op 07-02-2023