‘Ieder voor zich’ staat verduurzaming in de weg

‘Ieder voor zich’ staat verduurzaming in de weg
De gebouwde omgeving in Nederland is nog lang niet ‘Paris proof’. Miljoenen woningen, bedrijfs- en utiliteitsgebouwen moeten de komende decennia fors onder handen worden genomen – met alle praktische en financiële gevolgen van dien. Deze rondetafel draait om de vraag hoe complex het dossier ‘verduurzaming gebouwde omgeving’ nu precies is. Het lijkt vooral te ontbreken aan krachtenbundeling en regie: ‘De kracht zit in het collectief.’

Deze rondetafel van Management Scope wordt gehouden in Noordergasfabriek in Amsterdam- Noord. Hier is het hoofdkantoor van ‘woningverduurzamer’ evoyo. Op deze historische plek werd ooit gas gewonnen uit steenkolen. Nu doet de gastheer van deze middag, evoyo-ceo Joris Jonker, er alles aan om de oude gasfabriek klaar te maken voor een duurzame gas- en steenkoolloze toekomst. Jonker zit aan de rondetafel met Philip Blaauw, oprichter en ceo van gebouwverduurzamer INNAX, en Jeroen de Haas, voorzitter van de rvc van duurzaam energiebedrijf Groendus, lid van de industry board van APG, groene investeerder en in het verleden topman van energiebedrijf Eneco. Onder leiding van Arjan Vos, partner bij financieel-strategisch adviesbureau AXECO, gaan ze in gesprek over de verduurzaming van de gebouwde omgeving. 

Eerst even over deze prachtige plek. Hoe staat het met de verduurzaming van dit pand van ruim een eeuw oud?
Jonker: ‘Het is inderdaad een prachtige plek, een prachtig kantoor, maar als je dit pand met een duurzame bril op bekijkt, is het afschuwelijk. Er moet heel veel aan gebeuren. Alleen al de ruimte waar we nu zitten: die is niet geventileerd. Als je aan de nieuwe eisen wil voldoen, zal dat wel moeten. Verder zullen al die historische vensters aangepakt moeten worden. Er moet overal isolatieglas in. Het is eigenlijk niet te doen.
Toch voel ik een enorme intrinsieke motivatie om juist dit pand te laten voldoen aan de eisen. Ik zou er graag een voorbeeldproject van willen maken.’

Kunt u mij vertellen hoe groot de opgave is voor de totale gebouwde omgeving in Nederland?
Blaauw: ‘Voor bedrijfspanden gaan we uit van 220 miljoen vierkante meter. Met een gemiddelde van 3.000 vierkante meter gebruiksoppervlak, kom je uit op zo’n 1,5 miljoen bedrijfs- en utiliteitsgebouwen.’
Jonker: ‘En daar komen zo’n acht miljoen woningen bij die voor 2050 moeten worden aangepakt. Wij gaan uit van een benodigd bedrag tussen de 25.000 en de 100.000 euro per woning. En dat maal acht miljoen. Een onderzoek van McKinsey naar de totale opgave in de Europese Unie gaat uit van een bedrag van 2,5 biljoen euro – een onvoorstelbare smak geld. En dan hebben we het alleen nog maar over het woningendeel.’

Is deze operatie haalbaar in de tijd die ervoor staat? Lukt het ons om in 2050 ‘Paris proof’, ofwel ‘klaar’ te zijn?
Blaauw: ‘Voor de tussenstap in 2030 ben ik het meest optimistisch. Het eerste deel is het makkelijkst. Daarin worden de installaties verduurzaamd, een relatief overzichtelijke klus waar je veel winst mee kunt pakken. De grootste problemen komen na 2030. Dan moeten gebouwen zélf aangepakt. Dat is aanmerkelijk complexer. Dat zijn soms diepgravende renovaties. Dat kan vaak alleen als het pand leeg is en dat betekent dat bedrijfsgebouwen voor langere tijd niet gebruikt kunnen worden. Alle scholen moeten dus eigenlijk tijdens de zomervakantie worden gerenoveerd. Dat lukt nooit. En voor de zorg heeft niemand een idee.
Het is na 2030 vooral hopen op doorbraken waardoor de vervolgstap makkelijker wordt. Installaties gaan over het algemeen 10 à 15 jaar mee. Als we nu voor 2030 alle installaties vervangen, betekent dat voor 2050 nog één vervangingsronde. Daar kunnen kansen liggen door die mogelijke doorbraken. En ook een diepe renovatie van panden biedt kansen. Als je een gebouw toch al leeg moet halen, kun je beter geen halve maatregelen nemen en in één keer doorstomen naar A triple plus.’

Wat zijn volgens u randvoorwaarden om dit proces te laten slagen?
De Haas: ‘Tot nu toe hoor ik vooral financiële en technologische aspecten als randvoorwaarden voor succes. Dat is terecht hoor, want die zijn wel degelijk cruciaal. Maar er zijn nog tal van andere randvoorwaarden die minstens even belangrijk zijn. Krijgen we het regulatoir voor elkaar, bijvoorbeeld. Hoe staat het met de regelgeving en is die faciliterend aan waar we met zijn allen heen willen? Ook belangrijk: is er gedragsbereidheid om iets te doen? Zijn we mentaal bereid te veranderen?
Omdat al die aspecten meetellen, is het heel moeilijk te voorspellen wat er in 30 jaar gaat gebeuren. Als de mental shift vandaag plaatsvindt, hebben we het over 10 jaar allemaal opgelost. Dat is mijn stellige overtuiging. Als we mentaal de knop omzetten, gaan de overheden reguleren, dan gaan klanten hun gedrag aanpassen, dan gaan investeerders overstag, dan komt er innovatie. Rond de corona-epidemie hebben we gezien wat een mentale omslag kan doen: in no time had de samenleving zich aangepast.’

Wat is de rol van de overheid bij het stimuleren van de mental shift die zo nodig is?
De Haas: ‘Ik zou onze overheid willen aanmoedigen meer te normeren. Tegen de Nederlandse samenleving zeggen: zo moet het en zo niet. Dat wordt soms even vergeten. Een mens is niet alleen een economisch wezen – ook een aandeelhouder of een directeur niet. Financiële instrumenten zijn belangrijk, maar als we alle noodzakelijke gedragsveranderingen daarmee willen bereiken gaan we failliet. Nog meer mensen in de topfuncties zullen zich uit moeten spreken, óók ceo’s.’
Blaauw: ‘Ik was te spreken over het pakket maatregelen van minister Rob Jetten voor Klimaat en Energie, maar de balans slaat inderdaad te veel door. Er wordt vooral geld weggegeven en er is totaal geen belastingdruk.’
Jonker: ‘In Duitsland heeft Klimaatminister Robert Habeck gezegd dat er vanaf 2025 geen gasketel meer verkocht mag worden zonder extra verduurzamingsmaatregelen. En omdat dat te weinig zoden aan de dijk bleek te zetten, heeft hij dat daarna ook nog eens een jaar naar voren gehaald, naar 2024. Je kunt in Duitsland over zes maanden dus geen nieuwe gasketel meer kopen. Tegelijkertijd zegt de Duitse overheid: stroom die gebruikt wordt voor de warmtepomp, krijg je voor de helft van de prijs. Daar gaat een grote stimulans vanuit.’
Blaauw: ‘Ik ben al 30 jaar bezig, maar ik zie het nog niet heel erg bewegen. Wat er nu gebeurt, is vooral nudging. Men krijgt her en der wat kleine impulsen om gedrag aan te passen. Van de overheid krijg je een label, van de bank krijg je een mailing over een groene hypotheek, je huurder begint vragen te stellen, je kinderen beginnen te morren…’

Laten we nog wat dieper naar de financiering en betaalbaarheid kijken. Mensen of organisaties met diepe zakken kunnen verduurzaming wel betalen. Maar hoe zit dat met de zorginstelling die krap in de middelen zit?
Blaauw: ‘Verduurzaming is geen kernactiviteit voor een school of een zorginstelling. Er is niemand die zich daar fulltime mee bezighoudt. Niemand die de regie neemt. Dat is echt een probleem.’
De Haas: ‘Er is zeer sterk behoefte aan meer collectief. De energietransitie is enorm geïndividualiseerd. Het is ieder voor zich. Dat maakt het ondenkbaar duur. Het is natuurlijk een beetje gek als in een straat alleen nummer 10 een warmtepomp krijgt. Dat kan veel efficiënter.’
Jonker: ‘Collectief kunnen en moeten we meer doen. Daar halen we nu ook al onze grootste successen, door samen met gemeenten hele wijken tegelijk aan te pakken en bij zoveel mogelijk panden een warmtepomp te installeren. Dat scheelt ook veel geld: de installatiekosten gaan zo flink omlaag. Nog belangrijker dan collectiviteit is de regiefunctie. Het ontbreekt aan regie. Iemand moet helpen met het maken van de juiste keuzes. Wat is de juiste techniek? Wat is het juiste moment? Wat is de juiste partij? Dat blijft te veel liggen nu.’

Zijn er slimme manieren om de transitie te financieren?
De Haas: ‘Laat er geen misverstand over bestaan: het geld is er gewoon. Dat komt ook grotendeels vanzelf vrij. Laten we een voorbeeld nemen aan de groei van de zonnepanelenmarkt. Die is in eerste instantie gefinancierd door mensen die de middelen hadden. Dat heeft een vliegwiel in werking gezet: de producten werden goedkoper. Banken gingen ermee aan de slag: ze kwamen met groene hypotheken. Straks zul je zien dat “niets doen” zal leiden tot flinke waardevermindering van een pand. Dat betekent dat mensen zullen moeten bijstorten als ze hun onroerend goed niet verduurzamen. De markt lost het zelf stap voor stap op. Bovendien zijn banken vanwege de scope 3-uitstoot – indirecte uitstoot door derden – steeds meer medeverantwoordelijk voor wat er bij hun klanten gebeurt. Zij moeten wel inzetten op duurzaamheid. En ik zie dat banken dat wel degelijk ook willen. Daar ontstaan businessmodellen en dus financieringsruimte, dat kan haast niet anders.’
Blaauw: ‘Daar heeft de EU slim op ingespeeld met de Sustainable Finance Disclosure Regulation. Banken moeten simpelweg hogere kapitaalreserves aanhouden als ze geen groene hypotheken aanbieden. Via de financiële sector cascadeert dat door in de samenleving. Ik denk ook niet dat financiering de bottleneck is van het probleem.’
Jonker: ‘Dat ben ik met jullie eens. Banken kunnen wel slimmer optreden. Banken zouden grotere stappen kunnen zetten. Ik heb tegenwoordig interessante discussies met enkele grote banken. Zij zouden wat mij betreft veel meer moeten aansturen op een regierol bij verduurzaming, hun klanten meer bij de hand kunnen nemen. Tegen een hypotheekhouder zou je moeten zeggen: we bieden je een totale renovatie aan, je hypotheek gaat met 50.000 euro omhoog, maar je maandlasten blijven gelijk. Of koop als bank zelf panden op, verduurzaam ze en zet ze pas dan weer op de markt. Wij zien hier mooie kansen voor gezamenlijk aanbod naar klanten toe, om de energietransitie te versnellen. Hier zijn we al volop mee bezig.’

Zijn er nieuwe businessmodellen die wat u betreft een positieve invloed hebben of kunnen hebben op de transitie?
Blaauw: ‘Ik denk dat we vooral veel kunnen verwachten van lease as a service. Vooral in de utiliteitsbouw kan as a service voor doorbraken zorgen.’
Jonker: Ja, het scheelt enorm als je verduurzaming grotendeels kunt uitbesteden. Klanten willen zich er ook niet in verdiepen, ze hebben er geen interesse in, geen verstand van. Ze willen helemaal geen nieuwe apparatuur, ze willen een oplossing. En die oplossing haal je niet bij een zonnepaneelbedrijf. Dat legt je dak namelijk het liefst helemaal vol met zonnepanelen. Wat je nodig hebt, is een regisseur die met je meekijkt wat je nodig hebt.’
Blaauw: ‘Een independent system integrator. Die heb je nodig.’
De Haas (loopt naar een whiteboard en schrijft daar ‘REDID’ op): ‘We hebben een integrale aanpak nodig, waarbij aandacht is voor alle thema’s tegelijk. Ik ga daarbij altijd uit van het begrip “REDID”: renewable, elektrificatie, decentraal, integratie en digitaal. Alleen als je alles tegelijk aanpakt, gaat het lukken. Je moet elektrificeren, je moet decentraliseren, je moet integreren en je moet digitaliseren. Dat kan de gemiddelde consument of zakelijke klant nooit alleen voor elkaar krijgen. Daarom zijn er businessmodellen die dit verpakken as a service nodig. Als klant heb je straks een app, waarin je de opties ziet. Dit betekent het als u overschakelt op een warmtepomp. Nu is elektriciteit duur, u kunt beter wachten tot morgen. Het wordt een soort informatieplatform, dat we in andere sectoren inmiddels zo goed kennen. De individuele burger, bedrijf of instelling hoeft zich niet bezig te houden met alle techniek daarachter. ‘
Jonker: ‘Producten zullen slimmer moeten worden. Meer plug and play. Ik zie installateurs vaak nog met dozen losse onderdelen rondsjouwen. Dat kan echt beter. Je kunt de helft van het werk in een magazijn doen.’
Blaauw: ‘Zet ook slim ai in. We zitten met grote tekorten aan ingenieurs, dus dan moet je slim zijn. Wij hebben geïnvesteerd in allerlei maatwerkadviezen en labels worden gemaakt met ai.’

Hoe ziet u dan de rol van de traditionele energiebedrijven?
De Haas: ‘Industrieterreinen zoals hier zullen over 10 jaar alleen nog maar zijn aangesloten op regionale of wijkgebonden collectieve systemen. Ik voorzie dat dit soort terreinen over een aantal jaren gewoon vrijgegeven wordt en dan mag iedereen zijn eigen net aanleggen. Energiebedrijven moeten mee in dit model. Als ze dat niet doen, zijn ze weg.
Het deel “achter de meter” hebben energiemaatschappijen altijd heel moeilijk gevonden. En het ís ook complex. Grote, centrale oplossingen passen vaak beter bij de cultuur, kennis en ervaring van de energiemaatschappijen. Maar ik zie echt wel initiatieven in de goede richting. Ook bij hen.”
Blaauw: ‘Daar zit inderdaad een risico voor energiebedrijven. Ze raken klanten kwijt omdat andere partijen – zoals INNAX of evoyo – ertussen gaan zitten. Die gaan bepalen wat en wanneer er ingekocht wordt. Energiebedrijven hebben dat nog niet helemaal in de gaten.’

Overheerst bij u het optimisme of het pessimisme?
De Haas: ‘Bij mij overheerst optimisme, al heeft dat ook deels met mijn levensinstelling te maken. Ik heb geen zin om somber door het leven te gaan. Dus ik geloof wel dat het goed komt. Vergeet niet: de mens is een sociaal wezen. Die wil niets liever dan zich aanpassen aan de rest. Als anderen gaan, ga ik ook. Dat is de crux: die mentale shift. Als de eerste stappen gemaakt zijn, gaan we allemaal mee. Daar ben ik van overtuigd.’
Blaauw: ‘De oplossing ligt inderdaad in het collectief. Als we dat in kunnen zetten, dan ben ik er redelijk optimistisch over. Hoewel. We hebben het nu alleen over Nederland, hè. India moet ook nog.’

Interview door Arjan Vos, partner bij AXECO. Dit artikel is gepubliceerd in Management Scope 06 2023.

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 27-06-2023

facebook