Mohammed Chahim over ‘koolstofgrensheffing’ CBAM

‘Dit is dé manier om de Europese industrie te behouden’

Mohammed Chahim in gesprek met Vincent Moolenaar

Mohammed Chahim over ‘koolstofgrensheffing’ CBAM
Europarlementariër Mohammed Chahim is een van de mensen achter de Europese Green Deal, de klimaatmaatregelen die Europa klaarmaken voor een groenere toekomst. Zijn handtekening staat onder het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), ’s werelds eerste ‘koolstofgrensheffing’ voor industrie die naar Europa exporteert. De heffing moet een stimulans vormen om in schone technologie te investeren én om de Europese industrie te beschermen. CBAM verkeert nu nog in de ‘oefenfase’. ‘Maar’, zegt Chahim, ‘het bedrijfsleven kan straks niet zeggen te zijn overvallen.’

‘Wat? Komt jouw vrouw ook uit Helmond?,’ vraagt Mohammed Chahim enthousiast aan Vincent Moolenaar, business director board & governance van Nyenrode Business Universiteit en voor Management Scope bezig aan een reeks artikelen over de impact van Europese klimaatwetgeving op het bedrijfsleven. De Brabantse industriestad blijkt deuren te openen. Chahim – hoewel geboren in Marokko – heeft zowat zijn hele leven in Helmond gewoond. Zijn vader en moeder werkten in Brabant als gastarbeider, zoals dat toentertijd heette, voor verschillende bedrijven. Zelf was hij er lang gemeenteraadslid namens de PvdA. Trots laat Chahim een boek zien, vers van de pers: Brexit, Brussel, Brabant. Ondertitel: Wat de EU van de Britten kan leren (en van de Helmonders). Het is geschreven door FD-journalist én mede-Helmonder Mathijs Schiffers. Hoofdpersonen zijn onder anderen Chahim en collega-Europarlementariër Toine Manders (momenteel CDA). Chahim: ‘Van een heel andere politieke kleur dan ik, maar óók een Helmonder. En even druk als ik. Helmonders onder elkaar. Af en toe steunen we elkaar, ook als onze partijen het niet met elkaar eens zijn. Er is dus sprake van een heuse Helmond-connectie in Brussel. Het is een komisch boek. Maar tegelijkertijd ook serieus: over hoe Helmonders dingen bereiken in Brussel.’ 

En ‘dingen bereiken’ gaat Chahim vrij goed af. Hij is aan een bliksemcarrière bezig: van gemeenteraadslid in Helmond, naar de nummer twee op de lijst van GroenLinks-PvdA bij de aanstaande Europese verkiezingen. De afgelopen jaren was Chahim al een van vicepresidenten van de Europese fractie van sociaaldemocratische partijen. En hij was dus een van de rapporteurs namens het Europees parlement om tot de nieuwe Green Deal-klimaatregelgeving te komen. Zijn specifieke portefeuille: CBAM, het Carbon Border Adjustment Mechanism, de Europese CO2-heffing voor ‘klimaatonvriendelijke import’, een regeling die een deel van het oude emissiehandelssysteem, namelijk de gratis emissierechten, uiteindelijk moet gaan vervangen en waar de hele Europese industrie mee te maken krijgt. CBAM wordt gefaseerd ingevoerd. ‘Ik kan niet zeggen dat CBAM mijn baby is, want ik ben niet de bedenker, maar ik heb me wel volop ingezet om de regeling te verbeteren, te finetunen en te maken tot wat die nu is. Het is echt een flinke puzzel geweest. Ik heb geprobeerd van CBAM een robuust instrument te maken dat voldoende ambitie heeft en dat voldoende sectoren betreft. Er ligt nu regelgeving die makkelijk kan worden uitgebreid naar andere sectoren de komende jaren, of die kan worden aangepast als bijvoorbeeld de geopolitieke situatie verandert.’

CBAM

Sinds 1 oktober 2023 is in de Europese Unie aan de Europese buitengrenzen het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) van kracht: een grensheffingsmechanisme ofwel CO2-heffing. Producten die van buiten Europa worden geïmporteerd, worden daardoor voortaan belast met een CO2-heffing. Bedrijven betalen voor de emissies die bij de productie vrijkomen, ongeacht waar deze plaatsvindt. CBAM is daarmee ’s werelds eerste CO2-heffing die over grenzen en continenten heen gaat. De verordening moet onder meer carbon leakage ofwel koolstoflekkage voorkomen, het fenomeen waarbij Europese bedrijven vanuit kostenoverwegingen hun productie naar landen verplaatsen met minder strenge milieuwetgeving. CBAM is onderdeel van het Europese klimaatmaatregelenpakket Fit for 55 en gaat op termijn de vrije uitstootrechten in het Europese emissiehandelssysteem ETS vervangen. CBAM wordt gefaseerd ingevoerd. Sinds oktober is er een rapportageplicht; pas vanaf 2026 wordt de CO2-heffing ook daadwerkelijk geïnd. Vooralsnog vallen zes CO2-intensieve sectoren onder de regelgeving: cement, staal, aluminium, kunstmest, elektriciteit en waterstof. In Nederland is de Nederlandse Emissieautoriteit de instantie die zich met CBAM bezighoudt.



CBAM zit nu in een testfase. Voorlopig hoeven bedrijven dus niet te betalen, maar moeten ze slechts rapporteren. Heeft u er enig zicht op hoe dat gaat?
‘Het systeem is up and running. Het loopt. Dat is mooi om te zien. Al zijn er natuurlijk ook nog wel wat kinderziektes. Ik krijg heel veel mailtjes van bedrijven die ergens tegenaan lopen. Dat is fijn, want dan kunnen we daarmee aan de slag. Ook hebben nog niet alle lidstaten een autoriteit opgezet die zich met CBAM moet bezighouden. Maar dat gaat allemaal komen. CBAM is om meerdere redenen een gamechanger.
Niet alleen omdat het de eerste koolstofgrensheffing ter wereld wordt, maar ook omdat dit op een gefaseerde manier gebeurt. De gratis emissierechten die de industrie nu nog krijgt om uit te stoten binnen het emissiehandelssysteem ETS, zullen langzaam maar zeker verdwijnen. De nieuwe CBAM-regels op hun beurt worden gefaseerd van kracht. Dat zorgt voor een bepaalde mate van voorspelbaarheid. Bedrijven weten daardoor waar ze de komende jaren aan toe zijn.
CBAM is sinds oktober van kracht, maar zit nu in de proefperiode, wat inderdaad betekent dat bedrijven nu verplicht moeten rapporteren, maar dat ze nog niet hoeven te betalen. Dat is iets voor de volgende fase. Ik vind het hele plan van aanpak van CBAM inspirerend. Een transitieperiode is denk ik heel goed voor een dergelijk, omvangrijk systeem. Wij gebruiken deze proefperiode van tweeënhalf jaar om alles te kalibreren, te dubbelchecken en ervoor te zorgen dat overheden en bedrijven precies snappen hoe alles werkt. Het bedrijfsleven kan straks niet zeggen te zijn overvallen door CBAM.’

Heeft u veel weerstand ervaren tegen CBAM, bijvoorbeeld vanuit het bedrijfsleven?
‘In eerste instantie heb ik juist heel veel steun gekregen van het bedrijfsleven. Pas toen men erachter kwam dat CBAM in de plaats zou komen van de vrije emissierechten, ging een aantal bedrijven zich achter de oren krabben. Er zijn sectoren die zoveel vrije emissierechten krijgen dat ze er flink geld mee verdienen. Dat is voor hen natuurlijk aantrekkelijk, maar tegelijkertijd onwenselijk omdat je daarmee niet het beoogde doel bereikt: beprijzing van de CO2-uitstoot in Europa. Veel bedrijven dachten aanvankelijk dat CBAM náást het ETS-systeem zou komen te staan en dat de grensheffing voornamelijk niet-Europese bedrijven zou treffen. Maar dat zou niet kunnen. Daar zou de Wereldhandelsorganisatie WTO nooit mee akkoord gaan.
Opvallend: de bedrijven die me uiteindelijk gesteund hebben, zijn met name bedrijven die al ver zijn met de vergroening, die koplopers zijn op het gebied van duurzaamheid. De achterblijvers hadden de grootste bezwaren. De koplopers zien in dat dit dé manier is om Europa te beschermen en de Europese industrie te behouden. Wij kunnen immers niet concurreren met goedkope energieprijzen in het buitenland. Het mag niet zo zijn dat we niet-Europese producten toelaten met een grote CO2-voetafdruk, zonder dat er betaald wordt voor die CO2-uitstoot. Beprijzing is dan ook logisch. Als je een Europese productiefaciliteit hebt, en je loopt voorop, dan is dit dé manier om oneigenlijke concurrentie buiten de deur te houden.’

Nu is ‘vestigingsbeleid’ een hot topic in Nederland en Europa. Bent u niet bang dat Europese bedrijven mede door dit soort strenge klimaatmaatregelen zullen kiezen voor een ander continent?
‘Dat denk ik niet. Ik geloof niet dat bedrijven vanwege CBAM sneller geneigd zijn om te verhuizen. Ze schieten er ook niets mee op. Als zij hun producten in Europa willen blijven verkopen, worden ze namelijk alsnog geconfronteerd met die CO2-heffing. Deze regelgeving zorgt er juist voor dat Europese bedrijven beter beschermd worden tegen oneerlijke concurrentie van buiten Europa.’

Een aantal landen, waaronder China en India, heeft bezwaar gemaakt bij de WTO tegen CBAM. Zij zien CBAM als een onwenselijke, protectionistische maatregel. Maakt u zich daar zorgen over?
‘Tja. Eerder was er al soortgelijk bezwaar vanwege de vrije emissierechten die bedrijven krijgen binnen het Europese emissiehandelssysteem. Dat zou volgens hen ook concurrentieverstorend zijn. Ik heb veel gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van niet-Europese landen over CBAM. Ik heb steeds uitgelegd dat dit systeem juist ook de eerdere bezwaren wegneemt over ETS, irritatie waar ze al jaren mee rondlopen. We hebben besproken dat het hun vrij staat om eveneens een CO2-beprijzingssysteem op te zetten. Ik zou daar erg voor zijn. Het zorgt voor klimaatwinst en voor een gelijk speelveld.
Maar daar heb ik bij gewaarschuwd: vergist u zich niet, beste vrienden, u heeft de afgelopen 15 jaar uw producten in Europa kunnen verkopen, terwijl onze producenten al een CO2-prijs betaalden. Wij hebben u al 15 jaar uitgezonderd, CBAM is de gelijktrekker. En dan nog iets: u bent altijd vrij om uw producten níet naar Europa te verschepen. Kijk, wij willen een schonere aarde. En de enige manier om er iets aan te doen, is te zeggen: uw vieze producten komen onze markt niet meer op. Is dat rechtvaardig? Ik vind van wel. En als zij vinden van niet – prima, dan zien we elkaar bij de WTO. Ik ben er 100 procent van overtuigd dat we die zaak gaan winnen.’

In hoeverre zijn andere landen en economische blokken bezig met soortgelijke wet- en regelgeving?
‘Overal zie je nu soortgelijke initiatieven ontstaan. Marokko, Turkije, Canada… Ook India en Brazilië denken na over een soortgelijk beprijzingssysteem. China heeft het onlangs geïntroduceerd. Laatst was ik op werkbezoek in Brazilië, op uitnodiging van de industrie ben ik naar een conferentie over CO2-beprijzing gegaan. Vooraf was ik enorm sceptisch, maar ik werd verrast: de bedrijven en hun koepelorganisaties daar wilden een vorm van CO2-beprijzing, zo bleek. Als de overheid het niet ging introduceren, zouden ze het vrijwillig doen. CO2-beprijzing is een prima manier om een concurrentievoordeel te kwantificeren. Het geeft je een voorsprong op bedrijven die minder geïnnoveerd hebben en die minder energie-efficiënt produceren. Mooi om te zien dat de industrie dat zelf ook inziet.’

Wat mij opvalt, is dat er veel sectoren al opgenomen zijn in CBAM – staal/ijzer, cement, kunstmest, aluminium, elektriciteit – maar dat een belangrijke sector als de chemie er nog geen deel van uitmaakt. Wat is daarvoor de reden?
‘We hebben er op een heel serieuze manier naar gekeken. Het is een vrij technisch verhaal dat erop neerkomt dat onze methodologie voor de chemie nog niet op orde is. We willen geen wetgeving maken die bedrijven dwingt om buiten Europa te gaan produceren. En dat is met name in de chemiesector nog een probleem, omdat de producten die dan onder CBAM moeten vallen goed gedefinieerd moeten worden. Doe je dat niet, dan kun je deze wetgeving makkelijk omzeilen. Dit is ook precies de reden dat we CBAM gefaseerd invoeren. We gebruiken iedere fase om daaruit lessen te trekken, en om bijvoorbeeld een juiste methodologie te ontwikkelen voor de chemiesector.’

Een transitieperiode is wellicht wenselijk voor bedrijven en voor wetgevers. Is het ook wenselijk voor het klimaat?
‘Daar heeft u een punt. Wat mij betreft zouden die tijdslijnen best iets korter mogen zijn. Ik heb me daar ook heel hard voor gemaakt in het Europees Parlement. Alleen hebben we te maken met de politieke werkelijkheid die een stuk conservatiever is, niet alleen in het parlement, maar ook in de lidstaten. Tegelijkertijd vermoed ik dat alle deadlines en uitfaseerdata straks niet zo heel relevant meer zijn. De ontwikkelingen in de wereld gaan snel. Met name in Azië wordt nu heel veel geïnvesteerd in groene technologie. En de Amerikanen hebben hoe je het wendt of keert met hun Inflation Reduction Act ook een impuls gegeven aan de vergroening. Alleen al vanwege die ontwikkelingen zullen Europese bedrijven versneld in actie moeten komen.’

Binnenkort zijn er Europese verkiezingen en het zou zomaar kunnen dat er straks een andere wind gaat waaien in het Europarlement. Met name de partijen aan de uiterst rechtse kant van het spectrum zijn weinig enthousiast over klimaatwetgeving. En juist zij lijken aan de winnende hand. Bent u daar bezorgd over?
‘Ik verwacht niet dat de regels zomaar worden teruggedraaid. Wetgeving terugdraaien is ontzettend complex, zeker als die zo robuust is als deze. Daar heb je de meerderheid van de lidstaten voor nodig en de meerderheid van het Europarlement. Ik verwacht niet dat de verkiezingen daar een grote invloed op hebben. Rechts heeft bovendien geen meerderheid zonder radicaal rechts. De liberalen, de christendemocraten én de sociaaldemocraten hebben Europa samen steeds een stap vooruit gebracht. Deze drie blokken staan in een pro-Europese traditie. Ik denk niet dat de liberalen en de christendemocraten zin hebben om samen te werken met partijen die uitgesproken anti-Europa zijn.’

U staat nummer twee op de lijst van GroenLinks-PvdA bij de komende Europese verkiezingen. Waar wilt u zich de komende jaren sterk voor maken?
‘Ik wil me sterk maken voor een solidair en duurzaam Europa, waarbij we vooral over onze landsgrenzen heen kijken. Een groot Europees land als Duitsland kan niet in zijn eentje concurreren tegen de Amerikanen of tegen de Chinezen. Waar haalt de Duitse auto-industrie straks zijn groene staal vandaan als we onze Europese staalindustrie niet vergroenen? Alles hangt samen. Het chemiecluster van pak ’m beet Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen en het Ruhrgebied moet je zien als één ecosysteem. Wij moeten er samen voor zorgen dat dat de grootste en belangrijkste chemiecluster van de wereld blijft maar ook verduurzaamt. We lopen op sommige terreinen gigantisch achter als het gaat om energietransitie. Kijk naar onze auto-industrie: zowel BYD als Tesla produceren ieder afzonderlijk meer elektrische auto’s per jaar dan alle Europese fabrikanten samen. Dat is een schokkende statistiek, vind ik.
We zullen de Europese waardeketens dus verder moeten versterken en verduurzamen. Daarvoor is Europees beleid nodig. Ik vind het belangrijk dat overheid en bedrijfsleven samen optrekken. Politiek en industrie moeten hand in hand gaan, samen naar de toekomst kijken om mijn kinderen op een leefbaar continent groot te laten worden. Het begint met een visie hoe het industrieel landschap er in Europa over 20 jaar uit moet zien. Hoe zorgen we voor een duurzaam industrieel beleid? Onder welke condities kunnen wij concurrerend en onderscheidend zijn? Dat zijn de essentiële vragen. Met het antwoord kunnen we gericht beleid voeren. We moeten samen slimme ecosystemen gaan bouwen. Daar zit de kracht in van Europa. Daar geloof ik in. De komende vijf jaar moeten we de tijd nemen om daarvoor een blauwdruk te maken en met Europa als mede-investeerder voor het bedrijfsleven.’

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 04 2024.

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 09-04-2024

facebook