FME-voorzitter Theo Henrar snakt naar een gelijk speelveld: ‘Het allerbelangrijkste’

FME-voorzitter Theo Henrar snakt naar een gelijk speelveld: ‘Het allerbelangrijkste’
FME-voorzitter Theo Henrar maakt zich zorgen over de Nederlandse en Europese industrie. Allereerst is er behoefte aan het ‘straktrekken van de lappendeken van uiteenlopende nationale wet- en regelgeving’ door middel van Europees industriebeleid. Dat is keihard nodig om internationaal te kunnen opboksen tegen de Verenigde Staten en China. ‘We hebben laten gebeuren dat technologieën zijn overgenomen door dat laatste land. We moeten niet langer naïef zijn.’

‘Aan alle kanten worden we voorbijgestreefd door China en de Verenigde Staten. En Europa dreigt de boot te missen’, zegt Theo Henrar. Henrar is voorman van FME, de ondernemersvereniging voor de technologische industrie in Nederland. Hij wijst op de dringende behoefte aan een sterker Europa en een duidelijk strategisch Europees industrie- en innovatiebeleid. Maar dan wel graag met regels die voor alle bedrijven – groot én klein – te behapstukken zijn. ‘Het moet niet zo zijn dat we er een enorme administratieve lastendruk bij krijgen’, zegt Henrar tegen Vincent Moolenaar, business director board & governance van Nyenrode Business Universiteit, die voor Management Scope werkt aan een reeks vraaggesprekken over de impact van Europese klimaatwetgeving op het bedrijfsleven. Henrar: ‘De tijd dat de wereld een global village was met allemaal aan elkaar gekoppelde supply chains is voorbij. We zien nu veel meer machtsblokken die proberen hun volledig eigen supply chains op te zetten.’

Theo Henrar, die behalve als FME-voorzitter bekend is als voormalig topman van Tata Steel Nederland, houdt wel van hindernissen. ‘Als kind had ik de droom om de top te bereiken als springruiter. Topruiters als Harvey Smith en David Broome waren mijn helden. Ik was graag net zo goed geweest als zij. Helaas was mij dat niet gegeven. Maar ik vind het nog altijd fantastisch om met mijn paard over hindernissen te springen.’ Henrar ziet wel wat overeenkomsten met de functies die hij in zijn werkzame leven bekleedt en bekleedde: ‘Er doemen allerlei hindernissen op. Wat is er mooier dan die te bedwingen en achter je te laten?’

Dit gesprek vindt plaats vlak na de Europese verkiezingen. Hoe kijkt u als voorzitter van FME naar de uitslag van die verkiezingen?
‘De politieke aardverschuiving die door sommige peilingen werd voorspeld, is gelukkig uitgebleven. Ik ben heel blij dat het middenblok van christendemocraten, sociaaldemocraten en liberalen nog altijd een meerderheid heeft. Zij zijn pro-Europees. En dat is van groot belang, met name vanwege de huidige geopolitieke verhoudingen. China en Amerika zijn in een enorme strijd verwikkeld over het technologisch leiderschap in de wereld. Zij investeren gigantisch in sleuteltechnologieën. Europa dreigt op dat vlak echt de boot te missen, zo werd recent nog maar eens bevestigd door een Australisch onderzoek. Dit onderzoek analyseerde waar de meeste innovaties voor 44 belangrijke sleuteltechnologieën ontwikkeld worden. Voor 37 van die technologieën gaat China aan kop en voor de overige zeven is dat Amerika. Europa is in geen van die technologieën leidend. Hier in Nederland hebben wij dan wel ASML, dat aan de internationale top staat van de semiconductor- industrie, maar verder lopen we op het gebied van artificial intelligence (ai) en andere sleuteltechnologieën achter. Daarom is juist een sterker Europa nodig. Europa heeft hoogwaardige technologische industrie nodig om alle noodzakelijke transities tot een succes te maken. Bijvoorbeeld digitalisering om onze arbeidsproductiviteit hoog te houden. Dat kun je alleen maar tackelen met een veel strakker strategisch Europees industrie- en innovatiebeleid.’

Is er nu dan geen sprake van een Europees industriebeleid?
‘Het is volstrekt onvoldoende. Europa is een lappendeken, met nog altijd veel uiteenlopende nationale wet- en regelgeving. Het beleid ten aanzien van staatssteun in bijvoorbeeld Frankrijk en Duitsland is totaal anders dan in Nederland. Sommige landen zoeken de grenzen die Europa biedt ten aanzien van staatssteun op. Nederland doet dat absoluut niet. Onze bedrijven lijden daaronder. Kijk naar een bedrijf als Nyrstar in Budel. Dat is echt een toonaangevend bedrijf op het gebied van zinkproductie, de grootste zinksmelter van Europa. Het bedrijf loopt heel erg voorop; ze hebben hun productie vrijwel volledig geëlektrificeerd, wat betekent dat ze met groene stroom zink kunnen produceren. Maar dat betekent ook dat ze veel stroom verbruiken en dat betekent weer hoge energieprijzen. Het bedrijf heeft de productie daardoor een aantal keren moeten stilleggen.
Nyrstar wordt eigenlijk gestraft omdat ze in Nederland gevestigd zijn. Als ze in België, Frankrijk of Duitsland zouden produceren, zou dat een voordeel opleveren van tussen de 75 miljoen en 90 miljoen euro per jaar. Dat is natuurlijk van de gekke. En het meest saillante van alles: bij het productieproces van Nyrstar worden allerlei zeldzame aardmetalen uit het zink gehaald. Die zijn van groot strategisch belang voor de chipindustrie en defensie-industrie. Dat moeten we als Nederland koesteren. Nyrstar toont eigenlijk aan wat er mis is met het industriële beleid in Europa en in Nederland. Natuurlijk heb ik hierover vaak met het vorige kabinet gesproken, maar men gaf niet thuis. Heel spijtig. Pas op de valreep is het minister Adriaansens gelukt om voor één jaar een compensatieregeling op de begroting te plaatsen. Mijn hoop is daarom dat het nieuwe kabinet nu wel doorpakt.’

Waar pleit u voor? Heeft u de hoop gevestigd op een pan-Europese oplossing?
‘Ik denk dat het heel belangrijk is dat we eerst een gelijk speelveld in Europa krijgen. Daar is nu geen sprake van. De regering van Duitsland heeft staalfabrikant Thyssen- Krupp twee miljard euro toegezegd om te vergroenen. Frankrijk heeft iets soortgelijks gedaan met ArcelorMittal. In Frankrijk liggen de energiekosten voor grote bedrijven 66 procent lager dan in Nederland. In Duitsland is dat 50 procent. In sommige Europese landen worden transportkosten voor energie gecompenseerd. En wij kijken toe of zijn het braafste jongetje van de klas. Er is dus Europese industriepolitiek nodig om die lappendeken met allerlei verschillende regelingen in Europa gelijk te trekken, zéker als je internationaal wil kunnen opboksen tegen de Verenigde Staten en China.
We moeten niet naïef zijn. Zoals gezegd, de tijd dat de wereld een global village was met allemaal aan elkaar gekoppelde supply chains is voorbij. Die wereld bestaat niet meer. Dat is veranderd sinds het “America First” van Donald Trump, een lijn die volledig is doorgetrokken door zijn opvolger Joe Biden. China heeft al heel lang de politiek om strategische grondstoffen in Afrika te monopoliseren. Ten opzichte van China zijn we in het verleden gewoon naïef geweest. We hebben de zonnepanelentechnologie, die voor het grootste gedeelte uit Nederland afkomstig was, laten overnemen door China. Dat hebben we gewoon laten gebeuren. Ook de windmolentechnologie is voor een deel verloren gegaan aan China. Dat moet stoppen.
Dat er nu een soort gemeenschappelijke Europese aanpak komt, zoals we zien met de Europese koolstofheffing CBAM, die sinds 1 oktober 2023 geleidelijk ingevoerd wordt en op 1 januari 2026 echt in werking moet gaan treden, vind ik in principe een goede zaak en een goede eerste stap. Aangezien bedrijven in Europa onder andere CO2-belasting betalen aan Brussel, is hun productie duurder dan voor bijvoorbeeld bedrijven in Azië. De CBAM-heffing heft het prijsverschil op tussen staal en aluminium dat in Europa is gemaakt en het staal en aluminium dat geïmporteerd wordt.’

FME is dus voorstander van de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), ’s werelds eerste ‘koolstof- grensheffing’?
‘Ja, maar wel zonder de hoge administratieve lasten voor het midden- en kleinbedrijf. Wij zijn voor eerlijke concurrentie. Wij zijn voor een verbonden, open economie. Als wij in Europa een gelijker speelveld willen hebben en eerlijk willen concurreren, dan zullen ook andere landen die een grotere CO2-uitstoot hebben moeten betalen. Dat uitgangspunt van CBAM ondersteun ik van harte.
Maar CBAM schiet op veel punten ook tekort, waardoor het met name voor kleinere ondernemingen onwerkbaar wordt. Zij moeten straks al bij een order ter waarde van 150 euro een hele papierwinkel gaan bijhouden. Voor grote bedrijven is dat wellicht geen probleem, maar voor kleinere ondernemingen is dat niet te doen. Door de administratieve lasten vanuit CBAM zal dit voor veel bedrijven leiden tot het stoppen met de import van producten uit niet-EU-landen. Helaas zijn we in Europa altijd buitengewoon goed in regulering en administratie. Als je de Europese Green Deal, het pakket aan klimaatmaatregelen die Europa klaar moet maken voor een groenere toekomst, vergelijkt met de Amerikaanse Inflation Reduction Act, dan zie je dat het Amerikaanse model veel en veel eenvoudiger is. Zij doen het met een simpele stimulering en een simpele belastingverlaging. In Europa moet je vrachtwagens vol formulieren invullen voor je weet of je in aanmerking komt voor een subsidie. Die overkill is niet goed. We moeten daar veel pragmatischer mee omgaan.’

Nu zit CBAM nog in een overgangsperiode. Bent u bezig om aanpassingen doorgevoerd te krijgen? ‘We proberen daarin uiteraard onze invloed uit te oefenen, met name via onze Europese koepelorganisatie Orgalim. We hebben meermaals gewaarschuwd voor een te grote administratieve druk. Er komt nu een nieuw parlement, dus dat biedt ook weer nieuwe kansen om bepaalde obstakels opnieuw tegen het licht te houden. We gebruiken daarvoor ook zeker onze contacten met Nederlandse Europarlementariërs.’

Uw sector is natuurlijk ook volop bezig met verduurzaming. Wat ziet u aan mooie initiatieven?
‘Er loopt heel veel. FME heeft zelf een project lopen – Project 6-25 – om door de versnelde toepassing van innovatieve technologie de CO2-emissies van energie-intensieve bedrijven te verlagen. Om ze energiezuiniger te maken en om zaken slimmer aan te pakken door samen te werken. We hebben in Nederland helaas ook te kampen met netcongestie. Dus zijn we aan het inzetten op het opslaan van energie via geavanceerde batterijtechnologie en zetten we in op slimme meters om de beschikbare energie zo goed mogelijk te verdelen. Op sommige bedrijvenparken werkt dat al heel goed.
Andere mooie initiatieven spelen zich af op het gebied van waterstof en elektrolyse. We zijn bezig met schepen die op waterstof kunnen varen, op methanol of ammoniak. Met de waterstoftechnologie lopen we enorm vooruit. We moeten oppassen dat we ook deze positie niet verspelen aan China.
Ik zal nóg een voorbeeld geven: een juweel van een bedrijf in Nederland is Lely Industries. Relatief klein, maar de hele wereld maakt gebruik van hun melkmachines. Nu hebben zij een apparaat ontwikkeld waarmee je ammoniak uit de mest kunt halen, de Lely Sphere. Daardoor hebben boerenbedrijven veel minder uitstoot. Technologie kan een grote rol spelen in het oplossen van de klimaatproblematiek. Juist bedrijven kunnen de wereld verder helpen.’

Wat is de boodschap die FME wil meegeven aan de nieuwe minister van Economische Zaken?
‘Wij zullen het concurrentievermogen van Nederland en van Europa moeten versterken. Herstel het gelijke speelveld voor de industrie. Er zal veel minder regeldruk moeten komen en tegelijkertijd ook stabiliteit in regelgeving, zodat bedrijven op de langere termijn kunnen investeren en anticiperen. De overheid moet daar het klimaat voor scheppen. De nieuwe minister moet inzetten op innovatie, innovatie en innovatie. Wat dat betreft is het heel spijtig dat in het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe coalitie het Groeifonds is gesneuveld. Er is juist een strategische innovatiepolitiek voor nodig en dat vraagt ook om geld. Ik hoop dat het nieuwe kabinet verder inzet op waterstof. We hebben een fantastische ligging aan zee die we verder kunnen uitnutten. We zullen de banden met Duitsland via het technologiepact dat we hebben veel meer moeten aanhalen. En ik hoop dat de nieuwe minister een duidelijke Europese koers vaart en optrekt met de Duitsers en de Fransen, met veel meer gezamenlijke politiek. De nieuwe minister moet ook het mkb niet vergeten. Er is een enorm misverstand over de zogenaamde tegenstelling tussen mkb en de grote bedrijven. Dat is een schijntegenstelling, want in de keten zijn het midden- en kleinbedrijf en grote bedrijven allemaal met elkaar verbonden. Kijk naar ASML. Dat bedrijf heeft 1.600 Nederlandse toeleveranciers, vooral uit het mkb. Dat wordt vaak onderschat.
Het nieuwe kabinet zou er verder goed aan doen om de vergroening van chemie en staal te stimuleren. Die sectoren zitten heel erg verweven in alle ketens; een vergroening van die branche sijpelt door in alle bedrijven. Bovendien zijn staal en chemie sectoren die Nederland sterk hebben gemaakt. We moeten ervoor zorgen dat we die industrieën vergroenen en behouden. Maar vooral zal de nieuwe minister van Economische Zaken zich in Brussel sterk moeten gaan maken voor een gelijk speelveld. Dat is het allerbelangrijkste.’

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 07 2024.

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 27-08-2024

facebook