Kritisch over de energietransitie

Kritisch over de energietransitie
Zijn we in staat de energietransitie per 2050 te voltooien en is er wel voldoende draagvlak? Onze rondetafeldeelnemers Coby van der Linde, Laetitia Ouillet en Wim Sinke hebben hun bedenkingen, maar blijven positief.

Een bijzondere locatie voor een rondetafeldiscussie: een voormalig wachthuis van de Grüne Polizei, vermomd als een lieflijk boerderijtje – compleet met rieten dak en rood-witte luiken. Het staat in het beukenbos van landgoed Clingendael, waar reichskommissar Arthur Seyss-Inquart tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn intrek nam. Tegenwoordig herbergt het wachthuis het Clingendael International Energy Programme (CIEP). Directeur Coby van der Linde en haar team hebben er hun werkkamers en kijken vanachter hun bureau uit op het wuivende groen buiten. Dat is ’s winters minder idyllisch dan in de zomer. De ramen hebben geen dubbel glas en de niet-geïsoleerde vloer trekt koud op. ‘We zouden hier zoveel energie kunnen besparen’, aldus Van der Linde.
Het vormt een mooie opmaat tot het discussiethema: de impact van de energietransitie op de samenleving. Gespreksleider is Erik Suichies, directeur Zakelijke Markt van Nuon. Naast Van der Linde – tot voor kort ook parttime hoogleraar geopolitiek en energiemanagement aan de Rijksuniversiteit Groningen – zijn nog twee mensen aangeschoven: Laetitia Ouillet is directeur van de Strategic Area (SA) Energy aan TU Eindhoven en tot afgelopen najaar werkzaam bij Eneco. Wim Sinke is onder meer manager program development bij ECN Solar Energy en deeltijdhoogleraar photovoltaic energy conversion aan de Universiteit van Amsterdam. Hoe kijken zij vanuit de wetenschappelijke wereld aan tegen de energietransitie, de vereiste omslag naar een duurzamer samenleving, het ‘achter de voordeur krijgen’ daarvan en de onvermijdelijke maatschappelijke keuzes en dilemma’s die daarmee gepaard gaan?
De lat ligt hoog: in 2050 moet Nederland een ‘CO2-arme economie’ zijn. Eind vorig jaar presenteerde – inmiddels demissionair – minister Kamp van Economische Zaken de Energieagenda, om te voldoen aan de afspraken in het akkoord van Parijs. Het akkoord stelt een bovengrens aan de opwarming van de aarde van twee graden Celsius ten opzichte van het pre-industriële tijdperk, met het streven naar een beperking tot 1,5 graad. Verder moet er snel een einde komen aan de uitstoot van broeikasgassen bij het gebruik van fossiele brandstoffen, om de CO2-uitstoot terug te brengen naar (bijna) nul in 2050. In Nederland kwam in 2015 nog slechts elf procent van de gebruikte elektriciteit uit hernieuwbare bronnen als zon, wind en biomassa. Het aandeel duurzaam in het totale energieverbruik was zes procent. De komende dertig jaar zal er dus een flinke slag moeten worden gemaakt om de energietransitie te realiseren. Niet alleen op technologisch gebied, maar ook in maatschappelijke acceptatie, bijvoorbeeld ten aanzien van de veranderende leefomgeving door de grootschalige toepassing van wind- en zonne-energie.

Ondanks de maatschappelijke relevantie, vormde de energietransitie tijdens de verkiezingen geen groot politiek thema. Een gemiste kans?
Ouillet: ‘Tijdens de verkiezingscampagnes hebben de politieke partijen het thema óf niet op de agenda gezet, óf de indruk gewekt dat we nog kunnen kiezen of we wel of niet iets aan verduurzaming willen doen. Alsof er geen afspraken gemaakt zijn in Parijs. Ik had het gevoel dat we tien jaar terug in de tijd gezet werden. Veel politici denken ten onrechte dat burgers zich niet interesseren voor de klimaatdiscussie, maar het leeft wel degelijk.’
Van der Linde: ‘De verkiezingen waren een mooie gelegenheid geweest om een debat te voeren over de betekenis van de energietransitie voor de burgers: de manier waarop we in dit land wonen en werken. De partijen zijn die discussie over de lusten en lasten echter uit de weg gegaan. Een gemiste kans, ja. Je moet mensen daar in een vroegtijdig stadium in meenemen, om de maatschappelijke acceptatie voor de energietransitie zo groot mogelijk te maken. Als de politiek bijvoorbeeld eerder het gesprek was aangegaan over windenergie op land, was er misschien minder weerstand tegen ontstaan.’
Sinke: ‘De pijngrens op het gebied van klimaatverandering is duidelijk nog niet bereikt. Voor veel mensen is energietransitie nog een abstract begrip, dat ze niet associëren met belangrijke en urgente politieke en maatschappelijke keuzes. Bovendien hangt er vaak een negatieve sfeer om het onderwerp. Mensen denken bij de grootschalige opwekking van duurzame energie aan weilanden vol zonnepanelen in plaats van koeien, of windmolens die het uitzicht verknoeien. We moeten het thema energietransitie in de positieve sfeer trekken door aansprekende voorbeelden te laten zien. Denk aan zonne-energie aantrekkelijk geïntegreerd in gebouwen, langs wegen en als onderdeel van het landschap waar dat kan.’

In hoeverre kan de Nederlandse politiek een voorbeeld nemen aan de succesvolle Energiewende in Duitsland, waar inmiddels dertig procent van de stroom duurzaam wordt opgewekt?
Ouillet: ‘De Duitse regering heeft de energietransitie positief gebracht, het verhaal eromheen goed verteld aan de kiezers. Het is een voorbeeld van succesvolle branding. De Duitse burger is zelfs tróts op de Energiewende.’
Van der Linde: ‘Het is alleen jammer dat ook de bruinkoolcentrales in Duitsland nog volop actief zijn. Dat heeft geleid tot stroomoverschotten, die nu goedkoop worden afgezet in andere Europese landen. Een soort cadeautje van Duitsland aan de rest van Europa. Leuk, maar daardoor neemt de CO2-voetafdruk op het Europese continent minder snel af en dat gaat weer ten koste van de ruimte die ontwikkelingslanden straks hebben voor CO2-reductie.’
Sinke: ‘Duitsland is het laboratorium van de wereld op het gebied van de energietransitie. In elk lab gaan er soms dingen fout, maar dat is prima zolang je ervan leert. Sterker nog, experimenteren is essentieel om verder te komen. Die bruinkoolcentrales zijn natuurlijk een drama, maar Duitsland heeft in elk geval snelheid gemaakt bij het starten van de energietransitie. Hun aanpak is een breekijzer gebleken voor de spectaculaire mondiale ontwikkeling van zonne-energie en windenergie.’

Wat vindt u van de Energieagenda die het vorige kabinet eind 2016 heeft gepresenteerd?
Ouillet: ‘Wat er in de Energieagenda staat is wel concreet, maar er ontbreekt nog veel. Er worden doelen gesteld voor het opwekken van duurzame elektriciteit, maar er wordt bijvoorbeeld niet bij gezegd hoe we dat vervolgens gaan omzetten in duurzame brandstof. Mijn gevoel erbij is dat men vaak al blij is wanneer er ‘iets’ gebeurt.’
Van der Linde: ‘De Tweede Kamer heeft de Energieagenda al afgeschoten toen de inkt nog niet eens droog was. Toch vind ik het een goed raamwerk. We hebben met de Energieagenda eindelijk een verhaal dat momentum creëert. Het is nu te hopen dat de nieuwe Tweede Kamer het straks wél oppakt.’
Sinke: ‘De overheid moet daarbij nog meer initiatief tonen. De energietransitie vraagt om leiderschap, plus een overtuigend en inspirerend verhaal. De Energieagenda doet dat niet nadrukkelijk genoeg. Je moet steeds het totale verhaal vertellen: niet alleen de uitdagingen, maar vooral ook de kansen. De energietransitie als motor voor het bouwen van een nieuwe economie, cruciaal voor ons toekomstige welzijn en welvaart.’
Ouillet: ‘Je moet ook aangeven wat mensen aan die energietransitie hebben en welke rol ze zelf kunnen spelen om die te helpen bewerkstelligen. Hoe kunnen ze bijvoorbeeld duurzame energieoplossingen toepassen in hun huis? Dat is nu nog een ingewikkeld verhaal.’
Van der Linde: ‘Je moet mensen ontzorgen. Er moet één loket komen voor particuliere verduurzaming van energievoorziening in huis. Er moeten geïntegreerde systemen komen, in plaats van de huidige versnippering: voor zonnepanelen moet je weer ergens anders zijn dan voor ruimteverwarming. Er wordt vaak gedacht dat burgers energie-alfabetisch genoeg zijn om zelf al die systemen bij elkaar te zoeken, maar dat is niet zo. Er is ook meer regie nodig.’
Sinke: ‘Ondernemers werken momenteel hard aan het samenstellen van een bouwdoos waarmee mensen hun energievoorziening thuis kunnen verduurzamen.’

Welke impact zal de energietransitie hebben op de samenleving als geheel?
Sinke: ‘Tot 2023 gaat het bij de opwekking van duurzame energie eigenlijk nog slechts om vingeroefeningen. Zestien procent is een start, maar niet meer dan dat. Daarna komt pas het echte werk en moeten we hernieuwbare energie op zeer grote schaal gaan toepassen. Dan wordt de energietransitie een omgevingsfactor. We zullen dus ook moeten investeren in een goede inpassing van zonne-energie en windenergie in de leefomgeving. Dat moet je al in de ontwerpfase meenemen. In Nederland zijn we geobsedeerd door kosten: alles moet zo goedkoop of zo gemakkelijk mogelijk. Maar als je iets meer investeert, krijg je daar maatschappelijk draagvlak voor terug. Aansprekende voorbeelden, zoals de plannen voor zonne-energie langs de A37, kunnen laten zien dat duurzame energievoorziening en kwaliteit van de omgeving met elkaar te verenigen zijn. Ons landschap zal veranderen, maar dat is vaker gebeurd en hoeft geen verslechtering te zijn.’
Van der Linde: ‘Het is ook belangrijk de lusten en de lasten goed te verdelen. Wie land te koop of te huur heeft voor zon- en windparken kan daar goed aan verdienen, maar de samenleving zit niet te wachten op windmolens die vlakbij een woonwijk staan. Je moet burgers er dus bij betrekken en met ze in gesprek gaan over de waarde van ruimte. Zo maak je ze in figuurlijke zin eigenaar van de energietransitie en creëer je draagvlak.’ Ouillet: ‘Het bieden van een platform voor dat sociale gesprek en het creëren van draagvlak kost tijd. Vaak vinden mensen verduurzaming van de energievoorziening prima, maar niet in hun achtertuin. Aan de andere kant moeten we juist tempo maken met de energietransitie, anders hebben we over tien jaar een capaciteitsprobleem. Dat baart me zorgen.’
Sinke: ‘We kunnen gelukkig eerst de kraan van offshore-windenergie nog verder opendraaien. Natuurlijk zullen we het volume van duurzame energievoorziening snel moeten opvoeren, maar je komt jezelf later weer tegen als je het mensen door de strot duwt.’

Welke impact heeft de energietransitie op het bedrijfsleven?
Sinke: ‘Als de energietransitie straks goed op gang komt, verdrinken we misschien in de duurzame stroom. Dat biedt grote kansen voor de industrie. Energie is in de toekomst niet alleen een productiemiddel, maar een strategisch inzetbaar concurrentiemiddel. Bedrijven die nu investeren in verduurzaming, hebben straks concurrentievoordeel.’
Van der Linde: ‘Je moet dan alleen niet meer denken in industrieën, maar in industriële clusters, die grenzen van bedrijven, branches en zelfs landen overschrijden. Rondom die clusters kun je een energierijke omgeving creëren, met duurzame energiesystemen. Daarmee kun je voorkomen dat hoofdkantoren van Nederlandse bedrijven naar het buitenland verdwijnen en kun je buitenlandse bedrijven aantrekken. Helemaal als er een groothandelsmarkt ontstaat voor duurzame elektriciteit en je ook nog eens kunt concurreren op tarief.’
Ouillet: ‘Duurzame stroom kan straks ook worden opgeslagen in batterijen of moleculen, waardoor je het kunt gaan importeren en exporteren. Bedrijven moeten dus rekening houden met een toekomstscenario waarin duurzame stroom de norm is. Ze moeten zich nu al afvragen hoe ze daar op termijn kansen en groei uit kunnen halen. Bijvoorbeeld door duurzame energie een integraal onderdeel te maken van hun strategie en bedrijfsvoering. Dat kan bijvoorbeeld leiden tot allerlei verrassende samenwerkingsverbanden tussen bedrijven. Zo maakt AkzoNobel in het productieproces nu al gebruik van de stoom van het buurbedrijf.’
Van der Linde: ‘De volgende uitdaging is ook al in zicht: het herwinnen van grondstoffen om in te spelen op de verwachte schaarste.’

Is onze innovatiekracht groot genoeg om het gewenste tempo voor de deadline in 2050 bij te benen?
Ouillet: ‘Dat is een grote zorg. De oplossingen die we nodig hebben om de doelstelling te halen die we onszelf voor 2050 gesteld hebben, liggen er nog niet. We moeten dus nu alvast investeren in fundamenteel onderzoek.’
Sinke: ‘Daar ligt een grote persoonlijke frustratie. De Nederlandse overheid bespaart straks miljarden door goedkopere windenergie, maar we strijden al jaren tevergeefs voor substantiële extra middelen voor energieonderzoek en -innovatie. Dat is bij uitstek een publieke taak en een noodzakelijke investering in onze toekomstige groene kenniseconomie; zeer goed besteed geld dus. De wereld dendert door en om onze kansen te grijpen is op dit dossier grote snelheid geboden.’

Zou een minister van Energie & Klimaat in de nieuwe regering kunnen zorgen voor momentum, urgentie en slagkracht?
Van der Linde: ‘Organisatorisch is zo’n ministersportefeuille lastig, want die is momenteel verdeeld over verschillende ministeries. Je hebt meer aan een commissaris Energie & Klimaat, die de energietransitie Chefsache maakt en in de kuiten kan bijten van de ministeries die gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen voor de energietransitie.’
Sinke: ‘Zo’n minister kan alleen iets bereiken als hij of zij voldoende geoormerkte middelen en beslissingsbevoegdheden heeft.’
Ouillet: ‘Misschien moet je een agency oprichten voor de energietransitie, net als in Zweden en Engeland. Dat is belangrijker dan het creëren van een ministerpost. Dat draagt toch een beetje het risico van windowdressing in zich. Ik vind wel dat het koningshuis het thema energietransitie meer naar zich toe zou kunnen trekken. Máxima richt zich nu op microfinanciering, maar ze zou ook een mooi boegbeeld zijn voor duurzame energie.’

Hoe groot is uw vertrouwen in de toekomst: gaat het lukken de energietransitie te realiseren?
Sinke: ‘Optimisme vind ik een morele plicht. Ik geloof erin. De snelheid die we kunnen maken, hangt af van het draagvlak: als de samenleving tegen heug en meug akkoord gaat met de energietransitie, dan zal dat vertragend werken. Maar als je het positief benadert en het verhaal goed over het voetlicht brengt, dan gaan we van push naar pull en ontstaat er een stuwende kracht vanuit de samenleving.’
Van der Linde: ‘Ik ben ook optimistisch. Ik vind het ook heel spannend. Maar wie weet ontstaat er bij het bedrijfsleven wel zo’n grote dynamiek dat de overheid moeite heeft om de ontwikkelingen bij te benen.’
Ouillet: ‘Ik heb er eveneens vertrouwen in. Als je een stip op de horizon zet en je gelooft in je eigen verhaal over hoe je daar moet komen, bereik je je doel ook.’

> Lees hier meer over hoe Nuon in duurzame energie investeert

Gespreksleider was Erik Suichies, directeur Zakelijke Markt Nuon. Dit gesprek is gepubliceerd in de special Energietransitie, bijgevoegd bij Management Scope 05 2017

facebook