Jonge commissaris Sandra Addink brengt ongeduld in als er te veel gepolderd wordt
'Tegenover gepolder, breng ik ongeduld in'
Sandra Berendsen in gesprek met Charles Honée
14-03-2019 | Interviewer: Charles Honée | Auteur: Stefan Vermeulen | Beeld: Erik van der Burgt
Natuurlijk zijn de dagen van Sandra Addink-Berendsen deels strak gepland. Vergaderingen staan keurig in haar agenda. Wie verschillende functies combineert, moet wel het overzicht weten te bewaren. Toch doet ze het overgrote deel van haar dagindeling uit het hoofd. ‘Dat zit in mijn natuur. Ik hoef niet op te schrijven wanneer ik precies wat moet doen, bij mij gaat dat vanzelf. Het enige dat ik heel soms vergeet, zijn afspraken bij de kapper of de tandarts.’
Addink-Berendsen zit ontspannen aan tafel. Plaats van handeling: het hoofdkantoor van Koninklijke FrieslandCampina in Amersfoort, waar ze sinds 2014 in de raad van commissarissen (rvc) zit. Naast die functie is ze op dit moment commissaris bij ForFarmers en Alfa Accountants, bestuurder bij de zuivelcoöperatie van FrieslandCampina en ook nog vennoot in het melkveebedrijf in Markelo waar ze opgroeide. Ze nam het bedrijf ooit van haar ouders over en runt het nu samen met haar echtgenoot.
U bent zeker geen doorsnee-commissaris. Hoe bent u dit vak ingerold?
‘Dat heeft twee achtergronden. Al tijdens mijn opleiding bedrijfskunde liep ik stage bij een middelgroot accountantskantoor, waar de algemeen directeur tevens mijn stagebegeleider was. Daar maakte ik kennis met een rvc. De algemeen directeur nam mij mee naar een commissarissenvergadering, en ik vond het meteen interessant. Best bijzonder, want ik was toen 19 of 20 jaar oud. Daar ontstond al iets van: wie weet, misschien is dit later wel iets voor mij.
Daarnaast heeft het alles te maken met mijn achtergrond als melkveehouder. Via het bedrijf zijn we lid van een aantal coöperaties, waaronder ForFarmers en FrieslandCampina. Van oudsher bestaan de rvc’s bij zulke coöperaties in elk geval voor een deel uit leden. Toen er bij ForFarmers in 2010 een vacature in de rvc was, paste ik heel goed in het profiel en stelde ik mij kandidaat. Ik was melkveehouder en werkte daarnaast al jaren als accountant, dus ik droeg genoeg bagage met me mee. Die rol bij ForFarmers is weer het opstapje geweest naar mijn andere commissariaten. Al ging er uiteraard in alle gevallen een stevige selectieprocedure aan vooraf.’
Wat is er volgens u voor nodig om een goede commissaris te zijn?
‘Om te beginnen vind ik het heel erg van belang dat je passie hebt voor de sector waarbinnen je het commissariaat gaat vervullen. Ik doe dit werk bij FrieslandCampina, ForFarmers en Alfa Accountants, dat ook veel in de agrarische sector actief is. Voor mij is dat heel belangrijk: ik moet ergens gevoel bij hebben – en kennis van de materie, trouwens. Ik zou niet snel iets gaan doen in een sector waar ik niets van afweet. Verder heb je financiële en juridische kennis nodig en het liefst breng je ook nog wat bagage in je rugzak mee. In dat laatste schuilt een dilemma: het bedrijfsleven wil graag meer jonge commissarissen, maar vraagt tegelijk om ervaring. De kunst is om een diverse raad samen te stellen, waarin ruimte is voor beide.’
Wat bedoelt u precies met ‘het meebrengen van bagage’?
‘Ik vind het prettig om via mijn commissariaten bij meerdere bedrijven binnen te kunnen kijken. In mijn tijd als accountant kon ik ook bij veel bedrijven rondkijken. Daar neem je altijd dingen van mee. Bij FrieslandCampina hebben we een heel divers team: René Hooft Graafland is voormalig cfo van Heineken, Ben van der Veer is voormalig bestuursvoorzitter van KPMG, Tex Gunning is ceo bij LeasePlan en Wout Dekker is voormalig ceo van Nutreco. Heel verschillende achtergronden, ik leer daar veel van. Zo vergroot ik mijn bagage telkens weer. Ik heb als accountant bij Countus, een organisatie met 800 medewerkers, gewerkt. Dan heb je gevoel bij hoe bepaalde besluitvorming verloopt en welke dynamiek kan ontstaan op het moment dat je bepaalde maatregelen neemt.’
U hebt op Nyenrode zowel de commissarissencyclus als de bestuurdersleergang gevolgd. Vindt u het belangrijk dat commissarissen dergelijke opleiding volgen?
‘Ja, dat vind ik wel. Ik deed het omdat ik mezelf graag wil blijven ontwikkelen, zowel vakinhoudelijk als op het vlak van vaardigheden. Maar ik denk ook dat je bij zo’n commissarissencyclus heel goed leert welke dilemma’s je kunt tegenkomen. Je gaat de diepte in en dat levert belangrijke inzichten op. Zo’n opleiding werkt verhelderend. Als je als commissarissen een tijd met elkaar samenwerkt, ben je het over bepaalde dingen op een gegeven moment wel eens. Dan is het heel verfrissend om tijdens een opleiding met een heel ander soort gedachtevorming te maken te krijgen.’
Hoe zou u uw eigen stijl als commissaris omschrijven?
‘Ik geef bestuurders de ruimte. Ik ben er altijd heel scherp op dat wij als commissarissen niet op de stoel van de ceo gaan zitten. Daar ben ik me van bewust, ik probeer ook andere commissarissen erop te attenderen. Tegelijkertijd zijn de grenzen bij mij wel heel duidelijk. Als de grens is bereikt, kan ik heel goed duidelijk maken: tot hier en niet verder.’
Hoe luidt volgens u precies de taakopvatting die een commissaris moet hebben?
‘Ik heb een achtergrond in de accountancy. Van accountants wordt wel eens gekscherend gezegd: die zeuren en zijn risicomijdend. Ik denk dat het de rol van een commissaris is om kritisch te zijn en voortdurend de realiteitszin van verschillende voorstellen te toetsen, maar tegelijk zit je wel bij een onderneming. Het gaat er dus ook om dat het bedrijf kan ondernemen. Op het moment dat je met elkaar zegt: die kant gaan we op, dan moet je de bestuurders daar ook in steunen en dus niet onderweg nog drie keer linksaf willen, of vijf keer rechtsaf. Nee: steunen. Je moet ook niet verwachten dat het grote doel meteen morgen bereikt is. Ik realiseer me altijd heel goed dat een ceo en cfo die ruimte moeten krijgen. Kortom: je bent eerst kritisch, maar moet tegelijk een steun in de rug van de directie zijn.’
In hoeverre zien we uw agrarische achtergrond eigenlijk terug in uw rol als commissaris?
‘Ons melkveebedrijf in Markelo is de plek waar ik ben opgegroeid. We wonen er nog altijd. Als kind kreeg ik daar van mijn ouders twee dingen mee. Eén: het is belangrijk om te weten waar je naartoe wilt. Twee: je moet in staat zijn om met veranderende omstandigheden om te gaan. Daar moet je je niet door van de wijs laten brengen, je kunt nu eenmaal niet alles beïnvloeden. De natuur is niet maakbaar. Het juiste weer kun je niet afdwingen, om maar een voorbeeld te noemen. Dus moet je soms een beetje naar links opschuiven of een beetje naar rechts – niet opgeven, gewoon doorgaan. Er zijn altijd oplossingen te vinden. Die weerbaarheid en flexibiliteit pas ik ook in mijn huidige functies toe.’
Laten we het eens over de dynamiek binnen de rvc hebben. Hoe belangrijk vindt u het dat er verschillende karakters vertegenwoordigd zijn?
‘Het gaat wat mij betreft niet primair over de vraag hoeveel mannen of vrouwen er in een rvc zitten, het gaat erom dat je verschillende invalshoeken binnen een rvc brengt. De een is keihard en zakelijk, dat heb je nodig, maar je hebt ook iemand nodig die meer van de menselijke kant is. Wat betekent een besluit voor de medewerkers, wat betekent het voor de leden… Dat sociale aspect heb je binnen je rvc ook nodig. Commissarissen moeten daarnaast bereid zijn om naar elkaar te luisteren. Die karaktertrek zou iedereen moeten hebben.’
Mooi om het luisteren voorop te stellen, naast – wat vaak genoemd wordt – de durf om vrijuit te spreken en je mening te geven.
‘Daar begint het natuurlijk wel mee. Als je niet vrijuit kunt spreken, kun je er niet zitten. Nee, móet je er niet zitten. Je hebt de opdracht om het totaal van de onderneming, met daarbij alle stakeholders, vooruit te helpen. Maar dan is het wel zaak om ook naar elkaar te luisteren. Horen wat de ander zegt, daarop inspelen en zo tot een goede dialoog komen. Als we allemaal bereid zijn hardop te spreken, maar we luisteren niet naar elkaar, dan komt de kracht die we als rvc kunnen hebben er nooit uit. Dan ga je misschien de kant op van de persoon die de beste volzinnen heeft geuit – maar dat hoeft niet per se de beste opmerking te zijn.’
U runt een bedrijf, wat ongetwijfeld veel tijd kost, hebt een bestuursfunctie, commissariaten en thuis ook een gezin. Hoe vliegt u dat allemaal aan?
‘Het begint allemaal met de passie die ik heb voor de dingen die ik doe. Het voelt eerlijk gezegd nooit als druk. Natuurlijk moet ik wel veel plannen, en dat lukt wel. Mijn gezin weet ook dat ik dat moet. Als een van mijn kinderen hulp nodig heeft met huiswerk, vragen ze me wanneer ik thuis ben. We weten van elkaar dat zulke dingen gepland moeten worden. Als commissaris is het bovendien zo dat de meeste stukken ruim op tijd beschikbaar zijn, dus in het weekend kan ik veel doen. En er zitten best veel uren in een dag. Niemand heeft ooit gezegd dat je maar acht uur per dag mag werken.’
Beschouwt u zichzelf als exponent van een nieuwe generatie commissarissen?
‘Ja en nee. Ik ben al negen jaar commissaris, dus ik loop al even mee. Ik heb in die periode ongetwijfeld dingen overgenomen van mijn oudere collega’s, maar ik merk ook weleens dat ik uit een andere generatie kom. Mijn generatie handelt vaak efficiënt: we bedenken wat we gaan doen en dan gaan we ervoor. Er wordt soms meer gepolderd dan waar ik zelf behoefte aan heb. Ik breng dan wat ongeduld in, dat hoort volgens mij ook wel bij mijn generatie. Maar ben ik dan van een nieuwe generatie? Dan heb je het eigenlijk over dertigers, maar die zie je niet zoveel – dus ja, misschien ben ik als veertiger inderdaad wel zo te typeren.’
Bent u weleens gebotst met commissarissen uit een andere generatie?
‘Nee. Ik heb echt nooit weerstand ontmoet. Bij FrieslandCampina hebben we vier externe commissarissen. In het begin was er altijd wel iemand die mij ruggesteun gaf wanneer ik iets ter discussie stelde. Dat is heel prettig om te merken. Soms kon nog wel een tandje scherper en leerde ik hoe ik iets kon verwoorden zodat het beter overkwam. In plaats van weerstand heb ik juist altijd heel veel steun ervaren.’
Laten we eens naar de toekomst kijken. Hebt u als commissaris uitgesproken ambities voor de komende jaren?
‘Die heb ik zeker. Ik ben nu 45 jaar, dus dat mag ook wel. Vooropgesteld: ik ben blij met wat ik nu doe. Ik vind het heerlijk om als vicevoorzitter van de rvc bij ForFarmers, naast voorzitter Cees de Jong en dus dicht bij het vuur te zitten. Die rol past mij wel. Het smaakt soms naar meer. Ik zou best op een andere plek ook vicevoorzitter of voorzitter van de rvc willen worden – als die ruimte er komt, stap ik er misschien wel in.
Het mooie is: als commissaris zit iedereen er elke keer voor een periode van vier jaar, dus er ontstaat altijd wel ergens ruimte. Ik zie mooie bedrijven om mij heen, waar ik wel eens in de keuken zou willen kijken – maar die moeten wel altijd gerelateerd zijn aan de agro- en foodsector of de accountancy. Het verzekeringswezen is ook een interessante sector die ik niet op voorhand zal afwijzen. In dat speelveld zal het wel moeten plaatsvinden.’
Zou u met uw ervaring niet ook een verrijking kunnen zijn voor heel andere sectoren?
‘Op zich klopt dat. Hier bij FrieslandCampina ben ik net voor vier jaar herbenoemd. Mocht het daarna ophouden, dan zou ik wellicht eens wat verder kunnen gaan kijken. Maar ik vind het heel belangrijk om echte affiniteit met de sector te hebben. Een commissariaat kost behoorlijk wat tijd. Daar klaag ik nooit over. Ik vind het heerlijk wat ik doe, maar wel omdat ik het inhoudelijk zulk mooi werk vind. Als ik ergens zou zitten waar ik het eigenlijk minder interessant vind, dan doe ik mezelf tekort – en de betreffende onderneming ook, trouwens. Ik houd dan wel een plaats bezet, hè. Ik vind: als je niet meedoet, dan hoor je er niet te zitten. Dus als iets te ver van mij afstaat, dan moet ik er niet aan beginnen. Dan moet er een ander gaan zitten die het wél vol passie kan invullen.’
Gepubliceerd in Management Scope 03 2019