Ahmed El-Hoshy (OCI): 'Duurzaamheid is geen nulsomspel'
26-10-2022 | Interviewer: Marc-Jan Reumers | Auteur: Louise Dunne | Beeld: David Woolfall
Ahmed El-Hoshy is ceo van het internationale OCI, producent en distributeur van op waterstof gebaseerde producten. Het bedrijf heeft negen fabrieken in de Verenigde Staten, de MENA-regio (het Midden-Oosten en Noord-Afrika) en Nederland. OCI was oorspronkelijk een klein familiebedrijf, maar is uitgegroeid tot een wereldwijde producent van onder andere kunstmest met een lage koolstofuitstoot, brandstoffen en grondstoffen. OCI streeft ernaar duurzame oplossingen te bieden voor de landbouw en de industrie. El-Hoshy gelooft dat duurzaamheid moet worden gezien als een kans voor het bedrijf en niet als een bedreiging. ‘Wij zien duurzaamheid als een win-winsituatie waarmee we waarde kunnen creëren. En dat is onderdeel van onze strategie’, zegt El-Hoshy daarover. Van de negen fabrieken van het bedrijf zijn er zesenhalf gebaseerd op stikstof en tweeënhalf op methanol, aldus El-Hoshy. Het bedrijf werkt aan het koolstofvrij maken van producten en processen door het gebruik van afval en hernieuwbare energiebronnen. OCI is wereldwijd het grootste bedrijf in bio-methanol, dat een veel kleinere koolstofvoetafdruk heeft dan traditionele brandstoffen.
El-Hoshy gaat in gesprek met Marc-Jan Reumers, managing partner voor de Benelux bij het wereldwijd actieve consultancybedrijf Kearney. Kearney werkt voor alle grote sectoren in Nederland, maar ook voor overheden en non-profitorganisaties.
U zegt dat u duurzaamheid als een kans ziet. Kunt u uw groeistrategie toelichten en vertellen hoe u die duurzaam maakt?
‘Ik werk nu 13 jaar bij OCI en van één vestiging in Egypte zijn we uitgegroeid tot een grote wereldspeler op het gebied van ammoniak, stikstofkunstmest en methanol. Onze huidige groei hangt sterk samen met duurzaamheid in de waterstofeconomie. De focus ligt steeds sterker op het gebruik van waterstof om veel producten koolstofvrij te maken. De producten die wij maken, ammoniak en methanol, kunnen daarbij helpen. Dit zijn relatief efficiënte dragers van waterstof over lange afstanden en ze kunnen brandstoffen zoals diesel, aardgas en steenkool vervangen. Er zijn dus veel verschillende industrieën waarvoor wij iets kunnen betekenen. Als het gaat om alle branches waarin brandstoffen vervangbaar zijn – zoals de industrie, het vervoer, de energiesector en de landbouw – dan is het waarschijnlijk mogelijk 90 procent van de totale broeikasgassen aan te pakken.
Een van onze belangrijkste duurzaamheidsdoelen is het reduceren van CO2-uitstoot bij het maken van onze producten. We zijn bezig met verschillende projecten om te kijken hoe we dat kunnen doen en of we daarbij misschien zelfs wel meer volume kunnen genereren. We kunnen bijvoorbeeld koolstof opvangen en vastleggen. We kunnen hernieuwbaare energie gebruiken van industrieel afval en voedselafval, of waterstof. Laten we beginnen met het laaghangende fruit. Je moet niet in een keer van nul naar 100 willen gaan, begin met kleine stapjes. Neem bijvoorbeeld waterstof, dat kun je op duurzame wijze produceren met behulp van bestaande infrastructuur. Het is niet nodig om midden in de woestijn iets helemaal vanaf de grond op te bouwen. Als fabrieken op aardgas draaien, kun je de uitstoot stap voor stap verminderen door duurzaam waterstof te produceren via elektrolyse en hernieuwbare bronnen te gebruiken voor je elektriciteit.’
Dus niet in een keer een grote sprong naar de toekomst, maar verduurzamen in kleine stappen. Als u 20 jaar vooruit kon kijken, wat zou er in uw bedrijf dan anders zijn dan nu?
‘De toekomst voorspellen is heel lastig. Vorig jaar hielden we een ESG-dag waarop we onze doelen voor 2030 hebben vastgelegd: 20 procent reductie van de koolstofintensiviteit, directe en indirecte uitstoot. We zijn van plan dat doel in de loop van dit decennium opnieuw te bekijken. En voor zover het milieu gunstig is vanuit het oogpunt van regelgeving, grondstoffenrisico en consumentenbereidheid, zullen we zien hoe snel we sneller koolstofvrij kunnen worden. Ik predik niet. Ik denk gewoon dat het onze taak is in de industrie. OCI is de op een na grootste producent en gebruiker van waterstof in Nederland. En we hebben de infrastructuur. We hebben fabrieken die waterstof omzetten in ammoniak en methanol, dus waarom zouden we niet beginnen met het gebruik van waterstof in plaats van aardgas? En waarom zouden we niet ook andere dingen doen, zoals CO2 opvangen en in de bodem stoppen. Het is logisch om bestaande fabrieken te benutten, de mensen en de opslag die er zijn, de schepen, de treinen, en om dat geleidelijk te doen.
We zijn bezig met een aantal grote projecten in de Verenigde Staten en het Midden-Oosten. We benutten daar het voordeel van bestaande infrastructuur om een veel minder koolstofintensieve versie van onze producten te maken. In Nederland nemen we deel aan zes of zeven potentieel vrij omvangrijke projecten.’
Sommigen zeggen dat kunstmest niet duurzaam is, terwijl anderen zeggen dat we de wereld niet kunnen voeden zonder. Hoe ziet u dat?
‘Ik denk dat de laatste van die twee kampen een praktischer standpunt heeft. Zonder stikstofkunstmest geproduceerd door fabrieken als die van ons zou de wereldbevolking uit niet meer dan 4 miljard mensen kunnen bestaan. Als je compleet biologisch wilt produceren, is er wereldwijd gewoon niet genoeg om de huidige wereldbevolking te voeden. Maar dat maakt niet dat ik kan zeggen dat ik alle recht heb om mijn bedrijf te runnen zoals ik wil omdat dat het beste is voor de wereld. We moeten ons afvragen hoe we stikstofkunstmest duurzamer kunnen maken.
Bij een project in Iowa bijvoorbeeld, waarin we vorige maand besloten te investeren, produceren we twee miljoen ton kunstmest in een hypermoderne fabriek. We zijn begonnen met een project voor koolstofopslag waarbij we 450.000 ton CO2 in de bodem stoppen en zo de uitstoot met die hoeveelheid verminderen. We verminderen dus onze directe uitstoot daar, maar ook verderop in de keten en we kunnen nog steeds de wereld van voedsel voorzien. We continueren ons werk, maar dan op een duurzamere manier. Ik denk niet dat zakelijkheid en oog voor duurzaamheid elkaar uitsluiten.’
Uw pad naar duurzaamheid gaat over meer dan de juiste investeringen doen. Welke hindernissen ziet u?
‘Ik zou zeggen dat in het verleden de hindernissen meer te maken hadden met de productiecyclus; gasprijzen, de prijs van ammoniak en methanol, de factoren die wij als grondstoffenrisico zagen. De uitdagingen nu zitten meer in de regelgeving – beleidsbeslissingen in verschillende regio’s kunnen verstrekkende gevolgen hebben. Regelgeving kan tot enorm ingrijpende veranderingen leiden en het allemaal nog ingewikkelder maken. In augustus nam het Amerikaanse Congres de Inflation Correction Act aan, een echte gamechanger voor de waterstofindustrie. De VS gaan grote subsidies verstrekken voor groene en blauwe waterstof. Groene waterstof levert nul koolstofuitstoot op en blauwe waterstof is waterstof waarvan de CO2-uitstoot wordt opgeslagen. Die subsidies zijn zo significant dat ik denk dat hierdoor veel projecten in de VS, waaronder de twee die wij onlangs hebben aangekondigd, veel sterker komen te staan. Maar projecten buiten de VS komen op concurrentiegebied veel zwakker te staan.’
Dus je zou kunnen zeggen dat subsidies niet alleen helpen, maar ook sommige projecten belemmeren?
‘De subsidies helpen onze Amerikaanse productiefaciliteiten, maar bij langlopende overeenkomsten moet je tekenen voor een waterstofprijs voor tien of 20 jaar. Het is heel lastig om te zeggen of onze prijs concurrerend zal zijn. Misschien worden we wel uit de markt geprijsd. Dat is de uitdaging op dit moment. Dat betekent niet dat het geen goede zaak is. Ik denk dat de Verenigde Staten een stap zetten die andere markten – zoals de Europese Unie, Nederland en het Midden-Oosten – ook zouden kunnen zetten. Deze subsidie zal innovatie bevorderen, waardoor er nu veel kapitaal en aandacht naar de Verenigde Staten gaat.’
Wat vragen uw klanten van u; een goede prijs of een groen product? Welke veranderingen ziet u in de markt?
‘Groen is veel duurder en wij zijn daarin aan het pionieren. We hebben pilots gedaan en een beetje premie weten te krijgen, maar het probleem is: wie tekent er voor een project? We moeten natuurlijk wel kunnen investeren in koolstofopslag, in pijpleidingen waarmee de koolstof in de bodem wordt vastgelegd en in hernieuwbare elektriciteit. Groene en blauwe ammoniak en methanol zijn nog 20 jaar nodig. Maar wij verkopen onze producten niet langer dan een of twee maanden vooruit. Er is geen termijnmarkt en zeker geen groene termijnmarkt. Dat is een belemmering voor deelname aan met name de grote projecten. Klanten tekenen niet voor 10 of 20 jaar.’
Voelt u zich gesteund door uw commissarissen op dit pad naar duurzaamheid?
‘We hebben onze HSE-commissie uitgebreid: nu is het een commissie health, safety environment & sustainability. We hebben onze kennis uitgebreid met behulp van toonaangevende experts op het gebied van duurzaamheid. Zij steunen ons enorm en zijn het eens met de mantra van OCI dat je niet blind moet gaan voor duurzaamheid, dat het ook financieel haalbaar moet zijn.
We zeggen steeds tegen onze bestuurders en commissarissen dat slechte ideeën niet bestaan. En we kijken naar het laaghangende fruit. We gaan er volledig voor als we zien dat een kans heel duidelijk is, zoals in de VS. We hebben veel gediscussieerd over de uitbreiding van onze opslagcapaciteit voor ammoniak in Rotterdam omdat er grote onzekerheid bestaat over de gasprijs. We willen meer ammoniak produceren in plaats van met aardgas. Daarbij willen we iets permanents doen voor het milieu door minder uitstoot te veroorzaken. Wij doen dat door de koolstof op te slaan en elektrolyse toe te passen.’
Hoe benadert u dit vanuit uw persoonlijke perspectief als ceo?
‘Na mijn studie heb ik in de financiële wereld gewerkt en heb ik veel nagedacht over slechte investeringen. 13 jaar geleden kwam ik bij OCI en kreeg ik de kans rond te rijden in Iowa, om te zoeken naar grond, de aansluiting met aardgas te maken, echte verbinding te maken, te onderhandelen en een fabriek te bouwen midden in een maisveld. Daarbij ervoer ik hoe het is om te werken aan iets dat op de lange termijn verschil maakt. Mijn standpunt is: geef mensen de gelegenheid om de bestaande situatie ter discussie te stellen. Stel vragen, schat dan het risico in en handel snel. Als we een goed besluit kunnen nemen, kunnen we het risico verkleinen, een goede opbrengst behalen en een duurzaamheidsdoel bereiken.’
Uw bestuur bestaat uit zeer ervaren mensen. Probeert u ook invloed uit te oefenen op de overheid om het juiste te doen, de juiste stimulansen te bieden?
‘Ik denk dat we erkennen dat OCI in Nederland een grote speler is in stikstofkunstmest en wereldwijd ook in methanol. Maar we zijn geen megagroot bedrijf dat iedereen kent. Voor ons is het belangrijk dat we ons aansluiten bij andere bedrijven in onze branche. Ik ben lid van de Hydrogen Council die bestaat uit leiders uit veel verschillende branches. We hebben veel workshops met leden van de International Fertilizer Association. In breder verband kunnen we een eensgezinder geluid richting de politiek laten horen.
Politici moeten rekening houden met de geopolitieke situatie en we proberen voor hen de boodschap te vereenvoudigen, oplossingen te bieden en tegelijkertijd te zorgen voor energieonafhankelijkheid van hun systemen. Politici zullen immers kiezen voor de minst ingrijpende manier om vooruitgang te boeken zonder te veel kosten. Daarin is onze board behulpzaam.
De Nederlandse regering heeft laten zien hiervoor open te staan. Natuurlijk neemt ze haar eigen besluiten, maar het is nodig te luisteren naar bedrijven. Waarover maken die zich zorgen en hoe functioneren ze in de productie-omgeving? Dat duidelijk maken is een rol die we allemaal moeten oppakken. Een kleine minderheid kan zo’n grote mond hebben dat het voor een overheidsfunctionaris lastig is een besluit te nemen, vanwege zorgen over die 2 procent of 5 procent – kijk maar naar sociale media. Dat is echt lastig.’
U heeft eerder gezegd dat u samenwerkt met verschillende bedrijven in de waardeketen, waaronder boeren, ter verbetering van de duurzaamheid van de hele keten.
‘We hebben programma’s die speciaal gericht zijn op de retailers verderop in de keten die elke dag praten met boeren: programma’s die wij financieren om uitstoot te verminderen en na te denken over de beste praktijken voor de toepassing van kunstmest. We zijn lid van het Fertilizer Institute in de VS, waardoor boeren eensluidende informatie krijgen in plaats van dat vier verschillende kunstmestfabrikanten min of meer vergelijkbare, maar toch niet dezelfde informatie geven.
We moeten hetzelfde doen met certificering, zodat het geen bedrijfseigendom is. Dit is geen nulsomspel. Als onze concurrenten succesvol zijn in het verminderen van de koolstofuitstoot en een markt creëren voor groene en blauwe waterstof, is dat goed voor hen en voor ons. Daarover hoeven we niet te vechten. Laten we ons richten op overeenstemming over een kader voor regelgeving. Dat zal het voor politici gemakkelijker maken.’
In veel branches worden stappen ondernomen richting duurzaamheid, maar gaan we snel genoeg?
‘Wij zijn nu marktleider in stikstofkunstmest en methanol. Het was niet ons doel om de nummer één te worden, maar we zagen een kans en we werken aan vooruitgang. Er zijn veel uitdagingen en ik denk dat het erom gaat op te staan en te zeggen dat we er klaar voor zijn. Probeer niet alles tegelijk te doen, maar neem een beetje risico. Ik denk dat we allemaal hetzelfde doel hebben. Je moet gewoon opstaan en doen wat nodig is om dat te bereiken.’
Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 09 2022.
Dit artikel is voor het laatst aangepast op 26-10-2022