Paul Riemens over de RAI als duurzame rentmeester

'Dampende dieselmotoren, geluidsoverlast... Dat moet anders'

Paul Riemens in gesprek met Erik Suichies

Paul Riemens over de RAI als duurzame rentmeester
Voor het aantreden van Paul Riemens, ceo van congrescentrum RAI Amsterdam, werd er veel gesproken over de license to operate van het complex. Riemens: ‘Dat heeft voor mij een negatieve connotatie. Ik draai het liever om – hoe groeien wij uit tot centrum waar ook buurtbewoners veel aan hebben?’

Een flinke make-over: dat is wat ceo Paul Riemens met de RAI wil bereiken, het enorme complex in Amsterdam-Zuid dat met ruim 500 internationale congressen, (vak)beurzen, evenementen en presentaties per jaar ruim 1,5 miljoen bezoekers trekt. Riemens kwam twee jaar geleden over van Luchtverkeersleiding Nederland, waar hij acht jaar ceo was. Al vrij snel na zijn aantreden schudde hij de organisatie wakker: de RAI moet transformeren tot een open ontmoetingsplaats, waar naast beurs- en congresbezoekers ook buurtbewoners, lokale ondernemers, studenten en andere groepen graag zijn en elkaar makkelijk kunnen ontmoeten. Tot een plek die niet alleen zorgt voor (soms onvermijdelijke) maatschappelijke kosten, maar die ook maatschappelijke baten genereert. Nu is het nog zo dat, in de buurten rondom de RAI, bewoners het congrescentrum vooral zien als een gesloten bastion, dat zorgt voor parkeerproblemen en andere overlast.
Kern van de gewenste make-over is dat Riemens de RAI meer bij de stad wil betrekken en andersom. Hij zoekt bijvoorbeeld de samenwerking met winkeliers en horeca, ‘om meer voor onze buurt te gaan zorgen’. Hij heeft er een mooie uitdrukking voor gevonden: De RAI als rentmeester in plaats van pure evenementenorganisator die alleen maar streeft naar meer rendement. Dat rentmeesterschap is een functie waar de oude RAI – gesitueerd aan de nabijgelegen Ferdinand Bolstraat – in de jaren van de wederopbouw bekend om stond. Daarbij heeft Riemens duurzaamheid hoog in het vaandel staan. 

De wereld van beurzen en congressen is erg competitief. Wat onderscheidt de RAI van de beurzen in al die andere wereldsteden?
‘Onze bijzondere marktpositie rust op drie pijlers. Ten eerste zitten we in de fantastische stad Amsterdam, waar een aantal positieve ontwikkelingen samenkomen: schoonheid, goede scholing en zorg, steeds meer focus op duurzaam leven, uitstekende bereikbaarheid dankzij Schiphol en een inspirerende omgeving voor ondernemers en startups. Al die factoren zijn de basis voor het succes van Amsterdam – en ja, ook voor de toenemende drukte van toeristen. Ten tweede speelt een groot deel van onze evenementen zich af op het wereldtoneel, met onderwerpen als watertechnologie, agriculture, mobiliteit en andere thema’s waar Nederland sterk in is. Als derde pijler noem ik de kwaliteit die wij al vele jaren leveren. Op ons terrein zie je een lappendeken van hallen en een mooie mix van culturele rijkheid en diversiteit. Tel daarbij op dat hier energieke mensen werken, wat de potentie van de RAI alleen maar verder vergroot. Deze drie pijlers, die goed met elkaar samenhangen en elkaar versterken, zorgen ervoor dat wij een sterke marktpositie hebben en een duurzame toekomst tegemoet gaan.’

Kreeg u een opdracht mee toen u hier twee jaar geleden aantrad als ceo?
‘Hooguit dat er behoefte was aan een nieuwe richting. Ik vind dat die nieuwe richting voort moet komen uit de rijke historie van de RAI. De laatste jaren werd hier vooral gesproken over de license to operate van de RAI. Dat heeft voor mij een erg negatieve connotatie. Ik riep dat trouwens zelf ook in mijn tijd bij Schiphol. Ik draai het inmiddels liever om: hoe kunnen we ervoor zorgen dat de RAI uitgroeit tot een parel voor de stad Amsterdam, tot een object waar de buurtbewoners voor opkomen, als bijvoorbeeld de politiek iets over ons wil beslissen.’

U promoveerde in 2011 op regionale economische ontwikkeling, toegespitst op het belang van Schiphol voor Amsterdam en Nederland. Is het belang van de RAI enigszins vergelijkbaar?
‘Ja, dat vind ik wel. Er is ooit berekend dat onze economische spin-off zo’n 500 miljoen euro per jaar is en dat we goed zijn voor 7.000 banen per jaar. We gaan uiteraard door met het organiseren van beurzen en congressen, maar er is nog veel meer mogelijk. We zijn met een team gaan kijken in steden als Mumbai, Berlijn, Londen en New York, waar ze oude fabriekscomplexen hebben omgetoverd tot aantrekkelijke, hippe kunstcentra met allerlei activiteiten daaromheen, van mediahubs voor startende ondernemers tot innovatielaboratoria. Dat zijn inspirerende, toegankelijke plekken geworden waar je ontmoetingen tussen hele diverse mensen kunt ensceneren. Daar willen wij elementen van overnemen. Ons eigen oer-voorbeeld is Strandzuid, een stadsstrand in onze achtertuin, met een restaurant, terrassen, buitenbars en aanlegsteigers. Het is een heel vriendelijk concept, waarmee we zowel veel zakelijke bezoekers als buurtbewoners trekken. Dat doet ons imago goed.’

De gemeente Amsterdam heeft 25 procent van de aandelen van de RAI. Wat vindt deze aandeelhouder van uw groeiambities?
‘Ze willen hun aandelen vervreemden, maar onderschrijven onze groeiambities wel. Ik heb niet zoveel interesse in een ouderwetse discussie over de macht van aandeelhouders, ik zie de gemeente als een partner in business. We komen onze aandeelhouder uiteraard voortdurend tegen. Zo zijn we nauw betrokken bij het project Zuidas, dat onder de gemeente valt. Bij de gemeente zit een directeur, David van Traa, met wie ik het goed kan vinden. We zitten op dezelfde lijn: David wil met de Zuidas ook veel meer zijn dan alleen maar een zakelijk district met veel kantoren. Hij wil dit stadsdeel een bepaalde signatuur meegeven waarin diversiteit een belangrijke rol speelt. Dat wil ik ook met de RAI. Onze maatschappij is ingericht op het doen van financiële transacties. Ik vind dat we een object als de RAI moeten zien als meer dan dat, als een aantrekkelijke plek voor de interactie van waarden. Daardoor kan er nieuwe energie vrijkomen waar alle betrokkenen, ook de RAI zelf, het nodige aan hebben. Het wordt veel leuker en aantrekkelijker om onze beurzen te bezoeken als je weet dat daarnaast nog zoveel andere dingen te beleven zijn op deze plek, en in deze buurt.’

> Lees ook het interview met de gemeentesecretaris van de gemeente Amsterdam, Arjan van Gils

Wat betreft die nadruk op rendement: ook uw organisatie moet per saldo toch gewoon winst maken?
‘Natuurlijk, rendement maken is de kurk waarop we drijven. Toen ik hier in 2016 binnenkwam, was 2017 geprognotiseerd als een economisch zwak jaar.
Tegelijk had ik wel de behoefte om de transitie naar ‘meervoudige waardecreatie’ in gang te zetten. En in zo’n veranderingsproces is de rentabiliteit nog belangrijker om de transformatie vorm te kunnen geven. Heel mooi natuurlijk, maar dat pakt in de praktijk dan toch echt wel anders uit: als je verlies draait, zet men direct vraagtekens bij de visie en strategie van de nieuwe ceo. Dan gaan aandeelhouders zich echt wel roeren. Dus daarom moet je, als je een transitie inzet, altijd blijven uitgaan van de bestaande waarden en normen binnen de organisatie, ook wat betreft de financiële doelstellingen. Continuïteit is en blijft het uitgangspunt, en van daaruit moet je dan langzaam nieuwe activiteiten toevoegen.’

Bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid? Wat zijn de duurzame ambities van de RAI?
‘De RAI werkt sinds 2008 met een uitgebreid mvo-beleid. Daaronder vallen duurzame activiteiten als het gebruik van warmteopslag en bewegingssensoren, maar ook het actief promoten van duurzame content op onze events. Zo had de Horecava, de grootste horeca-vakbeurs van Nederland, dit jaar circulariteit als een van de grote thema’s. We hebben een zonnedak met 1.800 panelen. Daarnaast werken we waar mogelijk met lokale leveranciers, gebruiken we duurzame biologische koffie, et cetera. Tevens hebben we de ambitie om zo snel mogelijk CO2-neutraal te zijn en omarmen we een aantal van de zogeheten ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Waar ik me verder hard voor maak, is het zoveel mogelijk vrachtwagen- en bestelautovrij maken van de RAI. Toen ik daar voor het eerst over begon, zorgde dat intern wel voor gefronste wenkbrauwen. Als je hier ’s ochtends vroeg komt kijken bij de opbouw van een evenement, dan zie je alleen maar vrachtwagens af- en aanrijden. Dat geeft een combinatie van veel geluids- en stankoverlast, dampende dieselmotoren, uitstoot van CO2, allerlei rommel, noem maar op. Ik fiets daar dan in de ochtend langs en schrik ervan. Intern is men eraan gewend, maar van mij moet dat op termijn anders.’

Maar je zult toch moeten blijven laden en lossen?
‘Natuurlijk, maar dat kan ook anders. Hier, kijk naar deze schets. Er mogen in de toekomst, zo is mijn idee, alleen nog vrachtwagens komen in de strook tussen de RAI en de snelweg A10, dat is de enige zijde waar geen mensen wonen. Daar maken we een overslagruimte van. Daarvandaan leggen we een ondergrondse treinverbinding aan, die naar de verschillende hallen loopt. We willen met de verladers en standbouwers een concept ontwikkelen waarbij zij hun lading in containers vervoeren met een bepaalde standaardmaat, zodat die weer passen op die treintjes. We zullen eerst een pilot moeten doen, want in de grond zit nog allerlei oude infrastructuur waar je niet zomaar doorheen kunt graven. Het mooie is dat we dit met onze ketenpartners willen oppakken, zodat we samen tot een aantrekkelijke waardepropositie kunnen komen. We kunnen ook een stap verder gaan, dat wij als RAI de lading ophalen en de stands bouwen. Het mes snijdt aan meerdere kanten: er rijden geen vrachtwagens meer voor de woningen van de buurtbewoners langs. En dat scheelt enorm in de emissie van CO2 en zorgt ook voor minder herrie. De kwaliteit van leven neemt daardoor toe.’

Draagt de bouw van hotel nhow Amsterdam RAI ook bij aan de duurzame ambities van de RAI?
‘Zeker. Dit hotel wordt, met 650 kamers en een hoogte van 91 meter, niet alleen het grootste maar ook het meest duurzame hotel van de Benelux. Het heeft van de Dutch Green Building Council het BREEAM-NL Excellent ontwerpcertificaat gekregen. Het hotel krijgt een warmtekoudeopslag en een aansluiting op het stadwarmtenet. De behoefte aan warmte is minimaal dankzij warmtewisselaars in de klimaatinstallaties en hoogwaardige isolatie. Ledverlichting beperkt de elektriciteitsbehoefte. Stroom zal deels lokaal opgewekt worden, onder andere via stroomopwekkende vloeren op de drukste locaties in het hotel. Het gebouw is schitterend ontworpen door Rem Koolhaas en wordt een icoon dat de stad nog meer allure geeft. Voor onze bezoekers is dit hotel, vanwege de locatie direct naast de RAI, een aantrekkelijk argument om te komen.’

U wilt mensen samenbrengen, ontmoetingen faciliteren. Kunt u daar nog een voorbeeld van noemen?
‘We willen, in samenwerking met de gemeente, vaker verbindingen leggen tussen de kennis en kunde van de mensen die in de stad werken, en die van onze bezoekers. Hebben wij in de RAI een internationale beurs voor cardiologen, dan stellen we hen in verbinding met de cardiologen in de universitaire ziekenhuizen hier in de stad. Zo kunnen we dat ook doen met op technologie gerichte evenementen, waarbij we al goed samenwerken met het Amsterdam Science Park. Met de TU Delft zijn we bezig om hier jaarlijks drie promovendi, met daarbij stageplekken voor 25 tot 30 studenten, aan te nemen. We willen hier graag denkkracht en innovatie naartoe halen en kijken dan wel wat er gebeurt. Dat valt immers niet op voorhand te sturen. De RAI kan een geschikte broedplaats uitzijn voor startups, die hier onder al die bezoekers meteen hun vindingen kunnen uittesten.’

Werkt u, naast al die fysieke ontmoetingen, ook aan de ontwikkeling van virtuele evenementen?
‘Onze missie is om mensen elkaar op een bijzondere, inspirerende wijze te laten ontmoeten. Aan ons de taak om die ontmoeting fysiek of virtueel te ondersteunen. We ontwikkelen allerlei platforms rond evenementen, waar bezoekers hun contacten en discussies kunnen voortzetten. Al blijft ons verdienmodel voorlopig nog wel gebaseerd op de fysieke ontmoeting tussen mensen.’

Hoe ziet u uw eigen rol als leider?
‘In de basis doe ik maar drie dingen. Ik moet zorgen voor een atmosfeer waarin alle medewerkers onze groeiplannen werkelijk omarmen en er zingeving aan ontlenen. Daarnaast wil ik dit bedrijf verbinden met onze directe omgeving; daar moet ik als ceo het voortouw in nemen. Ten derde moet ik bijdragen aan oplossingen zodra er problemen zijn in onze organisatie. Niet door als baasje topdown van alles te gaan roepen, maar door kennis, kunde, ervaring en mijn netwerk in te brengen. Meer is het eigenlijk niet.’

Interview door Erik Suichies, directeur zakelijke markt Nuon. Suichies interviewt voor Management Scope over duurzaamheid, transformatie en energie. Dit artikel is gepubliceerd in Management Scope 05 2018.

facebook