Allard Castelein loodst het Havenbedrijf Rotterdam door de energietransitie

'Een gelijk speelveld graag'

Allard Castelein in gesprek met Léon Wijnands

Allard Castelein loodst het Havenbedrijf Rotterdam door de energietransitie
Havens zijn van oudsher knooppunt voor fossiele industrie. De toekomst vereist een transitie naar hernieuwbare energie en circulaire processen. Allard Castelein, ceo van Havenbedrijf Rotterdam, zet in op een gelijke situatie binnen Europa en fungeert als loods door die ingewikkelde transitie. ‘De problematiek is zo groot dat samenwerking essentieel is.’

Hoe maak je de urgentie van de energietransitie duidelijk? Zet de top van het Nederlandse bedrijfsleven bij elkaar op een zeilschip met als bestemming de afkalvende gletsjers van het Kongsfjord in Noorwegen. Dat is precies wat documentairemaakster Bernice Notenboom deed. Notenboom, die al lange tijd poolexpedities organiseert en onderzoek uitvoert, nodigde een groep van 70 topmanagers van Nederlandse organisaties uit voor een bijzondere reis met de driemaster Rembrandt van Rijn. De bestuurders kregen bij Spitsbergen niet alleen te zien hoe een compleet dorp wegzakt door het wegtrekkende ijs, aan boord werden ze ook aan het werk gezet om concrete acties te formuleren. Notenboom over haar motief: ‘Het begint bovenaan bij de grote jongens en bedrijven als Schiphol, NS en de Rotterdamse haven. Zij zijn voor de economie heel belangrijk.’
De keuze van Notenboom om Havenbedrijf Rotterdam aan boord te nemen was een slimme. Deze haven is van oudsher een knooppunt voor de fossiele business. De toekomst vereist een transitie naar hernieuwbare energie en circulaire processen.
Allard Castelein, ceo van Havenbedrijf Rotterdam, is voorzitter van de clustertafel voor het havenindustriegebied Rotterdam-Moerdijk. Die groep moet met oplossingen komen om, in lijn met kabinetsbeleid, over 12 jaar 49 procent aan broeikasgassen te hebben gereduceerd. Vanuit die rol zit Castelein ook aan een van de vijf landelijke tafels waaraan het Nederlandse klimaatakkoord verder vorm krijgt. 

Tijdens de trip naar Spitsbergen deelde de haven-ceo een hut met Léon Wijnands, global head of sustainability van ING en interviewer bij de totstandkoming van dit artikel. Wijnands grijpt hun reis graag aan om na te praten, maar vooral om vooruit te kijken: hoe geeft Castelein gestalte aan die veranderende rol van Havenbedrijf Rotterdam in het licht van de energietransitie? Castelein: ‘Zo’n reis doordringt je van het feit hoezeer de natuur te lijden heeft. Doordat ik al 35 jaar duik, zie ik hoe het koraal verandert. Ik klim en klauter in hooggebergte, waar een gids mij ieder jaar toont hoe gletsjers zich doorlopend terugtrekken. Dat doet mij pijn. We zijn daar zelf voor verantwoordelijk. De problematiek is zo groot dat je er alleen uit kunt komen door met meerdere partijen en over een langere periode samen te werken: bedrijven, politiek en ngo’s.’

Naast de energietransitie is er de praktijk van alledag. Hoe belangrijk is de haven voor Nederland?
‘Je kunt op verschillende manieren kijken naar de rol van de haven van Rotterdam voor Nederland of Europa. Afhankelijk van welke rapporten je leest, is de haven goed voor een werkgelegenheid van circa 180.000 banen. Ook de omvang van de bijdrage aan het bruto nationaal product hangt af van je perspectief. Wij zeggen minstens 3 tot 4 procent, maar de Erasmus Universiteit Rotterdam schat dat op basis van recente analyses hoger in. Je kunt ook kijken naar het achterland dat vanuit de gateway to Europe bediend wordt: zo’n 350 miljoen inwoners. Onze goede positie hebben we in ieder geval te danken aan de uitstekende infrastructuur en de hoge mate van industrialisatie van de haven, in de laatste 50 jaar ontstaan. Het accent lag al die tijd op containerverwerking en op fossiele energie en chemie. Bij die laatste twee ligt de grootste uitdaging: willen we relevant blijven voor Nederland, dan moeten we verduurzaming en digitalisering omarmen als kansen.’

De optelsom van bedrijfsactiviteiten in de haven zorgt voor een fikse voetafdruk. Zo worden er veel fossiele grondstoffen verwerkt en is ook de scheepvaart een grote vervuiler. Hoe organiseer je in die context het realiseren van duurzaamheidsdoelen?
‘Voorheen was een havenbedrijf verantwoordelijk voor de afhandeling van het scheepvaartverkeer, voor het onderhoud van de infrastructuur en voor het uitgeven van bedrijfsterreinen. Die rol past nu niet meer. We hebben nu te maken met verschillende transitievraagstukken waarin we in andere en verschillende rollen moeten acteren: als participant, facilitator, leider, investeerder of co-creator.
We zijn mede-initiatiefnemer van de TransitieCoalitie, een groep van meer dan 60 Nederlandse organisaties die zich inzet om barrières in de energietransitie weg te werken. Veel vraagstukken zijn zo complex dat individuele bedrijven of clusters van bedrijven ze niet meer zelfstandig kunnen oplossen. We zullen dus gebruik moeten maken van elkaars kennis, kunde, investeringsvermogen en leiderschap.
Ik zet mij er persoonlijk voor in dat we als havenbedrijf zo veel mogelijk proactief de samenwerking met andere bedrijven opzoeken. Een voordeel is dat we hier veel bedrijven van wereldklasse hebben, die allemaal het Klimaatakkoord van Parijs onderschrijven. Een voorbeeld: in het havencomplex is veel restwarmte beschikbaar, maar individuele bedrijven missen de kracht en schaal om die beschikbaar te stellen aan andere bedrijven of aan woonwijken in bijvoorbeeld Den Haag of Delft. In een joint venture die we samen met Gasunie oprichtten, investeren we in een gemeenschappelijke infrastructuur in de vorm van een warmtenet waar bedrijven op kunnen aanhaken. Dat sluit aan op het ingezette beleid om het gasgebruik terug te dringen en het doel om de CO2-uitstoot te beperken.
Het Havenbedrijf richt zich op de samenwerking, de vergunningen, de afname. Daarmee besparen we twee tot drie miljoen ton CO2-emissie. Een vergelijkbaar initiatief is het opzetten van een gezamenlijk CO2-netwerk voor transport en veilige buitengaatse opslag, ofwel opslag buiten de kustlijn op zee.’

Met het inzetten op het afvangen en ondergronds opslaan van CO2 schuif je een probleem door naar een volgende generatie. Niet alle stakeholders zijn het eens met die oplossing.
‘Nee, we schuiven het probleem niet door, want we werken aan systeemveranderingen. CCS – carbon capture and storage, het afvangen en ondergronds opslaan van kooldioxidegas – is een van de meest kostenefficiënte manieren om CO2 terug te dringen en bovendien op korte termijn toepasbaar. Aan de zogenaamde industrietafel nemen vijf clusters van industrieën deel. Ieder cluster heeft bevestigd dat het zonder de toepassing CCS niet mogelijk is om in 2030 49 procent CO2-reductie te realiseren. Alternatieven zijn nog niet voorhanden of te duur – de energietransitie kost al vele miljarden. Ondertussen, zo is ook afgesproken, blijven we zoals gezegd zoeken naar nieuwe systeemveranderingen. Denk aan elektrificatie via waterstof of het elektrificeren van hoge-temperatuurprocessen. Daarnaast is afgesproken dat we niet alleen onszelf ervan verzekeren dat CCS een veilige oplossing is, maar dat we ook blijven zoeken naar mogelijke vormen van hergebruik van opgeslagen CO2.’

Er is nog een andere uitdaging: hoe kijkt een aandeelhouder als gemeente Rotterdam naar het investeren in nieuwe duurzame voorzieningen door het Havenbedrijf?
‘Deze organisatie wordt gestuurd als een commercieel bedrijf. Er wordt dus dividend uitbetaald en we lenen op de kapitaalmarkt als dat nodig is. Verschillende activiteiten leiden tot verschillende rendementen, daar maken we onze eigen afwegingen in en daar zijn we transparant over. Als de betekenis van fossiel afneemt, wat is dan de toekomst voor deze onderneming als er geen nieuwe activiteiten zijn ontwikkeld? We moeten dus vernieuwen. Over de strategische keuzes die we maken ben ik doorlopend in gesprek met mijn commissarissen en aandeelhouders (gemeente Rotterdam heeft 70 procent van de aandelen in handen en de Nederlandse Staat 30 procent, red.). Bijvoorbeeld over het plan om met verf- en chemieconcern AkzoNobel, leverancier van industriële gassen Air Liquide en cleantechbedrijf Enerkem te investeren in een ‘waste to chemicals’-fabriek. Dat is een duurzaam alternatief voor afvalverbranding, waarbij gemengd afval wordt omgevormd tot nieuwe grondstoffen voor de industrie. Deze fabriek is niet alleen een verdienmodel, maar ook een stimulans voor de opbouw van circulaire bedrijvigheid binnen het complex. Ook aan andere stakeholders besteden we trouwens veel tijd, denk aan de 15 gemeenten in onze directe omgeving.’

Leidt duurzaamheidsbeleid ook tot nieuwe, nietfinanciële doelen?
‘De industrie in deze regio is verantwoordelijk voor 20 procent van de CO2-emissie in Nederland. Wil Nederland in 2030 49 procent emissiereductie halen, dan moeten wij hier het nodige aan bijdragen. Aan de klimaattafel hebben we geschetst hoe we dit willen realiseren. We hebben hier nu vijf raffinaderijen staan en leveren ruwe olie aan vijf andere raffinaderijen in Duitsland, Antwerpen en Vlissingen. In 2050 zullen hier geen tien raffinaderijen meer staan, dus de volumes op dat vlak zullen veranderen. Ik wil af van die eendimensionale succesindicator van een haven: er is meer dan volume alleen. We hebben bijvoorbeeld veel energie gestoken in het binnenhalen van de Pioneering Spirit van Allseas, het grootste werkschip ter wereld. Dat schip heeft een vaste ligplaats in Rotterdam. Ieder nieuw project waarvoor het schip wordt ingezet en wordt omgebouwd, levert veel werk op voor onze maritieme sector. Ook dat is succes.’

In hoeverre maakt concurrentie het ingewikkelder de neuzen dezelfde kant op te krijgen en samen mooie resultaten te boeken?
‘Concurrentievermogen is essentieel om te kunnen blijven investeren. Het staat buiten kijf dat de energietransitie een erg lastig proces is. In de energietransitie is de cascadering belangrijk: we moeten niet de Rotterdamse plannen als basis voor Nederland laten fungeren, maar andersom. De haven helpt Nederland haar klimaatafspraken te realiseren. Een level playing field is belangrijk, daarom moet je niet als enige land een hogere CO2-prijs invoeren, maar dat met de Noordwest- Europese landen samen doen als de ETS-prijs, jargon voor de emissiehandel, te laag is. Dat is ook de reden waarom wij tijdens de global climate action summit in San Francisco een global ports action initiative aangekondigd hebben, waarbij havens uit Los Angeles, Vancouver, Antwerpen, Barcelona en Hamburg de handen ineenslaan om de efficiency van de logistiek te verbeteren, de inzet van walstroom te stimuleren, te sturen op emissiereducties en schonere brandstoffen. Als we samen met Hamburg en Antwerpen één lijn aanhouden richting containerrederijen, dan zorgt dat voor een level playing field in Noordwest- Europa.
Verder is ons land uniek in grootschalige en succesvolle publiek- private samenwerkingen. Kijk naar offshore windenergie: de overheid heeft hiervoor gebieden aangewezen, ondernemers kunnen bieden op een plot (een ‘kavel’, red.), TenneT zorgt voor de infrastructuur die de afname faciliteert. Binnen de TransitieCoalitie is iedereen ervan overtuigd dat een goede aanpak meer kansen dan bedreigingen oplevert. We willen voor grote bedrijven de beste locatie van Noordwest-Europa zijn op het gebied van emissiereductie. Een goed voorbeeld van die nieuwe rol is de bouw van een nieuwe fabriek op de Maasvlakte – het circular steam project van kunststofproducenten LyondellBasell en Covestro – waarbij 20 procent CO2 gereduceerd wordt.’

De langetermijnfocus is dus vooral gericht op duurzaamheid en het smeden van coalities en samenwerkingsverbanden. Wat betekent dit voor uw rol?
‘Het leuke en uitdagende van mijn rol is dat er zowel buiten als binnen het bedrijf veel moet gebeuren. Goed contact met de buitenwereld is een voorwaarde om ervoor te kunnen zorgen dat de interne organisatie de juiste kant op gaat. We investeren dit jaar 400 miljoen euro, niet alleen in aanleg en onderhoud, maar ook in innovatie. Drie jaar geleden hadden we hier geen teams voor digitalisering of energietransitie. De organisatie krijgt te maken met nieuwe waardeketens, met voor ons vreemde investeringen en zelfs met nieuwe businessmodellen. We komen er niet meer mee weg ons te laten voorstaan op het feit dat we de grootste haven ter wereld zijn of waren. Dat is al sinds 2004 niet meer zo. Over tien jaar zijn we wellicht verdwenen uit de top-20 – onder meer het gevolg van een enorme groei in Azië. Daarom wil ik dat dit bedrijf naar buiten gericht is. Het Havenbedrijf Rotterdam heeft een fenomenale reputatie en in onze slipstream volgen toonaangevende maritieme bedrijven. Ons werkgebied wordt internationaal: wij kunnen als niet-bedreigende partij Nederlandse bedrijven helpen met business in het buitenland. Ook wijzelf werken steeds vaker voor grote bedrijven en overheden die ons vragen onze expertise in te zetten in buitenlandse havens. Daarbij gaat het niet alleen om de export van kennis en kunde, maar ook van onze normen en waarden op het gebied van diversiteit, anti-corruptie of veiligheid. We hebben op dit vlak overigens een beperkte rol, we concurreren niet met consultancybedrijven. Maar we weten als geen ander hoe je maritieme ecosystemen moet inrichten. Onze aandeelhouders hebben deze maand ingestemd met het verkrijgen van een 30 procent aandeel in een haven in Brazilië.’

Hoe ziet de haven er over 50 jaar uit?
‘We moeten ons best blijven doen om de grootste haven van Europa te blijven. Volume blijft belangrijk om relevant te blijven. Er wordt jaarlijks nog steeds twee tot drie miljard euro in het havengebied geïnvesteerd. Schepen komen nu op topsnelheid naar de haven en moeten vervolgens vaak op de rede – voor de kust – wachten op capaciteit. Ook in de keten van loodsen, slepers, een plek aan de terminal om te lossen en te laden, personeel dat kranen bedient en het schip bevoorraadt en van zijn afval afhelpt zitten inefficiënties die we met technologie wegwerken. We hebben daarnaast verschillende scenario’s ontwikkeld die we toetsen. Voor bepaalde faciliteiten geldt dat de behoefte daaraan zal afnemen. Denk aan tankopslag voor fossiele brandstoffen. Daar staat tegenover dat er groei zit in het beheer en onderhoud van de windparken op zee. Verder zal de komende tientallen jaren het containertransport alleen maar doorgroeien. Daarnaast heeft ook de circulaire industrie ruimte nodig. Vooralsnog gaan we ervan uit dat we niet snel een overschot aan ruimte zullen hebben.’

Interview door Léon Wijnands, global head of sustainability van ING. Wijnands interviewt en schrijft voor Management Scope over de mondiale economie. Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 08 2018.

facebook