UMC Utrecht-bestuurder Mirjam van Velthuizen: 'Ziekenhuisbezoek wordt zeldzaam'

UMC Utrecht-bestuurder Mirjam van Velthuizen: 'Ziekenhuisbezoek wordt zeldzaam'
Als lid van de raad van bestuur van het UMC Utrecht houdt Mirjam van Velthuizen-Lormans zich bezig met preventie en met innovaties die het leven van de patiënt makkelijker maken. Zorg op afstand, bijvoorbeeld. Hoe krijg je bij zo’n transformatie de organisatie mee? ‘Het begint met luisteren en kijken.’

Haar smartwatch verraadt dat Mirjam van Velthuizen - Lormans, sinds 2013 lid van de raad van bestuur van UMC Utrecht, actief bezig is met haar gezondheid. Ze wil elke dag op de bijbehorende gezondheidsapp, zoals ze dat noemt, ‘haar cirkels rond hebben.’ ‘Elk uur een minuut staan, 30 minuten per dag actief bewegen en voldoende calorieën verbranden,’ zegt ze. ‘Als je gezond wilt leven, moet je daar minimaal aan proberen te voldoen. In mijn beroep is dat nog best een uitdaging.’
Die focus op gezondheid is geen toeval, want het is haar missie om het UMC Utrecht te transformeren van een ziekenhuis dat er vooral op gericht is om de gezondheid van mensen te verbeteren in een organisatie die mensen ook ondersteunt in het voorkómen dat ze ziek worden. Van focus op ziekte naar focus op gezondheid, wat verder gaat dan preventie alleen, en met behulp van alle digitale mogelijkheden die er tegenwoordig zijn. Zulke digitale innovaties kunnen bovendien helpen het contact met patiënten efficiënter te doen verlopen en de kosten van de bedrijfsvoering omlaag te brengen – ook twee speerpunten van haar beleid.
Van Velthuizen-Lormans spreekt van ‘het voorkomen, vervangen en verplaatsen van zorg.’ Als bestuurslid gaat zij onder andere over de portefeuilles bedrijfsvoering, financiën, digitalisering en duurzaamheid. Op haar bescheiden ingerichte werkkamer vertelt ze hoe de transformatie van een van de grootste academische ziekenhuizen van Nederland in zijn werk gaat.

Wat kunnen wij ons bij deze transformatie voorstellen?
‘Een succesvolle transformatie is volgens mij een continue transformatie. Veranderingen gaan steeds sneller. Het is niet zo dat je een stip op de horizon zet en dan is het klaar. De missie van het UMC Utrecht is de gezondheid van mensen verbeteren, nú en in de toekomst. In de zorg staan grote veranderingen op stapel. Transformeren is een vorm van omdenken: stel nou dat we nog niets hadden, hoe zouden we het dan aanpakken? Als UMC Utrecht hebben we drie kerntaken: vandaag de best mogelijke zorg leveren, als academische opleiding de professionals van de toekomst opleiden en onderzoek verrichten om de zorg van de toekomst en innnovaties mogelijk te maken. Mijn rol is te zorgen dat de bedrijfsvoering onze professionals in hun dagelijks werk maximaal ondersteunt, tegen zo laag mogelijke bedrijfsrisico’s en kosten. Dat vraag om evenveel innovatiekracht in zowel bedrijfsvoering als zorg.’

Hoe pakt u dat precies aan?
‘De zorg in Nederland is van heel hoog niveau en voor iedereen beschikbaar. Als je op wereldschaal kijkt, is dat echt uniek. Maar tegelijk zie je dat het systeem vastloopt. Een voorbeeld: een jaar geleden was er een discussie over het medicijn Orkambi, een middel tegen taaislijmziekte. Dat werd niet langer door verzekeraars vergoed vanwege de hoge kosten. Als jouw kind kind die ziekte heeft, wil iedereen dat het dat medicijn krijgt. Maar iedereen wil ook de laagst mogelijke premie betalen – en dan vinden Nederlanders het vaak nog te duur. Dat matcht niet. Dat dilemma zullen we in Nederland moeten oplossen, en wij proberen vanuit de academie daar een bijdrage aan te leveren. Ik probeer bewustzijn voor dat probleem te creëren en vind ook dat wij het als academisch ziekenhuis aan onze stand verplicht zijn om met oplossingen te komen, vooral door met concrete voorbeelden vanuit onderzoek te laten zien wat werkt en wat niet.’

Zulke oplossingen zoekt u samen met andere partners in de zorg?
‘Dat klopt, dat is de basis van onze strategie 2015 – 2020, die we Connecting U noemen. De zorg in Nederland is vooral zo goed dankzij de hoge mate van specialisatie. Ook als academisch ziekenhuis hebben wij lang niet alles in huis. Je hebt daarom partners nodig, zodat je samen een continuüm aan zorg kunt bieden. De uitdaging is daarbij de patiënt op het juiste moment, op de juiste plaats de goede zorg te bieden. Ook een huisarts kan niet altijd overzien waar een patiënt precies welke zorg nodig heeft. We willen voorkomen dat iemand naar de huisarts gaat, naar ons wordt verwezen en daarna weer wordt doorverwezen. Dan ben je een half jaar verder en weet je nog niets.’

Hoe kan de zorg efficiënter georganiseerd worden?
‘Digitalisering speelt daarbij een grote rol. Een mooi voorbeeld hiervan is wat we onlangs gedaan hebben voor patiënten met de spierziekte ALS. Veel meer dan de diagnose stellen, kunnen we op dit moment helaas nog niet. Maar we kunnen wel mensen heel goed begeleiden. We hebben samen met patiënten, hulpverleners, behandelaars en app-designers aan tafel gezeten om te kijken hoe dit beter zou kunnen. Daar is een app uitgekomen waarmee de patiënt kan aangeven waar hij of zij last van heeft en waarop de juiste behandelaar meteen kan inspringen. Hierdoor hoeven mensen minder vaak naar het ziekenhuis te komen en worden ze veel sneller geholpen.’

Minder vaak naar het ziekenhuis, is dat ook een doel op zich?
‘Het is onze ambitie om de zorg via e-health steeds meer thuis te laten plaatsvinden. In Canada staat een ziekenhuis zonder bedden, als experiment: wat nou als álle zorg thuis plaatsvindt? Het blijkt dat je een heel eind kunt komen. Dat is wat wij hier nu ook proberen. Om met patiënten en hulpverleners, maar ook met IT’ers en mensen van finance, te kijken: waar heeft die patiënt precies behoefte aan en wat kunnen wij daarop verzinnen? Tieners met reuma zijn een mooi voorbeeld. In plaats van twee keer per jaar in het ziekenhuis op een formuliertje aan te geven waar ze pijn hebben, kunnen jongeren dit sinds kort doorlopend aangeven via een app die op Instagram lijkt. Hierdoor vergaren wij veel meer data en hoeven de jonge patiënten niet meer naar ons toe te komen. We zien dat patiënten daar blij mee zijn.’

U kwam in 2013 in de raad van bestuur. Was het moeilijk om de organisatie mee te krijgen met vernieuwingen?
‘Dat gaat inderdaad niet vanzelf. Van oudsher is een academisch ziekenhuis een vrij hiërarchisch ingerichte organisatie. Goed kunnen kijken en luisteren zijn misschien wel de belangrijkste eigenschappen voor bestuurders. Veranderen is altijd multidisciplinair: je kunt het nooit alleen. Toen ik in 2013 aantrad, viel mij op dat we als academisch huis fantastische dingen lieten zien, maar wel heel intern gericht waren. Onderzoek en schitterende publicaties zijn heel belangrijk. Maar de vraag is ook: hoe zorgen we ervoor dat al dat onderzoek en onze kennis de patiënt daadwerkelijk ten goede komen? Er werken hier ontzettend slimme mensen. Het is de kunst om voortdurend vragen te stellen en daarna de antwoorden goed samen te vatten. Ik zeg weleens: we zetten hier met zijn allen een man op de maan, maar iedereen moet wel weten welke man en welke maan. Iedereen moet weten welke kant we op vliegen. Vervolgens is het zaak ervoor te zorgen dat mensen gaan meebewegen: niet alleen de professionals aan het bed, maar overal in de organisatie.’

Ontmoette u daarbij weerstand?
‘Het mooie aan dit bedrijf is: iedereen werkt hier vanuit de intrinsieke motivatie iets aan de gezondheid van mensen te willen doen. Onze ambitie is heel mooi: het gaat om gezondheid. Maar we moeten ook gewoon de boel op orde hebben en de kosten verlagen. Dat is echt een grote opgave. Ik heb een aantal mensen vanuit het UMC Utrecht op pad gestuurd naar heel verschillende bedrijven, om te kijken hoe ze hun bekostiging hebben geregeld. ING, KLM, NS, FrieslandCampina: ze zijn overal geweest. Ik moest ze erheen duwen, maar ze kwamen stuk voor stuk enorm bevlogen en vol nieuwe kennis terug. Over de kosten, maar ook over leiderschap en een andere bedrijfscultuur. Dat helpt. Wij hebben die innovatie in onze bedrijfsvoering ook echt nodig om alle andere innovaties te blijven financieren. Veel vernieuwingen in de zorg leiden helaas tot kostenverhoging. We moeten dus op een heel andere manier gaan werken. Een reis boeken kan vandaag ook veel sneller en goedkoper dan vroeger. Daar moeten wij het in de zorg ook vandaan halen - níet door mindere zorg te gaan leveren.’

In 2016 stond het UMC Utrecht tijdelijk onder verscherpt toezicht van de inspectie na een aantal incidenten. Zag u daarin misschien ook een kans in om bepaalde veranderingen te versnellen?
‘Heel eerlijk: dat is op het moment zelf best een uitdaging. Maar, ja: never waste a good crisis. Het helpt wel om mensen te doordringen van de noodzaak. We hebben het als motor ingezet, maar ik had het liever zonder gedaan.’

Welke rol spelen data bij de vernieuwingen die het UMC Utrecht momenteel doorvoert?
‘We werken natuurlijk altijd al veel met data, want we doen veel onderzoek. Maar we kunnen er meer mee dan ooit. Door bijvoorbeeld de gegevens uit de eerder genoemde apps voor reuma en ALS geanonimiseerd te verzamelen en te analyseren, verwerven wij inzichten op basis waarvan we de zorg voor dit soort patiënten verder kunnen verbeteren. We zien een kans om de zorg écht te transformeren. We hebben ongelooflijk veel gegevens over mensen, over ziektebeelden. Daaruit is heel veel informatie te halen om ook preventief te gaan werken. Ook daarbij kunnen we leren van het bedrijfsleven: als de supermarkt al weet wat ik morgen wil kopen, waarom weten wij dan niet welke klachten mensen morgen kunnen ontwikkelen? Dat is de gedachtegang. We zijn met partijen als data-managementconcern SAS en technologiebedrijf Philips gaan zitten om te kijken wat ervoor nodig was om die data om te zetten in zorgverbeteringen. Ik heb gezegd: ik wil binnen drie maanden de eerste resultaten zien. We zitten nu in de tweede ronde van drie maanden. De leereffecten zijn fantastisch. Rondom vroeggeboorten hebben we bijvoorbeeld een algoritme ontwikkeld om te voorspellen waar kinderen te vroeg geboren zullen worden. Dat is al geweldige gezondheidswinst.’

Hoe betrok u de medewerkers daarbij?
‘We hebben intern een oproep uitgezet: wie heeft een goed idee, wie wil meedoen? Je moet altijd beginnen met de mensen die graag mee willen. Daar is een aantal ideeën uitgekomen. Vier projecten, die we samen met externe partijen hebben uitgevoerd. Er kwam een nieuw type mensen de organisatie binnen: data scientists bijvoorbeeld, fantastisch. Ik vind dat waanzinnig inspirerend. Maar het is natuurlijk wel de kunst om de getallen te koppelen aan inhoud. Zo was een van de projecten gericht op het voorspellen van psychoses: die dachten we beter te kunnen zien aankomen aan de hand van iemands gedrag op sociale media. Dat bleek echter niet zo te werken. Toch helpt dit soort projecten enorm om in de zorg tot de volgende stap te komen.’

Welke rol spelen de patiënten?
‘Zij zijn cruciaal: we doen het voor hen. We worden allemaal gelukkig steeds ouder, maar we krijgen allemaal ooit iets. Dat hoort bij het leven. Mensen een goede kwaliteit van leven bieden, dat staat bij al onze innovaties voorop. Bij elk onderzoek dat wij uitvoeren, overleggen we ook met ervaringsdeskundigen om aan te geven waar zij behoefte aan hebben. Daar begint alles mee.’

Het UMC zet sterk in op behoud van gezondheid, vertelde u. Wat kunt u als ziekenhuis precies doen om mensen búiten het ziekenhuis te houden?
‘Dat is wat we momenteel onderzoeken. We werken hierbij samen met de gemeente Utrecht. Er bestaan in de stad grote verschillen in levensverwachting tussen verschillende wijken. Heel opmerkelijk, in een welvarend land als het onze. We overleggen met lokale partijen: wat kunnen we precies doen om dat te verbeteren? We hebben het innovatiecentrum THINC opgericht, waar we kunnen onderzoeken welke innovaties impact hebben. Zo kunnen mensen op de site U-prevent.nl op basis van hun levensstijl en het aanpassen daarvan hun gezondsheidswinst in jaren berekenen. Mensen staan veel meer open voor dergelijke digitale innovaties dan wij soms denken. Toen ik hier net kwam, beschikte het UMC Utrecht al over een prachtig patiëntenportaal waar patiënten met al hun vragen terechtkonden, maar het werd nauwelijks gebruikt. Dat bleek te komen doordat mensen gewoon niet wisten dat het bestond. Om toegang tot het portaal te krijgen, moest je eerst patiënt zijn en er door een arts op gewezen worden.’

Dat hebt u aangepakt?
‘Op basis van ervaringen van artsen en patiëntgroepen die wel veel gebruikmaakten van het portaal hebben we in 2015 besloten het om te draaien: we hebben het portaal voor iedereen opengezet – heel goed beveiligd, uiteraard. Sommige collega’s dachten dat we overspoeld zouden worden door mensen met vage klachten, maar dat gebeurde niet. Wat wel gebeurde was dat er meer tijd en ruimte ontstond voor een goed gesprek tijdens het spreekuur, de feiten waren immers al gedeeld. Op de afdeling oncologie – dat vond ik het spannendst – konden patiënten ervoor kiezen om thuis de uitslag van onderzoeken al te bekijken, ook als het slecht nieuws was. Maar dat geeft mensen wel de kans om het thuis te verwerken en vervolgens bij de arts de juiste vragen te kunnen stellen.
We kunnen hierdoor veel meer zorg op maat leveren en mensen krijgen zo meer regie over hun eigen gezondheid. De volgende stap is dan om met al die data algoritmes te ontwikkelen, om mensen te helpen gezonder te worden. Een van onze hoogleraren is onlangs adviseur geweest bij supermarktconcern Albert Heijn, dat een traject heeft ontwikkeld om de hoeveelheid zout in het eten van mensen te verminderen. Als je nu door de supermarkt loopt, kun je zien welke je producten je dan het beste kunt kopen. Daar hebben wij vanuit onze expertise medewerking aan verleend. En het is natuurlijk ook walk the talk. Een jaar geleden hebben wij ingesteld dat we een rookvrij ziekenhuis zijn. Op ons terrein wordt er niet meer gerookt.’

Wat doet u zelf om fit te blijven?
‘Ik sport twee tot drie keer in de week, al zal dat nooit echt mijn hobby worden – ik weet dat het belangrijk is. Ik probeer gezond te eten. Gezond leven is best moeilijk. Dat vind ik altijd belangrijk om in mijn achterhoofd te houden, want dat geldt natuurlijk voor iedereen. Voor iemand met een aandoening, of mensen met een laag inkomen of weinig opleiding is het misschien nog wel moeilijker. Daarom zetten we ons als UMC Utrecht ook in om patiënten met lage gezondheidsvaardigheden te helpen. Daarnaast leren we onze artsen om dit sneller te signaleren. Mensen Nederlands leren, of beter leren lezen en schrijven, ook dat kan onderdeel zijn van preventie.’

Waar zou u willen dat deze organisatie over vijf jaar staat?
‘Dan staat het UMC Utrecht nog steeds op dezelfde plek, al is het dan misschien fysiek een stukje kleiner en mooi verbouwd. Mensen komen dan alleen naar ons toe als ze een behandeling moeten ondergaan of wanneer het belangrijk is om rustig een gesprek te voeren met een van onze professionals, want behoeft aan warm, face-to-face contact zal altijd blijven. Al het andere gebeurt op afstand: thuis, waar mensen willen zijn. Tegen die tijd weten wij dat op afstand te begeleiden.’

Interview door Monique Noomen-Greve. Noomen-Greve is managing director van zakelijk dienstverlener EIFFEL. Zij interviewt en schrijft voor Management Scope over succesvol transformeren. Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 01 2019.

facebook