Vier (oud-)NVP-voorzitters over het toenemend belang van private equity

Vier (oud-)NVP-voorzitters over het toenemend belang van private equity
Ernstige onderkapitalisering van het bedrijfsleven na de oliecrisis leidde in 1984 tot de oprichting van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP). In deze rondetafel blikken (oud-)NVP-voorzitters terug op de soms roerige geschiedenis van hun jubilerende vereniging en kijken ze vooruit naar de toekomst van private equity en venture capital in Nederland. ‘De relevantie zal alleen maar toenemen.’

Het heeft iets van een reünie: de directeur van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP), Tjarda Molenaar, die haar huidige voorzitter en drie oud-voorzitters ontvangt ter gelegenheid van het 35-jarige jubileum van de club.
Wat opvalt: de aanwezigen hebben weinig moeite om elkaar te verstaan. Ze spreken dezelfde taal. Begrippen als ‘de PPM’ en ‘de PII’ vliegen over tafel. En ze maken zich vrolijk over de goeie ouwe tijd waarin ‘de MIP’ een begrip was – de Maatschappij voor Industriële Projecten. ‘De MIP! Die heb ik nog persoonlijk ten grave gedragen!’ lacht André Olijslager, voorzitter van de NVP tussen 2006 en 2010. Zijn opvolgers Philip Houben (voorzitter van 2010 tot 2015) en Annemarie Jorritsma (2015- heden) én NVP-oprichter Ellard Blaauboer (voorzitter van 1984 tot 1986) completeren het gezelschap. 

Samen vertegenwoordigen ze meerdere decennia aan Nederlandse private equity-geschiedenis. Eigenlijk private equity avant la lettre, want ‘toen wij begonnen, bestond het hele begrip nog niet’. En wellicht was dat beter, is al snel de conclusie. Want wie de term private equity in artikelen tegenkomt, stuit in de woordenwolk al snel op begrippen als ‘sprinkhanen’ en ‘leegroven’. Tot ergernis van de vijf, want dat is – meestal – niet terecht. Participeren, daar gaat het om. Dat daarbij risico’s worden genomen, is helemaal niet gek. ‘Het zou pas gek zijn als er geen projecten zouden mislukken.’ Onder leiding van Tjarda Molenaar, sinds 2002 managing director van de NVP, worden heden, verleden en toekomst van private equity en venture capital in Nederland aan een nadere beschouwing onderworpen.

Meneer Blaauboer, u stond in 1984 aan de wieg van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen. Neem ons eens mee terug naar die begintijd. Waarom moest de NVP opgericht worden?
Blaauboer: ‘De geschiedenis gaat nog iets verder terug dan de jaren ’80. We kwamen in het decennium ervoor uit de oliecrisis en al snel bleek dat het Nederlandse bedrijfsleven zwaar ondergekapitaliseerd was. Er was veel te weinig eigen vermogen en daardoor veel te weinig geld om te investeren of te innoveren. Ondernemers waren voor hun financiering afhankelijk van banken en die gaven vaak niet thuis. Dat schoot niet op. Ideeën bleven op de plank liggen. We hebben toen vooral gekeken naar de Verenigde Staten (VS), waar een groot investeringsprogramma liep met steun van de overheid: bij iedere dollar die daar werd geïnvesteerd, legde de overheid er een dollar bij. Dat kreeg navolging in Nederland met de zogeheten PPM-regeling, de Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen. De constructie in Nederland was iets anders dan in de VS: je investeerde een gulden, en als het misging kreeg je van de overheid twee kwartjes terug. Dat werkte. Ik had als investeerder de leiding over een van de allereerste PPM’s, NeSBIC. Op de ministeries deed ik vaak het woord, ook namens de anderen. En die ambtenaren vonden het uiteindelijk veel handiger als ze met een branchevereniging zouden kunnen praten. Zo is dus in 1984 de NVP ontstaan.’

Mevrouw Jorritsma, u bent op dit moment de voorzitter, hoe is de relatie met de overheid nu?
Jorritsma: ‘De relatie is over het algemeen goed, maar je merkt wel dat private equity en venture capital politiek gevoelige onderwerpen zijn. Er zijn soms partijen die veel té kritisch zijn op de sector. Dat blijft ingewikkeld. De ministeries van Economische Zaken en Financiën daarentegen zijn heel enthousiast. Ze laten regelmatig de pro’s en cons onderzoeken en de uitkomst is elke keer weer gunstig. Ze nemen ons ook heel serieus. Ze vragen onze mening. Inmiddels snappen ze wel dat het een volwassen sector is en de NVP een volwassen club is.’
Houben: ‘Ik denk dat men ook aan de linkerzijde van het politieke spectrum best warmloopt voor met name venture capital en groeifondsen. Dat vindt iedereen mooi. Met de buy out-fondsen hebben ze vaak iets meer moeite. Maar dat hoort wel bij het complete plaatje. Daarom is het goed dat al die takken zijn vertegenwoordigd in de NVP.’
Jorritsma: ‘Dat vind ik wel eens jammer aan de politiek: blijkbaar kun je ingenomen standpunten nooit meer wijzigen. De negatieve voorbeelden die men noemt zijn vaak én feitelijk onjuist én ze dateren altijd van jaren geleden.’
Olijslager: ‘Het is best begrijpelijk dat er af en toe kritisch over de sector gesproken wordt, omdat er ook zichtbare voorbeelden zijn van portefeuillebedrijven waarbij iets mis is gegaan. De vraag is echter of dit kwam door de investeerder, externe omstandigheden als de financiële crisis of een combinatie van beide. Louter de investeerder de schuld geven is wellicht niet helemaal correct.’
Jorritsma (streng): ‘Er zijn voorbeelden uit het verleden die in het politieke debat zijn aangehaald als excessen. Wij hebben die in 2015 allemaal uitgeplozen. We kwamen bij bijna alle cases waar iets misging tot de conclusie dat er meerdere oorzaken waren. Vaak heeft bijvoorbeeld wijzigend overheidsbeleid of de financiële crisis – en daardoor minder afval voor afvalverwerkingsbedrijven, of minder kinderen die naar de kinderopvang gingen – bijgedragen aan teleurstellende resultaten. Overigens werden er destijds ook cases bestempeld als excessen waar juist prachtige bedrijven zijn neergezet. De aan- en verkoop van mediabedrijf NRC, waar veel over te doen was, is bijvoorbeeld echt een succesverhaal, dat heeft de redactie ze zelf in een artikel erkend. En ja, er gaan dingen mis. Maar dat gebeurt overal in de maatschappij. Ook beursgenoteerde bedrijven maken fouten. Belangrijker is, denk ik, dat het percentage faillissementen – en dus fouten – bij participatiemaatschappijen lager ligt dan bij andere bedrijven.’

Private equity ontwikkelde zich van een vorm van groeifinanciering naar hulp bij herstructurering van heel grote concerns. Meneer Olijslager, daar heeft u ervaring mee…
Olijslager: ‘Ik kom zelf uit de tijd van de management buyouts. Die waren in opmars in de jaren ’80. Alle grote conglomeraten werden ontmanteld. Ik heb heel veel buy-outs gedaan en begeleid. Dat was toen een compleet nieuw begrip, er werden kranten over volgeschreven.’

Hoe werd er volgens u in de begintijd tegen private equity aangekeken?
Olijslager: ‘Nou, daar was aanvankelijk bijzonder weinig ophef over. Het begrip bestond simpelweg niet. Het ging over een “beleggingsmaatschappij”, wat eigenlijk niet klopte, of over “participatiemaatschappij”.’ Jorritsma: ‘Het heeft lang geduurd voordat private equity een ingezonken begrip was. Soms vind ik het wel eens jammer dat we het begrip ooit geïntroduceerd hebben. Het woord participatiemaatschappij dekt de lading wat mij betreft beter.’
Houben: ‘Veel beter. Maar het is een illusie om te denken dat we er ooit nog vanaf komen.’
Jorritsma: ‘Het begrip private equity heeft op een of andere manier een negatieve connotatie. Het gaat al snel over “kortdurend”, over “sprinkhanen”, over “leegroven” of “binnenharken” en “graaien”. Terwijl de investeringen van private- equitybedrijven juist vaak veel duurzamer zijn – dat blijkt iedere keer weer. Ik denk dat we daar altijd op moeten blijven hameren: het gaat niet alleen over geld, het gaat ook over participatie, over cashflow, over bedrijfsvoering, over innovatie en internationalisering en over impact. Dit alles om waarde toe te voegen. Hier wordt iedereen beter van. Bedrijf en aandeelhouder.’

Meneer Houben, voordat u voorzitter werd, had u een lange carrière in het bedrijfsleven achter de rug. U kreeg als ceo bij buizen- en leidingenfabrikant Wavin zelf te maken met private equity en venture capital. Hoe kijkt u terug op die tijd en wat heeft u meegenomen in uw periode als voorzitter van de NVP?
Houben: ‘Private equity heeft vooral een duidelijke cultuurverandering bij Wavin teweeggebracht. Door medewerkersparticipaties ging het eigendomsgevoel tot diep in de organisatie. Medewerkers werden mede-eigenaren en managers werden ondernemers. Ze zaten erin met hun eigen geld. Dat was heel belangrijk. En nog belangrijker: het besef dat cashflow nog belangrijker is dan winst kwam weer op gang. Dat vond ik ook een zeer goede verandering. Daardoor kwam er weer kapitaal om dingen aan te pakken. Dat was fantastisch.’
Blaauboer: ‘Cashflow zorgt voor energie. Ik weet nog dat in de vorige eeuw Van Gelder Papier werd overgenomen met venture capital. De nieuwe eigenaar nodigde iedereen uit om met ideeën te komen, mits ze een payback time hadden van zes maanden. De kasten gingen open en de ideeën puilden eruit! Het begon te bruisen! Er werd weer geld verdiend! Bij Getronics was dat precies hetzelfde. Ton Risseeuw, de man die via een management buy-out Getronics losweekte bij SHV, vroeg me of ik alsjeblieft niet tegen de eigenaar, de familie Fentener van Vlissingen, wilde zeggen hoeveel winst hij dacht te gaan maken. Anders vreesde hij dat de overname niet zou doorgaan. Dat zijn mooie verhalen.’

Na de eeuwwisseling kwam het bedrijfsleven in een snelle internationalisering terecht. Grote buitenlandse partijen betraden het Nederlandse grondgebied. Een deel van de Nederlandse bedrijven ging zelfs van de beurs met private equity. Toen keerde de stemming en was het sentiment plotseling negatief. ‘Private equity koopt de beurs leeg.’ Zag u dat moment aankomen?
Houben: ‘We hebben dat niet meteen zien aankomen, nee. Hoewel het in het buitenland al lang gebeurde. Het waren meestal Angelsaksische partijen die hier vaste voet aan de grond kregen en die succesvol werden. Maar het werd hier pas echt maatschappelijk relevant toen de bedragen groter en groter werden. In het begin ging het hooguit om een paar miljoen euro. Maar al snel werd het 100 miljoen euro en later zelfs zes miljard. Ineens ging het om Hollandse bedrijven die iedereen kent: V&D en HEMA.’
Jorritsma: ‘Die eerste buitenlanders hadden weinig met de Nederlandse bedrijfscultuur. Niet met de two-tier board, niet met het stakeholdermodel. Ze kenden de cultuur niet. De negatieve verhalen hebben allemaal daarmee te maken. Ze zouden ons volstoppen met schulden.’
Olijslager: ‘Uit Duitsland kwam de term “sprinkhanen” overwaaien. Ik weet nog dat toenmalig minister van Economische Zaken Joop Wijn allerlei lelijke dingen over private equity zei toen ik NVP-voorzitter was. Toen heb ik een stropdas met sprinkhanen erop gekocht en ben naar Den Haag gegaan. Ik heb het gesprek aangeknoopt. Vanaf dat moment zijn we wat opener geworden, we hebben de publiciteit gezocht en zijn meer ons verhaal gaan vertellen.’
Blaauboer: ‘Toen waren we dus al 20 jaar bezig. Best laat.’
Olijslager: ‘In zijn algemeenheid is er natuurlijk een enorme roep om transparantie ontstaan. Maar ik denk dat we het nog steeds lastig hebben om het verhaal goed uit te leggen.’
Houben: ‘Toen in 2015 die hoorzitting in de Tweede Kamer werd gehouden over private equity, waren er parlementariërs die het verschil niet wisten tussen private equity en een hedgefund. Dat vond ik wel een eye opener. Tegelijkertijd heeft die hoorzitting wel voor een positieve doorbraak gezorgd. Toen was er pas echt aandacht voor het onderwerp. Ik ben er nog steeds dankbaar voor dat grote partijen als KKR en 3i bereid waren hun verhaal in de Tweede Kamer te vertellen. Dat kwam prachtig over het voetlicht. Ook heb ik Nieuwsuur te woord gestaan om het debat te verwelkomen.’
Jorritsma: ‘Uiteindelijk hebben die hoorzitting en de initiatiefnota Private equity: einde aan de excessen van PvdA-Kamerlid Henk Nijboer de sector goed gedaan. De branche heeft een duidelijk verhaal gehouden. In de Tweede Kamer is men beter op de hoogte geraakt en is het draagvlak gegroeid. Maar het blijft een wankel evenwicht. Als een bedrijf failliet gaat, zullen we het altijd prominent lezen als er private equity bij betrokken was.’

Dat is het terugkerende thema. En elke keer zul je moeten laten zien dat mislukkingen erbij horen. Niet alles wordt een succes. Het is onderdeel van een veel groter geheel en een leerproces…
Blaauboer: ‘Zo is het. Dat doet me denken aan mijn tijd als boekendirecteur bij uitgever VNU. Topman Joep Brentjens vroeg me ooit waarom we in vredesnaam tien boeken uitgaven, als er maar twee een succes werden. “Geef dan alleen die twee boeken uit!” Maar zo werkt het niet. Je moet er tien uitgeven om twee succesvolle over te houden. Zo is het in deze branche ook.’

We hebben het gehad over de afgelopen 35 jaar. Mevrouw Jorritsma, waar ligt nu uw focus als huidige NVP-voorzitter?
Jorritsma: ‘We zijn heel erg bezig met het vertellen van ons verhaal. Wat ik een mooi initiatief vond, was een boekje dat we hebben gemaakt voor de ondernemingsraden. De OR is hartstikke belangrijk bij overnames, dus die moet goed geïnformeerd zijn. En verder hebben we natuurlijk onze gedragscode een update gegeven. We hebben de code zo aangepast dat nu veel duidelijker is omschreven hoe je bij investeringen rekening houdt met milieu, met sociale factoren, met de stakeholders, met je werknemers. Dat is nu veel meer uitgewerkt.’
Blaauboer: ‘Winst is uit en duurzaamheid is in... Nou, ga het maar vertellen aan je vermogensverschaffers…. Die willen toch eerst een goed rendement.’
Jorritsma: ‘Het moet tegenwoordig allebei.’
Olijslager: ‘Spreken jullie mensen of bedrijven wel eens aan op de gedragscode?’
Molenaar: ‘Zeker wel, en leden spreken elkaar er ook onderling op aan. En je ziet soms ook dat aspirantleden op grond van de code bij ons niet door de ballotage komen.’
Olijslager: ‘O ja? Dat is interessant…’
Jorritsma: ‘Ja, dat hebben we de afgelopen periode wel een paar keer gehad. Dan was er toch net onvoldoende duidelijkheid of zij zich aan de NVP-gedragscode zouden willen en kunnen houden. Dat willen we niet. Het moet wat betekenen lid te zijn van de NVP.’
Blaauboer: ‘Geld heeft geen kleur. Maar soms toch wel…’

Laten we eens vooruitkijken. Hoe ziet de toekomst eruit? Welke trends signaleert u? Waar moeten we rekening mee houden? Wat zijn uw wensen?
Blaauboer: ‘De sector zal verder professionaliseren. Er zal nog meer aandacht komen voor de belegger. Die wordt nog belangrijker. En die zal nog meer eisen stellen. Sommige sectoren worden helemaal buitengesloten. De wapenindustrie zul je niet meer tegenkomen in de beleggingen van de Nederlandse pensioenfondsen. Nou, die fondsen zijn wereldwijd vrij leading, die hebben een enorme invloed.’
Olijslager: ‘Als ik de NVP was, zou ik eens goed in die pensioenfondsen duiken. Leg de man in de straat maar eens uit wat die fondsen te danken hebben aan private equity. Dankzij private equity krijgen u en ik veel meer pensioen. Tot wel 5 procent meer, stelde PGGM bij de Rondetafel van 2015. Volgens mij zou het voor de NVP heel goed zijn om dat eens luid en duidelijk over het voetlicht te brengen.’
Houben: ‘De relevantie van private equity zal naar mijn stellige overtuiging alleen maar toenemen in de komende tien jaar, al was het alleen maar omdat de pensioenfondsen groter en groter worden en ergens met hun geld naartoe moeten. Maar pas op: hoe groter de sector, hoe groter de kans dat er een keer iets misgaat. Hoewel statistisch gezien de kansen klein blijven. Maar omdat de portefeuillebedrijven groter zijn, is de impact groter. En als dat gebeurt, ligt de hele sector weer full swing onder het vergrootglas.’
Jorritsma: ‘Ik denk dat we er ook in de toekomst niet voor terug moeten deinzen om af en toe kritisch te zijn naar investeerders. Je moet durven zeggen dat je iets niet zo’n goed idee vindt. Niet alles kan. We zullen dus nog meer gaan kijken naar impact. En verder denk ik dat we vooral moeten doorgaan met professionaliseren. En daarbij moet er meer aandacht komen voor de opleidingen. De universiteiten zijn op dit moment nog niet op orde op het vlak van bedrijvigheid en ondernemerszin. En tot slot mogen we in deze sector ook nog wel wat meer naar diversiteit gaan kijken. Ik was laatst op een bijeenkomst en daar was de enige vorm van diversiteit die ik kon bespeuren dat sommige mannen wel een das droegen en andere niet. Dat is echt niet meer van deze tijd.’

Dit artikel is gepubliceerd in Management Scope 10 2019.

facebook