Simone Huis in 't Veld (Euronext) over spac’s en andere bedrijfsvormen aan de beurs
27-10-2021 | Interviewer: Jurgen van Weegen | Auteur: Emely Nobis | Beeld: Gregor Servais
Simone Huis in ’t Veld werkte 20 jaar in de bancaire wereld voordat ze in oktober 2019 overstapte naar Beursplein 5. Bij Euronext heeft ze twee petten op. Ze is ceo van de Amsterdamse beurs én vormt samen met de zes andere landen-ceo’s de raad van bestuur van het pan-Europese beursbedrijf. Toen een half jaar na haar aantreden de COVID-crisis uitbrak, had ze gelukkig haar Europese collega’s al kunnen ontmoeten. De pandemie zorgde voor een zeer levendige en volatiele handel. Nu de economie zich ‘sneller en steviger dan verwacht’ herstelt, blijkt zowel de Nederlandse beurs als het overkoepelende Europese platform er prima voor te staan. ‘De AEX is een goede graadmeter. Die stond begin dit jaar op 631 punten en raakte medio september zelfs de 800 punten aan, bijna een verdubbeling sinds het dieptepunt van 432 punten aan het begin van de crisis.’
Ook het aantal beursintroducties groeit weer, met dit jaar tot nu toe 17 in Amsterdam en meer dan 150 op groepsniveau. ‘En de pijplijn blijft goed gevuld.’ Euronext was al de uitbater van de beurzen in Amsterdam, Brussel, Parijs, Lissabon, Dublin en Oslo. Dankzij de overname van Borsa Italiana Group in april van dit jaar is Euronext nu bovendien de grootste pan-Europese beurs, de marktleider in Europa op het gebied van beursnoteringen en de grootste in de handel in aandelen en obligaties. ‘Als je ziet wat zich in de afgelopen twee jaar hier heeft afgespeeld, ben ik natuurlijk met mijn neus in de boter gevallen’, constateert Huis in ’t Veld.
Wat zijn wat u betreft de voordelen en uitdagingen van de pan-Europese samenwerking binnen Euronext?
‘We werken volgens een zogenaamd federaal model. Zo’n model kost tijd en soms uitleg hoe zaken lokaal werken en hoe we daar als groep van kunnen profiteren of leren. In die zin moeten we soms eerst vertragen om later te kunnen versnellen en versterken. Ik zie dat echter niet als een nadeel. Die onderlinge samenwerking is belangrijk omdat we moeten concurreren met de rest van de wereld, met name Londen en New York. Onze zeven beurzen delen één handelssysteem, hebben één liquiditeitspool, één orderboek en één geharmoniseerd rule book. Dat heeft veel voordelen voor zowel de bedrijven die genoteerd zijn als de investeerders.’
Dat klinkt alsof de Europese Unie er nog wat van kan leren. Botsen de belangen van de zeven lokale beurzen nooit met die van het overkoepelende platform Euronext?
‘Binnen het bestuur opereren we nadrukkelijk niet als op zichzelf staande beurzen die naar het landsbelang kijken, maar gaat het gesprek erover hoe we als Euronext kunnen bijdragen aan de Europese kapitaalmarkt. Andersom kijken beleggers en investeerders bij de keuze voor een van onze beurzen uiteraard wel naar verschillen tussen landen. Bijvoorbeeld op onder meer het gebied van corporate governance, fiscale regelgeving en ondernemingsrecht. Waar in het verleden Amsterdam werd gezien als alternatief voor Londen, wordt er nu eerst naar Europa en dus ook naar Amsterdam gekeken. De overheid en toezichthouders worden in ons land als betrouwbaar en voorspelbaar gezien. Een ander voordeel van Nederland is het opleidingsniveau, het snelle internet, de logistieke verbindingen en het feit dat hier vrijwel iedereen Engels spreekt.
Tegelijk zien we dat bedrijven vaak simpelweg kiezen voor een beurs waar ze zijn omgeven door sectorgenoten om zich mee te vergelijken. Oslo is sterk in scheepvaart, visserij, olie en gas. Frankrijk in luxegoederen en de autobranche. In Milaan gaat het om de vier f’s: fashion, Ferrari, food en furniture. Amsterdam is sterk in tech & fintech, met succesvolle clusters rond ASML en Adyen. Wat Nederland ook bijzonder maakt is dat we in vergelijking met de andere landen een opvallend internationale investeerdersbasis hebben. Van de totale investeringen op Euronext Amsterdam komt 75 procent uit het buitenland; bij de AEX is dat zelfs 90 procent. Dat trekt weer bedrijven aan die op zoek zijn naar dat internationale kapitaal.’
Als minpunt van een beursnotering wordt de hoge regelgevingsdruk gezien. Dat kan met name een drempel opwerpen voor kleinere bedrijven. Hoe zorgt u ervoor toch aantrekkelijk te zijn voor hen?
‘Bedrijven met interesse om naar de beurs te gaan, moeten zich daar hoe dan ook goed op voorbereiden. Om hen daarbij te helpen, hebben we voor snelgroeiende en innovatieve techbedrijven het educatieprogramma TechShare ontwikkeld, dat uitleg geeft over de kapitaalmarkten en het proces rondom een beursgang. Daarnaast kan ik alleen maar wijzen op de voordelen van een beursnotering voor elk bedrijf dat op zoek is naar kapitaal. Het is goed voor je reputatie, stabiliteit, naamsbekendheid en transparantie. Dat maakt financiering makkelijker. We horen ook vaak dat een beursnotering helpt bij het aantrekken van talent. Met een brede groep investeerders neemt bovendien je onafhankelijkheid toe.’
Hoe beoordeelt u de opmars van private equity-partijen? Ze krijgen diepere zakken, zoals ook blijkt uit de private equity-route die multinationals als Unilever en Philips hebben gekozen voor hun spin-offs.
‘Natuurlijk is private equity een concurrent, maar er zijn nu eenmaal situaties waarbij de ene oplossing beter past dan de andere. Tegelijk is private equity ook een aangever voor de beurs. De financiering die zo’n partij ter beschikking stelt, is niet eindeloos. Voor bedrijven die na het uitstappen van de private equity-partij willen doorgroeien, is de kapitaalmarkt een logische volgende stap.’
Kenmerkend voor de Amsterdamse beurs is het ontbreken van Nederlandse cornerstone investors, die zich verplichten om bijvoorbeeld bij een beursintroductie een aanzienlijk deel van de uit te geven aandelen op te nemen. Zouden pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen niet meer moeten beleggen in een aantal grote Nederlandse bedrijven die belangrijk zijn voor onze economie en infrastructuur, om zo het fundament eronder te versterken?
‘Nederlandse cornerstone investors zijn met name belangrijk voor de Nederlandse small- en midcap-bedrijven met een marktwaarde tussen de 100 en 500 miljoen euro. Die willen we graag bedienen op onze kapitaalmarkt, maar het gros van de potentiële investeerders komt uit het buitenland. Die willen bij een IPO van een Nederlands bedrijf best instappen, maar zijn terughoudend als ze zien dat er geen Nederlandse cornerstone investors zijn. In landen als Noorwegen, Frankrijk, Portugal en Italië is dat veel sterker het geval. Juist omdat Nederland zo’n internationale economie heeft, zijn onze institutionele beleggers heel internationaal gericht. Ze kijken vooral naar rendement en vinden het veel minder belangrijk om substantieel te investeren in kleinere Nederlandse bedrijven. Dat is jammer, want vooral midcaps hebben een vliegwielfunctie voor onze economie. Als zij groeien, groeit het hele ecosysteem mee. Het is zonde als dat soort bedrijven naar het buitenland vertrekt of geld zoekt op de buitenlandse kapitaalmarkt. We organiseren om die reden dialoogsessies met allerlei partijen over dit onderwerp en dan valt op dat iedereen – dus ook de institutionele beleggers – het met dit gedachtegoed eens is. Toch houden ze in de praktijk vast aan hun investment beliefs.’
Dé beleggingstrend van dit moment zijn spac’s: special purpose acquisition companies. Deze op een beursgenoteerde lege vennootschappen hebben als doel kapitaal op te halen om later, meestal binnen twee jaar, een overname van een particulier bedrijf te kunnen financieren, daarmee uiteindelijk te fuseren en de beursnotering vervolgens over te laten aan dat bedrijf. Zijn spac’s een serieus te nemen bedrijfsmodel?
‘Wij letten er in Amsterdam op dat degenen die een spac introduceren solide sponsoren zijn met een goede reputatie, die de markt begrijpen en weten wat er te koop is. Daarnaast beoordelen we of de prospectus aan alle regels voldoet. Als dat allemaal klopt, kan het een prima route zijn voor bedrijven die voldoen aan de kwaliteitseisen om beursgenoteerd te zijn, maar bepaalde bezwaren zien bij een traditionele beursgang. Het belangrijkste voordeel is de snelheid. Met een spac kun je in vier tot zes maanden openbaar worden in plaats van de gebruikelijke 12 tot 18 maanden. Een ander voordeel, zeker in deze volatiele markt, is de zekerheid over de waardering. De prijs per aandeel wordt bij de fusie vastgesteld en is dus vooraf transparant.’
Beleggers in spac’s investeren dus in een belofte en in een team, met verder weinig specificaties over welk bedrijf uiteindelijk wordt gekocht. Welke checks & balances zijn er ingebouwd om met name het belang van particuliere beleggers te waarborgen?
‘Er zijn twee momenten waarop je kunt beoordelen of een spac een succes is. Bij de introductie én bij de de-spac: het moment waarop de spac een fusie aangaat met een bedrijf. Beleggers die niet akkoord gaan met het betreffende overnamedoelwit, kunnen dan hun inleg minus de kosten terugvragen. Het is dan wel belangrijk dat er tijdig een compleet informatiedocument ligt waarin duidelijk wordt omschreven wat die acquisitie inhoudt én dat retailbeleggers dat document vervolgens goed lezen.’
In hoeverre voelen institutionele beleggers zich tot spac’s aangetrokken?
‘We hebben dit jaar 17 spac’s geïntroduceerd op Euronext en 11 in Amsterdam. Het neemt dus toe en spac’s worden door bedrijven én beleggers steeds meer gewaardeerd en gerespecteerd. Het is natuurlijk wel cruciaal dat ze de komende tijd laten zien dat ze goede acquisities kunnen doen. We hebben vorig jaar met Dutch Star Companies One één voorbeeld gehad van een geslaagde de-spac door CM.com over te nemen. De spac’s die dit jaar zijn genoteerd op Euronext en Amsterdam moeten deze stap nog maken.
Ik weet dat er veel voor- en tegenstanders van spac’s zijn, het is niet aan mij om hier een oordeel over te vellen. Als beurs monitoren we of de introductie en de de-spac binnen de regels en richtlijnen plaatsvinden en of er een goed infodocument is bij aankondiging van een acquisitie. Het is aan de markt om te bepalen of ze in spac’s willen investeren.’
Hybride bedrijfsvormen, zoals ABN AMRO als staatsdeelneming en Heineken als familiebedrijf, willen toegang tot de kapitaalmarkt en tegelijk zeggenschap behouden. Hoe ziet u de plaats van zulke bedrijven binnen de beurs?
‘De beurs is voor alle bedrijfsvormen geschikt. Dat maakt haar juist zo uniek en aantrekkelijk. Maar ook voor deze bedrijfsvormen geldt: Alles moet duidelijk gestructureerd, georganiseerd en gedocumenteerd zijn, zodat de belegger begrijpt hoe de aandeelhouderstructuur in elkaar zit en waarom ervoor is gekozen om naar de beurs te gaan.’
Een van uw ambities bij uw aantreden was het aantrekken van meer particuliere beleggers. Lukt dat al?
‘In de afgelopen twee jaar is het aandeel retailbeleggers op Euronext Amsterdam toegenomen van 5 naar 8 procent. Een punt van aandacht is de jongere generatie. We moeten ervoor waken dat zij beleggen te veel zien als een spelletje. Ze investeren bijvoorbeeld in producten die niet op de beurs worden verhandeld, zoals cryptomunten. Dat is een van de redenen waarom we een educatieplatform hebben gelanceerd, om ook aan hen uit te leggen waarom beleggen op een gereglementeerde, transparante markt belangrijk is en duidelijk te maken dat beleggen iets heel anders is dan speculeren of via je app op een paar knoppen drukken en confetti op je scherm te zien als je een trade hebt gedaan. Het gaat om het spreiden van risico om op de lange termijn rendement te kunnen maken en het belang daarvan voor je pensioen.’
De Amsterdamse beurs is tevens het hoofdkantoor van Euronext. Helpt dat bij het aantrekken en behouden van talent?
‘Veel teams in Amsterdam werken voor de hele groep. We houden vanuit Amsterdam bijvoorbeeld toezicht op de derivatenmarkt in Europa, we hebben een groot team dat indexen ontwikkelt, er zitten teams op alle handelsdata en op retail beleggen. Dat internationale aspect maakt het leuk en interessant om hier te werken. Wat ook helpt is het feit dat we zowel organisch als door acquisities groeien en dat de kranten vol staan over de handel en de beursnoteringen. Bovendien is ons groeiende team erg internationaal. Afgezien van Euronext vinden veel van die mensen Amsterdam heel aantrekkelijk. Ik hoor regelmatig dat het de mooiste stad ter wereld is om in te wonen.’
In november presenteert Euronext zijn nieuwe strategische plan. Wat zijn de belangrijkste uitdagingen?
‘We moeten blijven investeren en innoveren om in te spelen op technologische ontwikkelingen, veranderende wet- en regelgeving, globalisering, duurzaamheidseisen en de opkomst van alternatieve handelsplatformen. Bovendien zijn we niet alleen een beursbedrijf, maar verzorgen we inmiddels ook de hele post-trade administratieve afhandeling van transacties en bieden we allerlei corporate services aan. Deze nieuwe strategie maakt duidelijk hoe we al die ontwikkelingen in de markt zien en hoe we daar – gezien onze groeiende rol in de waardeketen – op reageren.’
Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 09 2021.
Dit artikel is voor het laatst aangepast op 27-10-2021