'Geen regulering op basis van incidenten'
28-01-2016 | Interviewer: Charles Honée | Auteur: Hans Pieter van Stein Callenfels | Beeld: Marcel Bakker
Als politica heeft Annemarie Jorritsma de gave om ingewikkelde dingen voor een breed publiek toegankelijk te maken. En laat dat nou nét een belangrijk onderdeel zijn van de functie die ze sinds kort bekleedt. Jorritsma is sinds 1 september dit jaar voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP), de Nederlandse branchevereniging voor private equity- en venture capital-bedrijven. In die sector gebeurt veel moois, weet Jorritsma, maar de materie kan voor het grote publiek lastig te vatten zijn, de beeldvorming weerbarstig. Vandaar dat ze er wel een uitdaging in zag, toen een headhunter haar benaderde voor het voorzitterschap.
Jorritsma (65) was twaalf jaar lang burgemeester van Almere en voor die tijd een bekend gezicht als VVD-minister van Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken. Zowel bij haar burgemeesterschap als bij Economische Zaken draaide veel om ondernemerschap, met name in het mkb, en ze wist: financiering is anno 2015 voor veel bedrijven een lastige kwestie. Eentje waarin private equity en venture capital een belangrijke rol kunnen spelen. Maar ook hier geldt weer: er is veel onbekendheid over de sector in het bedrijfsleven, je moet het verhaal goed weten te vertellen.
Jorritsma werkt op het moment van het gesprek ruim twee weken als voorzitter van de NVP. Hoewel ze, zoals ze zelf zegt, ‘veel raakvlakken’ met de sector heeft en dus van huis uit redelijk op de hoogte is, is ze zich nog volop aan het inwerken. Dat betekent dossiers doorwerken – over success stories van de afgelopen jaren, maar ook over minder geslaagde transacties – op bezoek gaan bij de leden van de NVP, bijeenkomsten bezoeken. Die middag staat een conferentie op het programma voor en over het mkb. Het thema: financiering. En dus zullen daar verschillende partijen aanwezig zijn: banken, MKB-Nederland, vertegenwoordigers van private equity en Jorritsma als kersverse voorzitter van de NVP.
Over de rol die ze voor zichzelf ziet de komende jaren wil ze graag vertellen. Belangrijk is in ieder geval te weten dat ze de zaak niet te politiek wil maken. Natuurlijk, ze heeft een stevige staat van dienst in het openbaar bestuur, is bovendien lid van de Eerste Kamer voor de VVD. ‘Maar mijn rol is niet alleen maar bij de overheid de belangen van de NVP en haar leden te behartigen. Het leukste en belangrijkste werk vind ik het aanspreken van het publiek. Als je niet goed uitlegt hoe deze sector werkt, is de neiging bij het publiek om allerlei verwijten richting de sector te doen. Het gevolg is dat er op basis van die publieke opinie regelgeving komt die onwenselijk is. Wij zijn niet tegen regulering, maar de investeringen van private equity en venture capital zijn ongelofelijk belangrijk. We hebben wel eens berekend dat er in Nederland zeker 350.000 banen vallen onder bedrijven die vanuit private equity worden gefinancierd. Als er als gevolg van regelgeving minder geïnvesteerd gaat worden, dan zou dat heel jammer zijn.’
In het persbericht over uw aantreden zegt u dat u zich gaat inzetten voor het verbeteren van het Nederlandse investeringsklimaat. Participatiemaatschappijen worden vaak gezien als ‘opkopers en opknippers’. Waarom zijn politiek en media zo negatief over participatiemaatschappijen en waarom is dat onterecht, vindt u?
‘Er is een klein aantal spraakmakende zaken geweest waarbij door ongelukkige communicatie dingen fout zijn gegaan. Dat heeft buitengewoon veel publiciteit opgeleverd. Daarbij werd de hele sector op één hoop geveegd, iets wat ook in hele andere sectoren vaker gebeurt. Terwijl de wereld van investeringsmaatschappijen de laatste jaren al fors gereguleerd is. Er is enorm veel gebeurd op het gebied van compliance, van bijscholing, van transparantie. Wat mij opvalt, is dat de sector zichzelf nauwelijks verdedigt. Dat komt soms omdat ze zich aandeelhouder voelen van een bedrijf dat het om de oren krijgt. De investerende partijen voelen zich niet altijd geroepen om iets te zeggen, dat laten ze over aan de directie.’
De sector kreeg recentelijk ook forse kritiek uit de Tweede Kamer. De NVP reageerde daar snel op met de boodschap: we zijn het er niet mee eens en komen binnenkort met een inhoudelijke reactie. Hoe staat het daarmee?
‘Daar wordt aan gewerkt, we willen ons weerwoord samen met de sector formuleren. Dat de politiek zich met de sector bemoeit, vind ik geen verrassing, de hele financiële wereld ligt onder de loep. Tegelijkertijd is het voor de politiek ook lastig om te doorgronden hoe het werkt, men weet te weinig wat er precies gebeurt. Soms worden er voorbeelden uit de Amerikaanse praktijk aangehaald, terwijl het daar natuurlijk heel anders werkt. Op basis van incidenten wordt geprobeerd de hele sector te reguleren. Dat lijkt me niet verstandig, je kunt gemakkelijk iets kapot maken. Je moet er niet aan denken dat private equity niet meer beschikbaar zou zijn voor het mkb.’
De sector is de laatste jaren meer onder toezicht komen te staan. Daarbij gaat het over onder meer rapportage, de samenstelling van de portefeuilles, de risicoblootstelling... Is de oplossing meer toezicht, of meer zelfregulering?
‘Bij deze sector past meer zelfregulering. Het gaat om private partijen die opereren op een vrije markt, er worden contracten gesloten met deskundige partijen. Investeerders in private equity zijn families of institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen. Die zijn zelf heel goed in staat om te onderhandelen over contractvorming. Regelgeving is over het algemeen nodig als er zwakkere partijen bij zijn, die beschermd moeten worden. Maar dat is hier niet aan de orde. We moeten wel onze gedragscode actualiseren – niet omdat daar niet alles al in staat, maar om dat die op bepaalde plekken verwijst naar wetten en best practices die inmiddels veranderd zijn.’
De gedragscode waar uw sector onder valt, is nu vooral gericht op het creëren van begrip en inzicht. Voor mijn gevoel ontbreekt een belangrijk aspect, namelijk transparantie. Zou dat niet meer aandacht moeten krijgen?
‘Ik denk dat de partijen in de sector buitengewoon transparant zijn tegen degenen tegen wie ze transparant moeten zijn, namelijk hun contractpartners. Grote investeerders accepteren het niet als private equity niet transparant is. Naar de rest van de wereld is het nog steeds een kwestie van uitlegkunde. Maar: private equity is geen bank, ook geen publieke sector. Je kunt niet alles communiceren, het gaat vaak ook om bedrijfsgeheimen. Je moet transparant zijn over het kunstje, maar niet altijd over de inhoud. Daarvoor kun je wel actief naar buiten gaan: hoe zijn we begonnen bij dit bedrijf, en hoe zijn we geëindigd? Die periode ertussen is het moeilijkst over te brengen. Soms worden participatiemaatschappijen binnengehaald als er een probleem is, maar vaker als een bedrijf grote groeicapaciteit heeft en een partner zoekt om dat te begeleiden. In het eerste geval wordt er vaak eerst gesaneerd – ja, dat zou iedereen doen, dat is waarschijnlijk ook één van de redenen dat het bedrijf geen bankfinanciering kon krijgen. Maar ook daarover moet je helder communiceren. Noem je dat transparantie? Ja, deels. Maar het is ook de wijze van communiceren.’
Maatschappelijke verantwoordelijkheid is een belangrijk thema in veel sectoren. In sommige branches wordt van grote beleggers een meer verantwoordelijke rol verwacht, dat zie je ook terug in de governance- ontwikkelingen. Is zoiets denkbaar bij private equity? Dat investeerders zeggen: bij het beleggen in een sector met een publiek belang – bijvoorbeeld de zorg of de kinderopvang – zullen we transparanter zijn, of terughoudender in onze leverage?
‘Dat zijn allemaal zaken die in principe tussen een belegger en het private equity-fonds kunnen worden afgesproken. Ik denk niet dat je dat in regelgeving of in een gedragscode moet vastleggen. Voor mij draait het in de kern om twee dingen: is het een gezond bedrijf dat werkgelegenheid biedt? En is er voor investeerders een fatsoenlijk rendement? Onlangs stond een groot pensioenfonds in het Financieele Dagblad dat zei: ja, we doen veel zaken met private equity. Ja, dat is risicovol, ja, daar zijn hoge kosten aan verbonden, maar we halen er ook rendementen die we nergens anders kunnen halen. Blijkbaar doen die private equity-bedrijven iets goed. Meestal worden de bedrijven er beter van. En als voor beleggers de kosten voor private equity echt te hoog zijn, dan zullen ze er niet mee in zee gaan. Als ik het vergelijk met beursgenoteerde bedrijven, dan krijgen beleggers in private equity veel meer en veel uitgebreidere informatie dan traditionele beleggers. Mijn inschatting is dat beleggers ook echt kritisch zijn bij welk private equity- fonds ze beleggen en bij welk fonds niet. Dat heeft deels te maken met succes en rendement, maar ook met hoe ze behandeld worden. En ja, de kosten zijn hoog, maar de rendementen ook. Het heet niet voor niets risicodragend kapitaal. Als het fout gaat, ben je als fondsbeheerder geld kwijt – niet alleen van de beleggers, maar ook dat van jezelf. Dus daarom kun je er maar beter zo goed mogelijk in worden.’
Wat is de komende jaren uw ambitie als voorzitter?
‘Ik wil zorgen dat private equity meer bekendheid krijgt, zowel bij het grote publiek als in het bedrijfsleven. Ik zal niet nalaten om waar nodig, bij bijeenkomsten of voor de media, uit te leggen wat participatiemaatschappijen doen. Maar ik wil ook dat de sector zelf meer naar buiten treedt, én dat met succes verkochte bedrijven hun verhaal vertellen. Vaak wordt er behalve geld ook veel kennis en expertise binnengehaald, waar die bedrijven enorm van profiteren. Er wordt wel eens gedacht dat participatiemaatschappijen direct het management wegsturen, maar ze proberen het juist wijzer te maken. Ze willen samen met het management bouwen aan de toekomst. Dat is een groot verschil met andere vormen van financiering; daar is het vaak niet meer dan kale financiering. Het gaat in deze sector om grote belangen. Mijn inschatting is dat, zeker bij het mkb, bancaire financiering alleen maar moeilijker gaat worden door alle regels waar banken aan moeten voldoen. Als participatiemaatschappijen in een deel van dat gat kunnen springen, dan is dat mooi. Er is ruimte voor groei. En we mogen als sector trots zijn op onze rol.’
Charles Honée
Partner en advocaat bij advocatenkantoor Allen & Overy.