Aandeelhouders als bondgenoot in de duurzame transitie
Wat kan, moet en wil de onderneming in de toekomst voor haar aandeelhouders zijn en andersom: wat mag de onderneming met het oog op langetermijnduurzaamheid van haar aandeelhouders verwachten? Voor een serie artikelen over de ‘onderneming van de toekomst’, een initiatief van Management Scope en A&O Shearman, hebben we de afgelopen tijd over dit onderwerp gesprekken gevoerd met ondernemers en experts. Aanleiding is het gegeven dat de (figuurlijke) identiteit van de aandeelhouder verandert van alleen kapitaalverschaffer naar (financieel) belanghebbende, en vaak verder naar (financieel) belanghebbende die een eigen stempel wil drukken op de strategie van de vennootschap. Dat wringt, in de ogen van menig bestuurder. ‘Als bestuurder is het gevaarlijk om kritisch te zijn over je aandeelhouders’, stelt bijvoorbeeld Kees Aarts van insectenkwekerij Protix (duurzame eiwitten). Daardoor blijven maatregelen om een transitie te doorlopen volgens hem uit. Zijn stelling: kapitaalverschaffers moeten zich niet mengen in het runnen van het bedrijf, maar: ‘Helaas vermengen deze rollen zich vaak, wat tot problemen leidt. Het zijn geen onbegrijpelijke issues. Investeerders hebben vaak weer beloftes gedaan aan hun eigen achterban en die conflicteren nog weleens met de langetermijnvisie van de ondernemer.’
‘Transities vinden inderdaad eerder “ondanks” dan “dankzij” het ondernemersklimaat en machtige geldverstrekkers plaats’, vindt ook ceo Jeroen van Glabbeek van het beursgenoteerde techbedrijf CM.com. En Ton Goedmakers van familiebedrijf Vebego ziet bij beursgenoteerde bedrijven de focus op winstmaximalisatie als enige constante factor. ‘Ook al is dit niet bepaald duurzaam.’
Fossiel én groen investeren
Toch hoeven winstmaximalisatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen niet per definitie tegengestelde belangen te zijn. Volgens Rients Abma van de koepel voor institutionele beleggers Eumedion geloven veel institutionele beleggers – wier belangen Eumedion behartigt – juíst in groeiaandelen vanwege de verwachte resultaten van nieuwe verdienmodellen op lange termijn. Het vereist wel, nuanceert hij, dat bestuurders kunnen laten zien dat hun duurzame verdienmodel ook op de korte en middellange termijn al resultaat oplevert, al is dat misschien tijdelijk minder hoog.
Investeren in fossiel kan bovendien samengaan met het stimuleren van verduurzaming, bijvoorbeeld bij beleggers die hun marges op aandelen in olie- en gasbedrijven vervolgens investeren in ‘groene’ bedrijven. Institutionele beleggers kunnen hun houding als het ware per investering bepalen. Buiten de beurs om kunnen investeerders hun invloed vergroten op hoe ondernemingen ondernemen (met focus op rendement, duurzaamheid of beide) door bijvoorbeeld via een lid van de raad van commissarissen een vinger in de pap te houden. Ook bij beursgenoteerde ondernemingen gebeurt dat met enige regelmaat indien een partij een groot belang heeft.
Al met al lijkt de opvatting dat duurzame transitie optreedt ondanks en niet dankzij aandeelhouders achterhaald. Investeerders verschillen grosso modo misschien vooral in de achterliggende motivatie. Aan de ene kant van het spectrum degenen die geloven dat investeringen in duurzaamheid móéten omdat bedrijven anders op termijn bestaansrecht verliezen. En aan de andere kant degenen die uit volle overtuiging wíllen investeren in verduurzaming.
Bedrijven niet machteloos
Je zou verwachten dat de CSRD- en CSDDD-wetgeving bedrijven helpt om hun duurzame strategie richting aandeelhouders steviger te positioneren. Toch zien de ondernemers die we hebben gesproken die wetgeving niet als richtingwijzend, maar eerder als een bevestiging van de koers die ze toch al gekozen hebben – al zou dat op de iets langere termijn wel eens kunnen veranderen. Als de rapportages eenmaal verschijnen, zo is hun verwachting, wordt duidelijk waar bedrijven werkelijk staan en wie de achterblijvers zijn. Dan zal de regelgeving waarschijnlijk alsnog normerend werken en worden lage ambities veel sterker een bedrijfsrisico, en daarmee een risico voor aandeelhouders. Bovendien staan bedrijven met duurzaamheidsambities ook nu al niet machteloos tegenover eventueel remmende investeerders. Een B Corp-certificering kan het maatschappelijk doel statutair verankeren. En steward-ownership kan het financiële eigendom scheiden van het stemrecht, zoals Fastned – dat een snellaadnetwerk langs het Europese hoofdwegennet bouwt en exploiteert – bijvoorbeeld heeft toegepast.
Pendule markt-overheid
Waar tussen grofweg 1980 en 2010 de overheid steeds meer taken aan de markt ging uitbesteden, beweegt de pendule sinds de financiële crisis weer de andere kant op en wordt er meer naar de overheid gekeken om haar verantwoordelijkheid in de transitie te nemen. Voor (buitenlandse) investeerders die willen bijdragen aan een duurzame strategie is een consistent en helder langetermijnbeleid van de overheid essentieel. Een focus op politieke winst op de korte termijn sluit slechts heel zelden aan bij het langetermijnbeleid waar die (buitenlandse) investeerders naar zoeken. Uit onze gesprekken spreekt weinig vertrouwen dat die afweging thans steeds goed wordt gemaakt door de politiek. Onze gesprekspartners haalden in dat verband onder meer het stopzetten van het Nationaal Groeifonds en het gewijzigde stikstofbeleid aan.
Kapitaalmarkt
In al onze gesprekken kwam naar voren dat de toegang tot kapitaal essentieel is om de duurzame transitie te realiseren en te versnellen. Nu kan de Europese kapitaalmarkt niet concurreren met de Amerikaanse, stelt Rients Abma van Eumedion, omdat ze te gefragmenteerd is. De Nederlandse kapitaalmarkt concurreert niet alleen met de Verenigde Staten, maar ook met de Franse, Duitse en Spaanse. Europa moet toegroeien naar een veel bredere en diepere kapitaalmarkt, aldus Abma. ‘Dat lukt alleen met consolidatie van beurzen en harmonisering van regels.’
Daarnaast moet ook de investeringscultuur veranderen, bepleit Protix-oprichter Kees Aarts. Zo zou je het investeren in startups fiscaal kunnen faciliteren, om zo een carrousel op gang te brengen van succesvolle ondernemers die nieuwe startups ondersteunen. Dat gebeurt in de Verenigde Staten veel meer dan in Nederland. Bovendien is er een mentaliteitsverandering nodig. In Nederland is het veel minder gebruikelijk dan in de Verenigde Staten om als succesvolle en rijke ondernemer te investeren in je gemeenschap. We zouden een beetje terug moeten naar het veel minder individualistische sociale klimaat van voor 1980, toen kerk, vakbonden, scholen én bedrijven nog voor een gevoel van verbondenheid zorgden. Meer gemeenschapsgevoel en het elkaar kunnen aanspreken binnen een community versterkt de wil om gezamenlijk de problemen in de maatschappij te adresseren. Werknemers zouden daarbij weleens een sleutelrol kunnen spelen. Als die in hun eigen onderneming meer invloed krijgen op de bedrijfsvoering, aldus Kees Aarts, kan die verbondenheid tussen onderneming en omgeving de langetermijnoriëntatie hopelijk een stimulans geven: ‘Ook als het geen familiebedrijf is.’
Force for good
In deze serie over ondernemen in de toekomst onderzoeken wij wat bedrijven nú goed moeten, kunnen en willen doen om over vijf tot tien jaar ook nog ‘het goede’ te doen. Als het gaat om de rol van aandeelhouders, is duidelijk dat velen wel degelijk bereid zijn hun invloed ten positieve aan te wenden en dat bedrijven andersom niet machteloos staan ten opzichte van afremmende aandeelhouders. Met een meer competitieve kapitaalmarkt én consistent overheidsbeleid kan de aandeelhouder een belangrijke bondgenoot zijn in de duurzame transitie.
Dit essay is gepubliceerd in Management Scope 08 2024.