Erik Breen en Annemarie Jorritsma in gesprek over investeren met impact
16-05-2019 | Interviewer: Leen Paape | Auteur: Marike van Zanten | Beeld: Martine Sprangers
De portrettengalerij van Nyenrode bestaat uit louter heren: voormalig presidenten van de businessuniversiteit en andere prominenten die een belangrijke rol hebben gespeeld in de 73-jarige historie van het opleidingsinstituut. Opmerkelijk: de foto van Neelie Kroes, van 1991 tot 2000 de eerste vrouwelijke president van de businessopleiding, schittert door afwezigheid. Ook het gastenboek, getekend door bezoekers in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw – zoals de volledige bedrijfstop van luchtvaartmaatschappij KLM – bevat bijna alleen maar namen van mannen. In de raden van bestuur en raden van commissarissen was toen immers nog geen vrouw te bekennen.
Verbaal duel
Paradoxaal genoeg kent het kasteel in Breukelen, dat de campus van Nyenrode Business Universiteit huisvest, wel een ‘Dameskamer’. Vroeger resideerde daar de president, vandaag hebben een dame en een heer er plaatsgenomen om in een verbaal duel de degens te kruisen. De dame: oud-minister Annemarie Jorritsma, senator en commissaris van onder meer netwerkbeheerder Alliander (voorzitter) en accountantsorganisatie PwC. Jorritsma is daarnaast voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP). Vooral in die hoedanigheid gaat ze de strijd aan met de heer aan de andere kant van de tafel: Erik Breen, directeur socially responsible investment van Triodos Investment Management en verantwoordelijk voor de beleggingsfondsen en- portefeuilles van Triodos die beleggen in beursgenoteerde bedrijven die een actieve bijdrage leveren aan de duurzame transitie. De inzet: maatschappelijk verantwoord beleggen. Jorritsma benadert het thema vanuit de private equity-sector die ze representeert, Breen bekijkt het vooral vanuit zijn rol als belegger in beursgenoteerde ondernemingen. Nyenrode-hoogleraar Leen Paape fungeert als aanjager en scheidersrechter bij deze battle, genoemd naar de academische krachtmeting die het Nyenrode Corporate Governance Instituut maandelijks organiseert.
De corporate governance code stelt dat bestuurders en commissarissen zich moeten richten op langetermijnwaardecreatie. Geldt dat ook voor beleggers, als derde speler in de governance-driehoek?
Jorritsma: ‘Private equity-investeerders zijn per definitie gericht op langetermijnwaardecreatie. Investeerders stappen voor minimaal vijf tot vaak zeven jaar in bedrijven. Het is de bedoeling dat het bedrijf bij de exit meer waard is dan aan het begin en niet alleen in geld. Het moet ook een béter bedrijf zijn: anders kun je het niet naar de beurs brengen of voor een goede prijs aan een andere partij verkopen. Elke investeerder is dus gericht op het zoveel mogelijk beperken van de risico’s en het creëren van waarde tijdens en aan het einde van de rit. Je creëert geen waarde als je ontevreden klanten hebt, niet goed met je personeel omgaat of geen license to operate hebt. Het gaat dus om meer dan alleen geld verdienen. Dat onderscheidt private equity van beursbeleggers, die alleen aandelen kopen en verkopen.’
Breen: ‘Dat laatste ben ik niet met je eens. Ook op de beurs hebben wij het als impactbelegger niet alleen over geld, maar zetten we in op waardecreatie voor de lange termijn. Echte langetermijnwaardecreatie overstijgt vaak een of meer generaties: 30 jaar of meer. Dat zie je het vaakst bij familiebedrijven, maar ook bij andere typen bedrijven is het niet uitgesloten. Wij hanteren als impactbelegger ook een breed waardebegrip: dat gaat veel verder dan alleen financiële waarde. Je hebt ook andere kapitalen, om in de termen te blijven van het Integrated Reporting Framework, een raamwerk dat waardecreatie zichtbaar moet maken: sociaal, relationeel, natuurlijk, tastbaar, menselijk en intellectueel. Het gaat erom dat je de afhankelijkheden en relaties tussen al die verschillende kapitalen en belangen van stakeholders tegen elkaar afweegt en meeneemt in je keuzes. We kijken als beleggers ook naar de sustainable development goals van de Verenigde Naties, ook zo’n brede waarde-agenda.’
Hoe langer de termijn waarop wordt gestuurd of belegd, hoe meer waardecreatie in brede zin?
Jorritsma: ‘Dat suggereert dat je je alleen kunt richten op dat brede waardebegrip als je voor een termijn van 30 jaar belegt, terwijl ook private equity-investeerders steeds vaker eisen stellen aan ESG-criteria (environmental, social en governance, red.), ook al zitten ze niet langer dan vijf tot zeven jaar in een bedrijf. Sterker nog: je ziet nu ook dat sommige investeerders het ESG-beleid bij het werven voor beleggingsfondsen gebruiken als verkoopmethode: wij investeren met impact. Jonge mensen wíllen dat ook graag. Die gaan niet meer alleen voor het geld, die willen maatschappelijk iets bijdragen. Dus als je de sector aantrekkelijk wilt houden voor jong talent, moet je dat stimuleren. De NVP heeft dan ook de ESG Award ingesteld, voor investeerders die toonaangevend zijn op dit gebied. Omdat private equity-partijen zich actief bemoeien met de bedrijfsvoering, kunnen ze binnen de investeringsperiode ook relatief snel een omslag bewerkstelligen. Familiebedrijven acteren weliswaar op een veel langere termijn, maar het duurt vaak ook lang voor ze verandering tot stand kunnen brengen.’
Breen: ‘Voor een verantwoorde bedrijfsvoering moet je zowel naar de korte als naar de lange termijn kijken. Als je stuurt op een termijn van 30 jaar, maar je vergeet de komende twee jaar winst te maken, dan ga je failliet. Als je alleen stuurt op de komende twee jaar en je investeert niet voor de lange termijn, dan ga je ook failliet. Het is niet óf, óf, maar én, én.’
Gaat investeren in duurzaamheid in brede zin ten koste van het rendement, of gaat het juist hand in hand?
Jorritsma: ‘Als je geen duurzaam beleid voert, dan gaat het met je bedrijf uiteindelijk ook niet goed. Het zal alle sectoren gaan raken, dus je moet er als bedrijf nu al mee aan de slag, om te voorkomen dat je in de toekomst in de problemen komt, ook met het aantrekken van financiering.’
Breen: ‘Als je vanuit brede waardecreatie stuurt, wordt niet alleen je bedrijf duurzamer, maar geldt dat op de lange termijn ook voor je rendement.’
Larry Fink, ceo van vermogensbeheerder BlackRock, heeft bedrijven en beleggers opgeroepen om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen.
Jorritsma: ‘Heel goed, ja. Dat lezen fondsmanagers ook allemaal en daar worden ze door geïnfecteerd.’ Breen: ‘Het plaatje is mooi, maar de uitvoering mag nog wel iets ambitieuzer. Hoe stem je op aandeelhoudersvergaderingen, dáár kun je als grote belegger daadwerkelijk invloed uitoefenen.’
Private equity-investeerders krijgen toch nog vaak het verwijt dat ze vooral gericht zijn op de korte termijn: op saneringen en kostenbesparingen in plaats van op investeringen die pas over 10 tot 15 jaar renderen.
Jorritsma: ‘Soms moet er na de aankoop een turnaround plaatsvinden, ja, maar dan is daar ook een duidelijke reden voor. Een sanering is soms onvermijdelijk bij risicovoller investeringen. De zittende medewerkers zijn daar natuurlijk niet blij mee, maar het kan op termijn wel een beter resultaat voor het bedrijf en alle stakeholders opleveren. Bij zo’n turnaround-aankoop blijft de werkgelegenheid dus aanvankelijk niet altijd in stand, maar aan het eind van de investering hebben die bedrijven vaak juist meer mensen in dienst, zo komt naar voren uit onderzoek. Natuurlijk is private equity onderdeel van een kapitalistisch systeem, maar het gaat niet alléén om geld. Het gaat ook en vooral om mensen die een passie hebben om bedrijven te verrijken met hun kennis van bijvoorbeeld tech of biotech en zo de waarde te verveelvoudigen. Denk aan NXP, dat met private equity als spin-off van Philips uiteindelijk groter is geworden dan dat bedrijf zelf.’
Moet de sector dat beter gaan uitleggen aan de maatschappij?
Jorritsma: ‘Ja, private equity-investeerders hebben heel lang niet goed gecommuniceerd, vanuit de gedachte: als je geschoren wordt, moet je stil zitten. Als een bedrijf gesaneerd moest worden, legden ze niet uit waarom en verschenen er negatieve stukken in de krant. Die gebrekkige transparantie is nu gelukkig grotendeels voorbij. Vooral de grote jongens zoeken nu zelf de pers op als ze een bedrijf aankopen waar ze moeten saneren. Als investeerder moet je soms lastige keuzes maken, daar moet je transparant over zijn: laat zien welke afwegingen je hebt gemaakt, waarom je saneert. Hadden investeerders dat nou maar eerder gedaan, dan waren ze waarschijnlijk niet zo beroerd in de krant gekomen. De meesten zijn zich daar nu wel van bewust.’
Moeten investeerders het alleen beter uitleggen, of moeten ze ook hun gedrag veranderen?
Jorritsma: ‘We hebben als sector een nieuwe gedragscode, die we een keer per jaar ook echt met elkaar bespreken, inclusief de ethische dilemma’s. Partijen binnen de sector hebben soms ook kritiek op elkaar, dus daar is serieuze discussie over binnen de sector.’
Breen: ‘Ook de financiële sector moet die discussie voeren: hoe creëren we waarde vanuit een breed perspectief? Uitgaan van je purpose – je bestaansrecht als bank, fondshuis of bijvoorbeeld pensioenfonds – moet je kijken hoe je concreet invulling geeft aan je maatschappelijke rol: op de korte termijn, de middellange termijn én de lange termijn. De afwegingen die je met elkaar maakt, moet je vervolgens ook transparant maken. Het Integrated Reporting-raamwerk schetst de juiste kaders daarvoor. Het is bedoeld voor bedrijven, maar het zou goed zijn als er ook een raamwerk zou komen voor financiële spelers: daar zit het grote kapitaal. Hoe creëer je daarmee als sector maatschappelijke en sociale waarde?’
Hoe kun je die brede waardecreatie meten en inzichtelijk maken?
Breen: ‘De sector moet het inzichtelijk maken voor zowel de korte, de middellange als de lange termijn. Daarvoor heb je twee instrumenten: de verhalen en de getallen. Je moet uitleggen hoe de afhankelijkheden en de relaties zijn tussen bijvoorbeeld financieel, sociaal en natuurlijk kapitaal, wat de belangen van stakeholders daarbij zijn en welke keuzes je maakt. Vervolgens moet je dat met getallen ondersteunen. Op basis daarvan kun je als sector met elkaar kijken welke keuzes je wilt maken. Overigens kunnen we nog niet alles meten, dat moeten we nog verder ontwikkelen. Een voorbeeld is de CO2-uitstoot. De broeikasemissies van bedrijven zelf zijn meestal nog wel te meten, maar het verkrijgen van inzicht in hoeveel CO2 er vrijkomt in de keten, dus van grondstof tot en met het gebruik van de producten door de consument, is nog lastig.’
Kun je de verduurzaming aan de markt overlaten, of is meer regelgeving nodig?
Jorritsma: ‘Het liefst zou ik willen dat bedrijven en beleggers de omslag uit zichzelf maken, al was het maar omdat ze anders hun licence to operate kwijtraken. Maar regulering door de overheid is nu eenmaal onontkoombaar. Ik vind regelgeving prima, mits die uitvoerbaar is en een level playing field creëert. De overheid moet minimumregels stellen, die bedrijven stimuleren om het beter te doen en die voorkomen dat bedrijven die het beroerd doen daarmee kunnen doorgaan. Het kiezen van dat minimumniveau is overigens niet eenvoudig.’
Breen: ‘Dat zie je bijvoorbeeld bij de definitie van groene beleggingen. Het Europese Parlement heeft onlangs ingestemd met het voorstel van de Europese Commissie voor een groene taxonomie: wanneer draagt een belegging bij aan een beter milieu? Er lag ook een voorstel voor een bruine taxonomie: wanneer dragen bedrijven en beleggingen juist bij aan vervuiling? Dat voorstel is niet overgenomen, terwijl we daar uiteindelijk wel naartoe moeten. Groen moet normaal worden, aan bruin moeten extra eisen worden gesteld.’
Overheidsingrijpen kan ook leiden tot waarde- of kapitaalsvernietiging, zoals het besluit van de regering dat de Amsterdamse kolencentrale Hemweg dicht moet.
Breen: ‘Juist daarom moeten we dat brede waardeperspectief omarmen. Alleen dan kun je met elkaar alle belangen overzien en de juiste afwegingen maken over de verschillende tijdshorizonten heen: waardevernietiging op de korte termijn om waarde op de lange termijn te creëren. De verandering die nodig is, gaat op deelgebieden pijn doen. Dus je moet het grotere geheel bekijken en samen naar de juiste balans zoeken om die pijn zo goed mogelijk te verdelen, zonder de benodigde verandering te blokkeren.’
Jorritsma: ‘Beleidsmakers moeten in dit soort gevallen wel goed kijken naar wat het per saldo oplevert. Als je de Hemweg sluit, dan moet je misschien bruinkool gaan importeren en ben je dom bezig. Als je daarmee nieuwe afhankelijkheden creëert, dan moet je je nog eens achter je oren krabben. We hebben de neiging om alleen naar Nederland te kijken, terwijl je bijvoorbeeld voor klimaat niet op de postzegel moet acteren, maar juist naar internationale regelgeving moet kijken.’
Breen: ‘Ja, er zijn bijvoorbeeld Europese landen die door klimaatkeuzes werkgelegenheid zullen verliezen. Die consequenties moeten inzichtelijk en bespreekbaar zijn. We hebben als internationale samenleving urgente problemen op te lossen en daarvoor zijn pijnlijke keuzes onvermijdelijk. Daarvoor hebben we alle spelers nodig: de politiek, kapitaalverstrekkers, bedrijven en de burger.’
Wat is uw persoonlijke purpose?
Breen: ‘Het is mijn passie om maatschappelijke beweging te helpen creëren en die voort te stuwen. Aan de ene kant ben ik ongeduldig en gaat het me niet snel genoeg, aan de andere kant vind ik het ontzettend gaaf dat die beweging steeds nadrukkelijker wordt ingezet. Integrated reporting bijvoorbeeld wordt in steeds meer landen gemeengoed. In Nederland gebruikt al ruim de helft van de AEX-bedrijven het raamwerk voor de rapportage, de overheid vraagt als aandeelhouder hetzelfde van de organisaties waarin wordt deelgenomen. Ik vind het mooi om een bijdrage te leveren aan die beweging en verbreding.’
Jorritsma: ‘Ik maak me graag sterk voor meer diversiteit, ook een belangrijk onderdeel van een verantwoorde opstelling. Daarmee is het in Nederland nog steeds dramatisch slecht gesteld, ook in private equity. Onlangs is een aantal vrouwelijke private equity-investeerders gestart met Level 20, een beweging om meer vrouwen in de sector te krijgen. Dat is een mooi initiatief. Meer diversiteit kan bovendien helpen om ESG hoger op de agenda te krijgen.’
Breen: ‘Mannen oordelen en maken keuzes op basis van het rechtvaardigheidsbeginsel, vrouwen op basis van het zorgbeginsel, generaliserend gesteld. Juist in deze tijd kunnen we die zorg voor brede waardecreatie voor de lange termijn goed gebruiken.’
Jorritsma: ‘Hoe meer ik in divers samenstelde kringen verkeer, hoe prettiger ik me daarin voel. Ik heb jarenlang op posities gezeten waar ik de enige vrouw was. Om echt verschil te kunnen maken, moet je met een paar vrouwen zijn. Meer diversiteit in teams is dus beter, maar het maakt het niet altijd leuker. Als vrouw vind ik het heerlijk om alleen met vriendinnen op stap te zijn, net zoals mannen het heerlijk vinden om onder elkaar te zijn. Gemengde gezelschappen schuren wat vaker, maar dat is ook juist de bedoeling van diversiteit. Ik vind het mooi om daarin te investeren.’
Gepubliceerd in Management Scope 05 2019.