CEO ArenA: 'Duurzaamheid is voor ons een wedstrijd'
26-10-2016 | Interviewer: Peter Smink | Auteur: René Bogaarts | Beeld: Maartje Geels
Henk Markerink en Peter Smink ontmoeten elkaar regelmatig in de Arena in Amsterdam-Zuidoost. Als ceo van energiebedrijf Nuon is Smink een van de belangrijkste zakenpartners van Markerink, die de scepter over het Amsterdamse voetbalstadion zwaait. Toen Smink merkte dat de Arena serieus werk wilde maken van duurzaamheid, was hij direct enthousiast over mogelijkheden voor een mooie samenwerking. Een vooruitstrevend bedrijf dat een paar keer per maand vijftigduizend bezoekers trekt, is een ideale partner om mee te onderzoeken wat er allemaal mogelijk is op het gebied van duurzaamheid. Smink is goed op de hoogte, maar ook voor hem zijn er nog voldoende onderwerpen waarover hij graag met Markerink doorpraat.
De Arena is toch gewoon een stadion als elk ander?
‘Zeker niet. De Arena was vanaf het begin een stadion van de nieuwste generatie. Dat hadden de initiatiefnemers, onder wie vooral de gemeente Amsterdam en Ajax, goed in de gaten. Ik ben algemeen directeur sinds 1995, vanaf het begin, maar ik was er in het voorstadium als consultant van Twynstra Gudde ook al bij betrokken. Het moest een multifunctioneel stadion worden waar elke dag wat te doen zou zijn. Met de wedstrijden van Ajax als hoofdgerecht, maar ook geschikt voor evenementen en concerten. Speciale voorzieningen, zoals skyboxen, zouden bovendien hospitality moeten bieden aan bedrijven. Want we zagen dat sport en bedrijfsleven steeds meer vervlochten raakten. De meeste stadions staan het grootste deel van de tijd leeg en zijn daardoor relatief dure gebouwen. Op die manier zouden we dat tegengaan. Toen de Arena klaar was, was het de enige in zijn soort. In de Verenigde Staten met de superdomes zagen we wel iets soortgelijks, maar in Europa niet. Tegenwoordig zijn die multifunctionele stadions wat meer gemeengoed. Het PSV-stadion bijvoorbeeld is ook multifunctioneel, de Kuip loopt nog wat achter vanwege de steeds verschuivende nieuwbouwplannen. Maar wie een nieuw stadion wilde bouwen, kwam bij ons kijken. Arsenal deed dat bijvoorbeeld, en Bayern München ook.’
Hoe ziet een stadion van de volgende generatie eruit?
‘Dat zal niet alleen in hoge mate gedigitaliseerd zijn, maar ook een toonbeeld van duurzaamheid. Digitalisering vormt een revolutie. Alles gaat omver, alle dogma’s en conventies. Ik vind dat spannend, ik krijg er energie van. Vernieuwen zit ons bij de Arena in het bloed. Ik kan niet helemaal overzien of er al stadions van die zesde generatie zijn, maar ik weet dat wij een van de koplopers zijn. Dat zie je bijvoorbeeld aan de dingen die we nu al samen met jullie doen aan duurzaamheid. We gebruiken stadswarmte, we hebben zevenduizend vierkante meter aan zonnepanelen, we koelen met water uit de Ouderkerkerplas. In het westelijk havengebied draaien twee windmolens bijna exclusief voor ons. Maar we gaan verder. Onlangs sprak ik met de directeur van de Dutch Datacenter Association. Er staan hier in de directe omgeving drie immense computercentra die enorm veel warmte afscheiden. Misschien kunnen wij die energie gebruiken, zodat onze energierekening naar beneden kan en we verder kunnen verduurzamen.’
Waarom kunt u die voortrekkersrol vervullen?
‘Een stadion heeft een enorme impact op een gebied. Dat beperkt zich niet tot de gevel, maar gaat ook over zaken als veiligheid, mobiliteit en duurzaamheid. Je maakt deel uit van een grotere community. Dat schept verantwoordelijkheden. We hebben een apart innovatieteam opgericht, waarin ook mensen van bijvoorbeeld Microsoft en Huawei zitten. We zoeken bedrijven die ons inspireren. Dat begint nu langzaam te werken. Ik ben de afgelopen jaren in onder andere Brazilië en Qatar geweest. Daar adviseer ik niet alleen, ik kom ook met ideeën terug. Onze nieuwe grastechnologie bijvoorbeeld, een hybride grasmat, die bestaat uit een gewone grasmat met een kunststof bodem en tien procent kunststof grassprieten, hebben we bij Real Madrid opgepikt. Het Bernabéu-stadion heeft hem onlangs ook aangeschaft. Innovaties op het gebied van ICT en apps hebben we overgenomen van Amerikaanse stadions. Maar we leren niet noodzakelijkerwijs van vakbroeders. We krijgen ook energie van bedrijven als Airbnb en Uber.’
Waarom bent u zo met duurzaamheid bezig?
‘Dat begon zo rond 2005 met corporate en social responsibility, na de schandalen met bedrijven als Enron en met de totstandkoming van de code-Tabaksblat en de code-Frijns. Bedrijven zagen in dat ze hun verantwoordelijkheid moesten nemen voor de samenleving, het milieu, de toekomst, voor onze kinderen. Onze aandeelhouders zagen dat ook, met voorop de gemeente Amsterdam, die 48 procent van de aandelen heeft. Toenmalig wethouder milieuzaken Maarten van Poelgeest wilde van de Amsterdam Arena een icoon van duurzaamheid maken. In 2010 is afgesproken dat de Arena rond 2015 CO2-neutraal zou zijn. Dat zijn we nu, sinds vorig jaar. CO2-neutraal zijn is niet per se goedkoper, maar daar ging het niet alleen om. De keuze voor stadswarmte en -koude is niet door kortetermijngedachten ingegeven. Het heeft tot commitment geleid, teamgeest. Ik herinner me dat al onze zakenpartners hier waren om een overeenkomst te sluiten, een green deal. Zo’n vijftien partijen, waaronder Nuon, BAM, Philips, Coca-Cola en Grolsch, hebben hun handtekening gezet en daarmee de duurzame doelstellingen van de Arena onderschreven. Op die manier kunnen we ook van onze toeleveranciers eisen dat ze een bijdrage leveren aan onze ambities. Dat proces is in volle gang. Zelf gaan we beginnen met het opvangen van afvalwater. Dat grijze water gebruiken we straks om het veld te besproeien en de toiletten door te trekken. Want het is absurd dat we daar drinkwater voor gebruiken.’
Hoe wordt dat intern opgepikt?
‘Prima. Ik ben natuurlijk niet de enige die bedenkt wat we allemaal kunnen doen, dat is een taak van het hele management. We hebben een apart team samengesteld, want niet iedereen houdt van innoveren, veel mensen hechten aan routine en hebben liever dat alles bij het oude blijft. Daarom hebben we er ook een wedstrijdje van gemaakt – we zijn niet voor niets een voetbalstadion! We trekken sprintjes, het moet van binnenuit komen bij de mensen. En als je er zo mee bezig bent als wij, dan wordt het ook leuk. Ik had een tijdje terug een chirurg/bestuurder uit het AMC over de vloer die het precies zo uitdrukte. Soms moet je sleuren om mensen mee te krijgen, soms denken mensen: daar heb je hem weer met zijn duurzaamheid, maar uiteindelijk raakt iedereen enthousiast. We zagen ook dat ons zogeheten innovatielab aandacht trok van de buitenwereld. Partijen als KPN, Philips en TNO willen zich bij ons aansluiten. Jan Rotmans, hoogleraar transitiekunde aan de Erasmus Universiteit, een dwarsdenker en een ver-kijker, heeft ons geïnspireerd met zijn toekomstbeeld. Met de stad Amsterdam, die wil uitgroeien tot smart city, hebben we een deal gesloten. Amsterdam ziet ons als laboratorium en showroom van de stad.’
Als bedrijf ben je natuurlijk afhankelijk van andere partijen om duurzame initiatieven te realiseren. Hoe ziet u dat?
‘Dingen grijpen op elkaar in. We zijn bezig de gasontladingslampen in het stadion te vervangen door ledlampen. Dat scheelt ongeveer dertig procent in energiekosten. Maar dan realiseer je je ook ineens dat de gelijkstroom die overdag wordt opgewekt door onze zonnepanelen eerst wordt omgezet in wisselstroom om aan het elektriciteitsnet te kunnen leveren en ’s avonds weer in gelijkstroom moet worden omgezet voor die ledverlichting. Er gaat dus twee keer een enorme hoeveelheid energie verloren. Dat moet anders kunnen. Opslag van energie is hét issue van deze tijd. Maar we zien dat dingen nu op hun plaats vallen. We praten met een grote multinational die zegt ons daarvoor geschikte batterijen te kunnen leveren. Als we op het aanbod ingaan, krijgen we niet alleen de mogelijkheid ten dele zelfvoorzienend te worden qua elektriciteit maar we kunnen tevens elektrische auto’s, die we van hen ter beschikking krijgen, op dat net aansluiten. Daar kijken we heel serieus naar. Ik mag nog geen namen noemen, maar het gaat om een heel grote club. Over een paar maanden weten we meer. Kijk, we nemen alles serieus. Er komt elke dag wel iemand langs die zegt een goed idee te hebben. In plaats van ‘donder op’ te zeggen, luisteren we naar ze.’
Waar bent u nog meer mee bezig?
‘Wij genereren natuurlijk veel verkeer, wat leidt tot veel CO2-uitstoot. Dat hopen we de komende jaren terug te dringen. Hoe? Met elektrische auto’s, door mensen te verleiden met trein of bus te komen, door carpooling. Over een paar jaar reserveer je met je elektrische auto een timeslot op de snelweg, tik je in waar je heen wilt, en dan weten wij en jij precies wanneer je hier aankomt. Dan krijg je geen taferelen zoals bij het recente optreden van Coldplay, waar mensen na een communicatiefout hun auto op de A2 parkeerden om toch maar op tijd in het stadion te zijn. Die ontwikkelingen gaan voor een deel buiten ons om, maar wij fungeren werkelijk als laboratorium en verbindingsplatform. Omdat wij hier om de twee weken vijftigduizend mensen ontvangen, wil iedereen meedoen. Laatst hadden wij op een donderdagavond vijfenzestigduizend bezoekers bij een concert van de Toppers. Diezelfde avond trad Rod Stewart hiernaast op, in de Ziggo Dome, en was er ook een concert in de Heineken Music Hall. Het was bovendien koopavond. Bij elkaar trok dit gebied een kleine honderdduizend bezoekers. Een heksenketel. We hadden hier met alle betrokkenen een open mobiliteitscentrum ingericht, met politie, brandweer, wegbeheerders, Rijkswaterstaat, parkeerbeheerders, openbaar vervoerders met een tiental beeldschermen, een callcenter – ook voor social media – noem maar op. Vroeger werd het verkeer geregeld door agenten op een brommer die ergens een stoplicht op groen zetten. Deze keer ging alles in dwarsverbanden, niet in aparte kolommen. Als bezoekers vanwege drukte een andere route moesten nemen, werd dat getwitterd zodat we iedereen bereikten. Het was een genot om te zien. Zo gaan we ook om met veiligheid; elk evenement bereiden we uitgebreid voor met alle betrokken instanties. We maken risicoanalyses en stellen draaiboeken op. Voor elk evenement zetten we een specifieke veiligheids- en beveiligingsorganisatie op, die we voorzien van allerlei apparatuur, hulpmiddelen en een commandoruimte voor coördinatie. Afhankelijk van het risicoprofiel kunnen we deze organisatie op- of afschalen. Dit geheel vormt de kern van het event-managementteam, dat we samenstellen met de organisator, de politie, de brandweer en de GGD. Met duurzaamheid werkt het hetzelfde. Het is teamwork. We zitten met alle partijen aan tafel.’
De Arena streeft ernaar dat heel Amsterdam-Zuidoost in 2020 CO2-neutraal is. Hoe ziet u dat voor zich?
‘Door met heel veel partijen samen te werken. We zitten niet alleen met Nuon om tafel, maar ook met de andere grote spelers, zoals het AMC, ING met zijn nieuwe hoofdkantoor, Ikea, maar ook met netwerkbeheerder Liander. Langzaam begint er een beeld te ontstaan. Maar het hangt ervan af of mensen de handen uit de mouwen willen steken. Het belang van de menselijke factor is groot. Het is net als met voetballen: je pakt een bal en je gaat een wedstrijdje doen. Of als op school: jij kunt drummen, jij kunt gitaarspelen en ik piano: kom, laat ons een bandje beginnen! Met mensen die je energie geven, ga je verder. De Arena speelt wel een belangrijke rol, die wordt gezien als katalysator. Logisch, want we zijn natuurlijk ook een communicatieplatform. Wij zien ons zelf als facilitator.’
Wat vinden uw stakeholders daarvan?
‘We zetten de anderen niet onder druk, maar we trekken er wel aan. Soms moet je dingen uitleggen. Ik weet niet precies hoe het er in de corporate wereld aan toegaat, maar nu de regels worden aangescherpt zie je dat mensen risicomijdend worden. Voordat je het weet, word je aan de schandpaal genageld! Dat werkt contraproductief, want bij innovatie moet je kunnen falen. Daarom is het belangrijk dat we schouder aan schouder staan.’
Binnen beperkte kring staat de Arena bekend als een icoon van duurzaamheid. Waarom weet het grote publiek dat niet?
‘We hebben natuurlijk maar beperkte communicatiemogelijkheden. We hebben ons voorgenomen het beleid meer uit te dragen, maar het gaat natuurlijk niet om de Arena, maar om Ajax. Wij figureren in de schaduw van Ajax. De club vindt duurzaamheid ook belangrijk, maar voor Ajax draait het om voetbal, om de prestaties van het eerste elftal. Daar moeten wij het ook van hebben.’
Bestaan er over tien, twintig jaar eigenlijk nog stadions? Is de technologie niet zo geëvolueerd dat je thuis alles beter ziet?
‘Ik ben ervan overtuigd dat stadions altijd blijven bestaan, al zal er binnen de stadions heel veel veranderen. Maar voetbalfans zullen hun helden live willen blijven aanmoedigen, hoe goed je ze ook op tv of internet kunt volgen. Dat geldt ook voor popmusici, fans willen Beyoncé in levenden lijve kunnen zien. Wel staat voorop dat content king is. Er zal goed gevoetbald moeten worden, de popsterren moeten presteren. En het is onze taak om alle eventuele belemmeringen, alle dissatisfiers, weg te halen. We moeten goed bereikbaar zijn, bezoekers moeten gemakkelijk iets lekkers te eten of te drinken kunnen kopen, de ambiance moet passen. Je wilt niet dat mensen zeggen dat ze graag hadden willen gaan, maar dat ze – noem maar op – er niet konden komen, zich niet veilig voelden, niks te eten of te drinken konden krijgen. Het is het best te vergelijken met religie: gelovigen blijven naar de kathedraal komen. Het is een sociaal gebeuren van mensen die elkaar hier om de week treffen; echte fans zijn de laatsten die niet meer naar een stadion komen. Zakelijke bezoekers zullen als eerste afhaken. Daar zijn we dus heel alert op.’
Peter Smink is ceo en cfo van Nuon.
Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 07 2016.